2-83

2-83

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 7 DECEMBER 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de voorwaarden tot adoptie» (nr. 2-286)

De voorzitter. - Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer, antwoordt namens de heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Enkele weken geleden stelde ik reeds een vraag om uitleg aan de minister van Justitie om te weten te komen of de Belgische burgerlijke wetgeving sedert 1995 is veranderd wat de vorm- en grondvoorwaarden voor adoptie betreft. Op het eerste gezicht lijkt dit een overbodige vraag, aangezien de wetgeving nog niet is gewijzigd. Toch blijken er zich op het terrein zeer grote problemen van rechtszekerheid voor te doen over de interpretatie van het Vlaams decreet en de wisselwerking met de federale wetgeving. Daarom achtte ik het nodig ook aan de minister van Buitenlandse Zaken meer uitleg te vragen.

De Raad van State heeft reeds tot tweemaal toe geoordeeld dat het afleveren van een getuigschrift van bekwaamheid en geschiktheid tot adopteren behoort tot de bevoegdheid van de federale wetgever en niet tot die van de Vlaamse of Franse gemeenschap. Het is dan ook overduidelijk dat het systeem dat door het decreet van de Vlaamse gemeenschap van 15 juli 1997 werd ingesteld, gebaseerd is op vrijwilligheid. Artikel 3 zegt immers: "Dit decreet is van toepassing op alle interlandelijke adopties waarbij de kandidaat-adoptant de wens heeft uitgedrukt te willen adopteren, hetzij door bemiddeling van een erkende adoptiedienst, hetzij op zelfstandige wijze, maar toch een beginseltoestemming van de Vlaamse centrale autoriteit wenst te verkrijgen."

De jure kan er dus geen betwisting over bestaan dat, zolang er geen federale wetgeving bestaat die het verkrijgen van een beginseltoestemming voorafgaandelijk aan de adoptie zou opleggen, Vlaamse kandidaat-adoptanten ervoor kunnen opteren om niet de procedure via Kind en Gezin te volgen. De facto echter blijken voor bepaalde landen Vlaamse en federale administraties ervoor te zorgen dat de vrijwilligheid van de Belgische regelgeving een verplichting wordt. De burger weet daardoor niet meer wat zijn rechten en plichten zijn.

Voor Vietnam bijvoorbeeld is de situatie de volgende. Op 21 december 1998 is er aangaande adopties door Belgen in het buitenland overleg geweest tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gemeenschappen; Daar werd beweerd dat na de datum van 21 december 1998, attesten aangaande adoptiebekwaamheid enkel worden gegeven door ACAI en door Kind en Gezin en dat uitspraken van notarissen of procureurs geen juridische waarde hebben. Tot die datum werden ook door het ministerie van Buitenlandse Zaken attesten gegeven ter bevestiging dat kandidaat-adoptanten voldoen aan de grond- en vormvoorwaarden van het Burgerlijk Wetboek om te adopteren.

De heer Luc Martens, destijds Vlaams minister van Gezin en Welzijn, schreef in een brief van 23 april 1999: "Ingevolge een beslissing van het ministerie van Buitenlandse Zaken d.d. 21 december 1998 worden geen attesten meer verleend houdende een verklaring dat de kandidaat-adoptanten beantwoorden aan de Belgische vereisten tot adoptie."

Vietnam eist, minstens sinds 1995, dus ruim voor het systeem zoals bepaald in het Vlaamse decreet in werking trad, het volgende: "A certificate, not more than 6 months old of the authorised State institution of the country of which the applicant is a citizen, that the person concerned is qualified to bring up an adoptive child in accordance with the laws of that country, and that the adoption of Vietnamese children is recognised by that country."

(Voorzitter: mevrouw Sabine de Bethune, eerste ondervoorzitter.)

In een brief van 2 februari 1999 van de Belgische ambassade in Hanoi aan het Vietnamese ministerie van Justitie wordt bevestigd dat de Vietnamezen hiermee bedoelen: "Lorsqu'une procédure d'adoption au Vietnam est entamée, les candidats à l'adoption belges ont à présenter une attestation faisant état de leur capacité à adopter selon les dispositions du Code civil belge, en particulier les articles 345 et 346." De beginseltoestemming van ACAI of Kind en Gezin kan mijns inziens niet voldoen aan de hoger vermelde vereiste, omdat de federale wet de grond- en vormvoorwaarden voor adoptie bepaalt. De Vlaamse beginseltoestemming is veeleer een beoordeling over de geschiktheid tot opvoeding van een adoptiekind. Hoe kan immers een Vlaamse instelling controle uitoefenen over de Belgische federale wetgeving?

Toch schrijft de Belgische ambassade in Hanoi in de hoger vermelde brief van 2 februari 1999 aan het Vietnamese ministerie van Justitie: "... il a été décidé que les seules Autorités Communautaires pour l'Adoption Internationale - dus ACAI en Kind en Gezin - peuvent désormais délivrer des attestations aux adoptants, qu'ils aient ou non recours à un organisme agréé. Cette mesure est d'application immédiate. Les deux seuls types de formulaires d'attestation de capacité dont les modèles se trouvent en annexe sont destinés aux autorités vietnamiennes en vue d'une adoption par des adoptants résidant en Belgique." Dan komt het meest verbazingwekkende: "La loi belge ne reconnaît aucun autre type d'attestation. En conséquence, l'ambassade de Belgique à Hanoi prie le ministère de la Justice de la République socialiste du Vietnam de bien vouloir l'informer des cas où des adoptants belges se présenteraient munis d'autres attestations émanant d'autres instances que les précitées, de préférence par la communication à l'ambassade d'une copie desdites attestations ainsi que l'identité des adoptants en question. De tels candidats à l'adoption ne peuvent donc pas adopter au Vietnam aux termes des dispositions légales actuellement en vigueur en Belgique."

Argumenteren dat de Vietnamese autoriteiten de beginselverklaring afgeleverd door de Gemeenschappen eisen, en dat de Belgische autoriteiten met de huidige toestand geen uitstaans hebben is, gelet op de genoemde brief van de ambassade in Hanoi, een loopje nemen met de waarheid. Wanneer Vlaamse kandidaat-adoptanten informatie vragen over adoptie in Vietnam, wordt hun door de consul gewoonweg meegedeeld dat vrije adoptie in Vlaanderen niet meer kan. Op welke teksten baseert de consul zich?

Het Verdrag van Den Haag op de internationale adoptie geeft als principe aan dat het land van het adoptiekind autonoom over de adopteerbaarheid van het kind oordeelt. Het land van herkomst van de kandidaat-adoptant, in casu België, geeft aan welke de vorm- en grondvereisten zijn die wettelijk zijn vereist en geeft aan welke nationaliteit het geadopteerde kind zal verkrijgen. Het huldigt tevens als principe dat beide staten alles zullen doen om de procedure zo snel en vlot mogelijk te doen verlopen. Dit laatste is zeer belangrijk omdat de mogelijkheid tot hechting van een jong kind blijkbaar slechts gedurende een zeer korte periode kan gebeuren. Thans blijkt dat dossiers die voor de Vietnamese autoriteiten zijn afgehandeld, opnieuw worden gecontroleerd op de Belgische ambassade en dat systematisch wordt geweigerd een paspoort af te leveren aan kinderen die door Belgen geadopteerd zijn in Vietnam indien geen beginseltoestemming van Kind en Gezin of ACAI bij het dossier is gevoegd. Het gaat zelfs zo ver dat Vietnamese onderdanen worden geconvoceerd om verklaringen over deze dossiers af te leggen. De federale wetgeving spreekt nochtans nergens over een beginseltoestemming en het Vlaamse decreet geeft duidelijk aan dat het een vrijwillig systeem is. Het spreekt voor zich dat deze toestand de rechtszekerheid van de Vlaamse burger niet ten goede komt. De vraag is of een dergelijke interpretatie van de Belgische regelgeving de toets van een onafhankelijke rechter kan doorstaan. Dit geldt des te meer daar ik verneem in de pers dat de regering inderdaad erkent dat het afleveren van een beginseltoestemming een federale bevoegdheid is, en dat in het neer te leggen ontwerp van adoptiewetgeving deze bevoegdheid aan een federale autoriteit, namelijk de vrederechter, wordt toegekend.

Kan een Vlaamse administratie op rechtsgeldige wijze een uitspraak doen over het al dan niet voldoen aan de vorm- en grondvoorwaarden tot adoptie, zoals vervat in de artikelen 345 en 346 van het Burgerlijk Wetboek, en hierover attesten afleveren?

Kan een federaal bestuur, in de huidige stand van zaken, zonder wettelijke basis, een dergelijke bevoegdheid overdragen aan een gemeenschapsinstelling? Kan een ambassade aan een buitenlands ministerie meedelen dat Belgische kandidaat-adoptanten, uit hoofde van de huidige Belgische wetten, enkel kunnen adopteren met een attest van Kind en Gezin of ACAI? Zo ja, kan de minister mij dan de exacte wetsbepalingen aanduiden waaruit zou blijken dat voor internationale adoptie de Belgische regelgeving verplicht aan kandidaat-adoptanten oplegt dat voorafgaand een beginseltoestemming wordt verkregen?

Indien deze regelgeving niet zou bestaan, kunnen de ministers dan duidelijkheid scheppen in deze materie en, in afwachting van federale wetgeving, een federale instantie de bevoegdheid geven te attesteren over het voldoen aan de vereisten van het Burgerlijk Wetboek?

Is het logisch dat in strijd met het Verdrag van Den Haag op de internationale adoptie, dat in artikel 35 bepaalt dat de staten er alles moeten aan doen de procedure zo vlot mogelijk te laten verlopen - de gebruikte term is "expeditiously" - en in de artikelen 4 en 16 bepaalt dat het land van herkomst van het kind autonoom over de adopteerbaarheid oordeelt, Belgische ambassades het onderzoek naar de adoptievoorwaarden overdoen?

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Mevrouw de voorzitter, de vraag van mevrouw Taelman biedt mij de gelegenheid om een vraag te stellen over uitspraken van de minister van Justitie inzake adoptie in de Kamercommissie. Ik begrijp dat mevrouw Durant niet zo maar een antwoord uit haar mouw kan schudden. Na mijn uiteenzetting zal ik mijn vragen gewoon afgeven, in de hoop een schriftelijk antwoord te krijgen van de minister van Justitie.

Vorige week heeft minister Verwilghen in de Kamercommissie aangekondigd dat hij ten laatste begin volgend jaar een wetsontwerp zal indienen waardoor homokoppels het recht zullen krijgen om kinderen te adopteren.

Het zou uitsluitend gaan om de adoptie van Belgische kinderen aangezien het Verdrag van Den Haag niet voorziet in adoptie van buitenlandse kinderen door homokoppels. De minister wil het huidige ontwerp wijzigen om tegemoet te komen aan het advies van de Raad van State hieromtrent.

Kan de minister mij meedelen wat de Raad van State terzake juist heeft geadviseerd?

Verschillende psychologen hebben erop gewezen dat adoptie door homokoppels niet in het belang is van de kinderen zelf, maar enkel tegemoetkomt aan de kinderwens van homokoppels die deze wens niet zelf kunnen realiseren. Dat is nu eenmaal een natuurwet.

Vindt de minister niet dat het belang van het kind moet primeren op de kinderwens van homokoppels?

Zal het nieuw wetsontwerp geen nieuwe discriminatie in het leven roepen, namelijk een verschil in behandeling tussen Belgische en buitenlandse kinderen? Zijn kinderen van politieke vluchtelingen die in België verblijven, ook Belgische kinderen? Kan de minister meedelen of het Verdrag van Den Haag directe uitwerking heeft in België? Als het Verdrag van Den Haag niet voorziet in adoptie door homokoppels, is dat verdrag dan niet discriminerend? Zo ja, moet België het Verdrag van Den Haag dan niet afwijzen?

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Mevrouw de voorzitter, ik zal het antwoord voorlezen van minister Michel over de Vietnamese adopties. Ik ben echter niet bevoegd om te antwoorden op de vraag over de adoptie door homokoppels.

Zoals de vraagsteller voorafgaandelijk zelf heeft gezegd, behoort deze materie tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Over het aandeel van het departement Buitenlandse Zaken heeft er overleg plaatsgevonden tussen de Belgische overheid en de Vietnamese regering ten einde zekerheid te bekomen over de juridische context waarin de adoptie van uit Vietnam afkomstige kinderen dient te verlopen.

Van Vietnamese zijde werd gewezen op de verplichting een attest voor te leggen waaruit niet alleen de juridische bekwaamheid van de Belgische adoptant blijkt, maar tevens de feitelijke bekwaamheid om een geadopteerd kind op te vangen en op te voeden. De juridische bekwaamheid van een adoptant wordt bepaald in het Burgerlijk Wetboek en kan dus enkel worden bevestigd door de federale overheid.

De certificatie van de feitelijke bekwaamheid is ingewikkelder. Ik stel vast dat de Gemeenschappen een aantal decretale bepalingen hebben ingevoerd, waaruit blijkt dat hun diensten bevoegd zijn voor een aantal aspecten van de adoptie. Ik verwijs hierbij naar de decreten van 3 mei 1989 en van 15 juli 1997 van de Vlaamse Gemeenschap, het decreet van 4 maart 1991 van de Franstalige Gemeenschap en het decreet van 20 maart 1995 van de Duitstalige Gemeenschap. Het komt niet aan de minister van Buitenlandse Zaken toe te oordelen of deze decreten al dan niet een grondwettelijke bepaling zouden schenden en daardoor geen uitwerking zouden hebben. Belanghebbenden kunnen zich tot de rechterlijke macht wenden ten einde hun eventuele grieven tegen deze decreten te uiten.

Wat de adoptie in Vietnam zelf betreft, bepaalt de Vietnamese regelgeving dat de kandidaat-adoptanten ondermeer een bewijs moeten voorleggen van hun feitelijke bekwaamheid om een kind te adopteren. Deze verplichting wordt dus niet door de Belgische wetgeving opgelegd maar door de wetgeving van het land van oorsprong van de kinderen.

Tenslotte vestig ik uw aandacht op het feit dat onze ambassades in het buitenland de regelmatigheid van de voorgelegde buitenlandse stukken moeten controleren alvorens ze te legaliseren of er juridische gevolgen aan te verbinden. In het geval van een adoptie zal de ambassade, als eerste Belgische overheid aan wie de beslissing wordt voorgelegd, nagaan of aan de voorwaarden tot erkenning van een vreemde adoptie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. In bevestigend geval kan het Belgische paspoort aan de geadopteerde worden uitgereikt of kan er een visum voor gezinshereniging worden afgegeven.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Uit het antwoord dat de minister namens de minister van Buitenlandse Zaken heeft voorgelezen blijkt dat uitsluitend de federale overheid kan attesteren over de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. De huidige toestand, waarbij er één enkel attest over de bekwaamheid door een gemeenschapsparastatale wordt afgeleverd, is onaanvaardbaar. Ik acht het niet meer dan logisch dat er maatregelen zullen worden genomen om het huidige feitelijke verbod tot attesteren door de federale overheid op te heffen.

Voorts wordt de bevoegdheid van de Belgische ambassade op het vlak van de controle duidelijk omschreven: ze moet de formele regelmatigheid van de buitenlandse adoptie controleren. De inhoudelijke controle - het opnieuw controleren van de achtergrond van het buitenlandse kind, het convoceren van de moeder op de ambassade, het wegnemen en kopiëren van documenten uit de dossiers van een buitenlandse adoptieorganisatie - valt buiten de bevoegdheid van de ambassade.

Men mag de correctheid van de buitenlandse documenten niet automatisch in twijfel trekken wanneer de beginseltoestemming of de documenten van de adoptieorganisatie die van Kind en Gezin het monopolie heeft gekregen ontbreken. Indien de procedure volgens de Vietnamese wetgeving correct is verlopen, heeft België enkel de taak om na te gaan of aan de formele vereisten is voldaan. Er moet niet worden gecontroleerd of de adoptant over een beginseltoestemming van Kind en Gezin of van ACAI beschikt aangezien de Belgische regelgeving dit niet vereist. De ambassade mag enkel controleren of aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek is voldaan.

De minister zegt niet welke maatregelen hij zal nemen om de Belgische ambassade te Hanoi, die deze principes met voeten treedt, op haar plichten te wijzen.

Voorts betreur ik dat de minister in zijn antwoord niets vermeldt over de inhoud van het schrijven van 2 februari 1999 van de Belgische ambassade van Hanoi aan het Vietnamese ministerie van justitie. Dit schrijven bevat verklaringen die volledig in tegenspraak zijn met het antwoord dat de minister mij thans heeft gegeven. Tot driemaal toe wordt er gezegd dat de Belgische regelgeving het voorleggen van een beginseltoestemming verplicht en dat elke attestatie van een federale overheid van geen enkele waarde is. Zal de minister het Vietnamese ministerie van justitie contacteren om de brief van de Belgische ambassade te herroepen?

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Ik ben niet bevoegd om de vragen van mevrouw Taelman te beantwoorden. Ik zal haar repliek en haar bijkomende vragen bezorgen aan minister Michel die momenteel de top in Nice bijwoont.

-Het incident is gesloten.