2-83

2-83

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 7 DÉCEMBRE 2000 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Mia De Schamphelaere au ministre des Affaires sociales et des Pensions sur «la réduction Maribel» (n° 2-411)

Mme la présidente. - Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement, répondra au nom de M. Frank Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - In het voorjaar van 2000 werd veel gesproken over de wijze waarop de hoge Maribel-vermindering zou worden teruggevorderd van de ondernemingen die in de periode van 1 juli 1993 tot 30 juni 1997 deze vermindering van bijdragen hebben genoten.

Ondernemingen die in de bedoelde periode maximaal 50 werknemers tewerkstelden, moesten niets terugbetalen. Ook werkgevers voor wie het verschil tussen de hoge Maribel-vermindering en de gewone Maribel-vermindering minder dan 100.000 Euro bedroeg, werden van terugbetaling vrijgesteld. Dit hield in dat het voordeel dat ingevolge de toekenning van de hoge Maribel-vermindering over de bedoelde periode was ontstaan, meer dan 5,3 miljoen frank moest bedragen om tot terugbetaling gehouden te zijn.

Er is altijd gesteld dat er bijzondere regels van terugbetaling of zelfs van vrijstelling van terugbetaling kunnen worden toegepast voor ondernemingen voor wie de terugbetaling tot moeilijkheden of herstructurering zou kunnen leiden. In deze mogelijkheid is uitdrukkelijk voorzien in artikel 37bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen inzake sociale zekerheid. Nu blijkt dat de RSZ de ondernemingen die hierover een vraag stellen, antwoordt dat er helemaal geen koninklijk besluit komt en dat bedrijven die moeilijkheden ondervinden, geen enkele tegemoetkoming zullen krijgen.

Kan de minister het standpunt van de RSZ bevestigen? Welke uitleg kan worden gegeven aan de ondernemingen die hierdoor dreigen in ernstige financiële problemen te komen?

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Het geachte lid verwijst naar de terugvordering van de steun die in het kader van Maribel bis en ter werd verleend vanaf het derde trimester van 1993 tot en met het tweede trimester van 1997.

De Europese Commissie heeft op 4 december 1996 geoordeeld dat deze steun niet in overeenstemming was met de vigerende Europese regels. Dit oordeel werd bevestigd door een arrest van het Europese Hof van Justitie van 17 juni 1999. In de wet van 24 december 1999 werd de terugvorderingsprocedure waarnaar het geachte lid verwijst, geregeld.

Van de 745 betrokken werkgevers hebben er 569 voor een eenmalige terugbetaling geopteerd. Van een totaal verschuldigd bedrag van 11,11 miljard frank aan eenmalige terugstortingen werd tot op vandaag reeds 10,9 miljard betaald.

176 bedrijven hebben geopteerd voor een betaling per trimester, gespreid over 12 trimesters. Van een totaal verschuldigd bedrag van 3 miljard frank aan trimesteriële terugbetalingen werd reeds 494 miljoen betaald.

Artikel 103, §4, bepaalt inderdaad dat de Koning bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bijzondere terugbetalingswijzen kan uitwerken voor de bedrijven die door de terugbetaling in moeilijkheden zouden komen, of hen kan vrijstellen van terugbetaling.

De vertegenwoordigers van de Europese Commissie hebben echter gemeld dat de overheid geen koninklijk besluit mag uitvaardigen waardoor op een algemene wijze betalingsvoorwaarden worden verleend aan bedrijven die ingevolge de terugbetaling van de steun in het kader van de Maribel bis en/of ter tot herstructurering zouden moeten overgaan. De Europese Commissie staat enkel algemene maatregelen toe die gelden voor alle bedrijven in moeilijkheden en die uiteraard conform de Europese richtsnoeren terzake moeten zijn.

De houding van de Europese Commissie is dus dat de ten onrechte ontvangen steun alleszins moet worden terugbetaald. Nadien kan, geval per geval, worden onderzocht of steunmaatregelen kunnen uitgewerkt worden conform de Europese richtsnoeren inzake steun aan bedrijven in moeilijkheden. In die zin is de minister het volledig met de RSZ eens.

De RSZ beschikt niet over de bevoegdheid om algemeen geldende maatregelen te nemen voor bedrijven in moeilijkheden. Specifieke maatregelen zijn, gelet op de houding van de Europese Commissie, uiteraard helemaal onaanvaardbaar.

De minister van Sociale Zaken heeft niet de bevoegdheid om maatregelen voor bedrijven in moeilijkheden te nemen. Bedrijven die van oordeel zijn dat zij ingevolge de terugbetaling tot herstructurering moeten overgaan of failliet dreigen te gaan, kunnen hierover een dossier indienen bij de minister van Werkgelegenheid. Elk dossier zal, zoals reeds gezegd, geval per geval moeten worden voorgelegd aan en worden onderzocht door de Europese Commissie.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Ik dank de minister voor het antwoord, maar betreur wel dat met de aankondiging van het koninklijk besluit verwachtingen werden geschapen.