Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-25

ZITTING 2000-2001

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiën

Vraag nr. 655 van de heer de Clippele d.d. 15 mei 2000 (Fr.) :
BTW. ­ Overdracht van een bedrijfsafdeling met een gehuurd onroerend goed. ­ Overdracht van de huurovereenkomst.

Wanneer een belastingplichtige een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen overdraagt waarvan een gehuurd onroerend goed deel uitmaakt, moet de huurovereenkomst dan ook noodzakelijkerwijze worden overgedragen om te voldoen aan de vereisten van artikel 11 en 18, § 3, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ?

Antwoord : In beginsel moet de in de artikelen 11 en 18, § 3, van het BTW-Wetboek beoogde overdracht, alle elementen van het actief en het passief omvatten wanneer deze overdracht betrekking heeft op een algemeenheid van goederen, of wanneer het een bedrijfsafdeling betreft, het geheel van de geïnvesteerde elementen (roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk) die een onafhankelijke onderneming vormen die afzonderlijk door eigen middelen kan werken.

In het door het geachte lid beoogde geval, moet dus, in principe, het op het moment van de overdracht lopende huurcontract als element van het vermogen van de overdrager mee overgedragen worden.

In bepaalde gevallen aanvaardt de administratie evenwel dat de artikelen 11 en 18, § 3, van voormeld wetboek van toepassing kunnen zijn bij de overdracht van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling zonder dat het huurrecht wordt overgedragen.

Dat is onder meer het geval bij de overdracht van een bedrijfsafdeling, wanneer de overdrager het gebouw dat gebruikt werd voor de exploitatie van de overgedragen bedrijfsafdeling, bestemt voor de bedrijfsafdeling die hij behoudt en die er al in geëxploiteerd werd.

Zo is de overdracht van het huurrecht evenmin een noodzakelijke voorwaarde voor de toepassing van de artikelen 11 en 18, § 3, van het wetboek, bij de overdracht van een handelsfonds door een fysiek persoon, hetzij door inbreng in een vennootschap, hetzij door enig ander contract onder bezwarende titel.

Het spreekt evenwel vanzelf dat, in de twee hiervoor beschreven situaties, de toepassing van voormelde artikelen 11 en 18, § 3, de eventuele herziening van de belasting geheven van de verbouwings- of verbeteringswerken aan het gebouw waarvan het huurrecht niet is overgedragen, in hoofde van de overdrager niet belet. Inzonderheid zou deze herziening moeten gebeuren wanneer het gebouw, na de overdracht van de algemeenheid van goederen of de bedrijfsafdeling, bestemd wordt voor privé-doeleinden of voor een economische activiteit waarvoor geen recht op aftrek bestaat.