(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Een belastingplichtige levert werk in onroerende staat en neemt ten onrechte de BTW op in de facturen voor zijn medecontractant. Welke gevolgen heeft deze vergissing voor de medecontractant en diens leverancier ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.
Overeenkomstig artikel 51, § 1, 3º, van het BTW-Wetboek, is de belasting verschuldigd door eenieder die op een factuur of op een als zodanig geldend stuk de belasting over de toegevoegde waarde vermeldt, zelfs indien hij geen goed heeft geleverd noch een dienst heeft verstrekt. Hij wordt schuldenaar van de belasting op het tijdstip van het uitreiken van de factuur of het stuk.
Rekening houdend met de voornoemde bepaling is de leverancier, in de door het geachte lid gemaakte hypothese waarin een vergissing werd begaan op de door de leverancier uitgereikte factuur op het gebied van de door hem aangerekende belasting, gehouden de ten onrechte aan zijn klant in rekening gebrachte belasting als verschuldigde belasting op te nemen in zijn boekhouding en in zijn periodieke BTW-aangifte.
In de in het onderhavige geval gemaakte hypothese waarin een handeling effectief gerealiseerd is, staat niets in de weg dat de leverancier op grond van artikel 77, § 1, 1º, van het BTW-Wetboek, recht heeft op teruggaaf van deze belasting.
Bovendien moet de leverancier, zonder uitstel, de oorspronkelijk aan zijn klant uitgereikte factuur verbeteren door aan deze laatste een verbeterend stuk uit te reiken als bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde.
Dit aan de klant uitgereikt verbeterend stuk moet laatstgenoemde crediteren voor het bedrag van de aan hem ten onrechte aangerekende belasting. Er dient in dit opzicht te worden opgemerkt dat de klant deze belasting op definitieve wijze zal recupereren bij de leverancier en dat laatstgenoemde de teruggaaf van dit bedrag zal hebben bekomen van de Schatkist.
Dit verbeterend stuk moet bovendien enerzijds, overeenkomstig de bepaling van artikel 20, § 3, van het hogergenoemd koninklijk besluit nr. 1, de vermelding « belasting te voldoen door de medecontractant, koninklijk besluit nr. 1, artikel 20 » bevatten, en anderzijds, een verwijzing naar de oorspronkelijke factuur.
Het door de leverancier opgemaakte verbeterende stuk kan bovendien door hem worden gebruikt voor het uitoefenen van zijn recht op teruggaaf voor zover het exemplaar uitgereikt aan de klant ook de vermelding « BTW terug te storten aan de Staat in de mate waarin ze oorspronkelijk in aftrek werd gebracht » bevat en het document is ingeschreven in zijn teruggaafregister (zie artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde).
In dit opzicht kan de leverancier zijn recht op teruggaaf van de belasting die hij heeft moeten inschrijven in zijn periodieke BTW-aangifte om reden dat hij aan zijn klant een factuur heeft uitgereikt waarin aan laatstgenoemde een bedrag aan BTW in rekening werd gebracht, uitoefenen hetzij in diezelfde periodieke BTW-aangifte, hetzij in een volgende periodieke BTW-aangifte, op voorwaarde dat hij in laatstgenoemd geval de voorgeschreven termijnen naleeft.
Wat betreft de in de periodieke BTW-aangifte te vermelden verbeteringen, dient de leverancier het bedrag van de op de creditnota vermelde belasting dat vatbaar is voor teruggaaf te vermelden in rooster 64 van zijn aangifte, het bedrag van de maatstaf van heffing, exclusief BTW, in rooster 49 van zijn aangifte en tenslotte, het bedrag van deze maatstaf van heffing, exclusief BTW, in rooster 45 van zijn aangifte.
Bij wijze van toegeving en onder de hierna opgesomde voorwaarden, zal de administratie geen kritiek uitoefenen wanneer de leverancier, ter vereenvoudiging van zijn boekhoudorganisatie, de verbetering van de oorspronkelijk aan zijn klant uitgereikte factuur niet verricht aan de hand van slechts één verbeterend stuk zoals voorzien in artikel 12 van het hogergenoemd koninklijk besluit nr. 1, maar wel door middel van twee stukken op te maken en uit te reiken aan zijn medecontractant, hetzij, enerzijds, een stuk ter volledige annulering van de oorspronkelijke factuur en, anderzijds, een nieuwe factuur conform de bepalingen van artikel 20, § 3, van het voornoemd koninklijk besluit nr. 1.
In dit geval zijn de door de leverancier na te leven voorwaarden de volgende :
het annulerend stuk en de nieuwe conforme factuur moeten gelijktijdig worden uitgereikt aan de medecontractant;
de nieuwe factuur moet zowel verwijzen naar het annulerend stuk als naar de oorspronkelijke factuur.
Wat de gevolgen voor de medecontractant betreft, deze mag op grond van de eerste factuur die hem door de leverancier werd uitgereikt, in geen geval de belasting in aftrek brengen die hem ten onrechte werd aangerekend.
Hij moet daarentegen het bedrag van deze belasting opnemen bij het bedrag van de verschuldigde belastingen in zijn periodieke BTW-aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin deze belasting opeisbaar is geworden (in rooster 56).
De medecontractant mag, in principe, zijn recht op aftrek slechts uitoefenen op het tijdstip waarop hij van zijn leverancier, naargelang van het geval, hetzij het enig verbeterend stuk ontvangt, hetzij het annulerend stuk en de nieuwe conforme factuur gelijktijdig ontvangt.