2-76 | 2-76 |
M. le président. - Je vous propose de joindre la demande d'explications et la question orale. (Assentiment)
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De verwondering is een zeer creatieve menselijke gave, maar tot mijn spijt heb ik die verwondering in het dossier van BSE en Creutzfeld-Jakob al vele keren mogen ervaren. En mijn verwondering is groot.
Het verwondert me dat ik in 2000 nog altijd dezelfde antwoorden krijg als op mijn eerste vraag over BSE in de Senaat op 30 maart 1995. Intussen is er nochtans veel gebeurd, maar of er ook veel is veranderd, is mij niet helemaal duidelijk.
Het verwondert me dat er vandaag in ons land - gelukkig - nog geen enkel geval van Creutzfeld-Jakob door BSE-besmetting is vastgesteld, ook al stijgt het aantal vaststellingen van BSE en is het aantal vaststellingen van Creutzfeld-Jakob gestegen van 10 à 11 tijdens de jaren 1990-1999 tot 16 dit jaar.
Het verwondert me ook dat we nog niet "de moed hebben gehad", zoals dokter Vanopdenbosch het vandaag in De Morgen uitdrukt, om de Franse ante mortem BSE-tests uit te voeren, maar dat we wachten tot 1 januari 2001, ook al willen we er dan meteen meer dan 3 000 uitvoeren.
Het verwondert me dat België pas in 1994, ná de meeste andere Europese landen, het gebruik van dierenmeel in bepaalde voeders heeft verboden, ook al weet ik wel dat dit was en is ingegeven door ons rotsvast geloof in ons eigen BSE-detectiesysteem.
Het verwondert me dat we dit rotsvast geloof in de onfeilbaarheid van ons bijzonder streng controlesysteem blijven houden, ook al kenden we het Tragex-Gel-verhaal en ook al ben ik ervan op de hoogte gebracht dat tijdens het rundvleesembargo tegen Groot-Brittannië Britse vrachtwagens met Britse nummerplaten toch Brits slachtafval naar België bleven brengen, omdat de verwerking hier mogelijk bleef. Nu kwamen mij opnieuw hardnekkige geruchten ter ore dat bepaalde landbouwers liever hun koe laten doodspuiten dan het risico te lopen hun hele veestapel te moeten opruimen.
Het verwondert me ook dat de helft van de meest recente acht BSE-koeien na 1996 zijn geboren en dat enkel kruiscontaminatie en een zekere slordigheid als oorzaak van de besmetting worden aangegeven en nooit frauduleus gedrag, ook al weten we allemaal dat er in ons land nog altijd een zwart vleescircuit bestaat.
Het verwondert me in De Morgen van vandaag ook te lezen dat het CODA verklaart dat "landen die nauwgezet de controles uitvoeren, daarvoor economisch afgestraft worden... wat volledig tegen de logica indruist". Ik dacht toch dat de logica van volksgezondheid daarmee zeker niet compatibel kan zijn. Economie is iets anders dan volksgezondheid en is zeker secundair.
Het verwondert me ten slotte dat er geen aandacht wordt besteed aan het feit dat dit probleem in Europa vooral is opgedoken na het afschaffen van de binnengrenzen in 1993 en dat er vandaag nog steeds geen garantie is, noch voor vleeswaren, noch voor afgeleide producten, dat ze BSE-vrij zijn, ook al zijn ze in onze supermarkten vrij te koop.
Mijn verwondering is de voorbije dagen zeker niet verdwenen. Al op 30 augustus gaf de minister van Volksgezondheid een persbericht uit waarin ze reageerde op de nieuwste Britse wetenschappelijke resultaten van de werkgroep-Collinge inzake de BSE-Creutzfeld-Jakob-problematiek, en waarin ze de gegrondheid constateerde van de strenge Belgische maatregelen in dit verband. Ze vermeldde eveneens dat er een epidemiologische studie wordt uitgevoerd over de Belgische toestand inzake de relatie tussen BSE en Creutzfeld-Jakob.
Sindsdien is er alweer heel wat op dit terrein gebeurd. Eind september meldde onze pers dat er in Groot-Brittannië dit jaar reeds meer dan 80 Creutzfeld-Jakob-besmettingen door BSE waren vastgesteld, vandaag zijn er dat al 85, terwijl België daarentegen enkel het bijna normale gemiddelde van 16 Creutzfeld-Jakob-sterfgevallen kende. Bovendien werd nog in geen enkel geval vastgesteld dat een BSE-besmetting de oorzaak van de Creutzfeld-Jakob-besmetting was. Gelet op de lange incubatietijd van Creutzfeld-Jakob - een jaar of vijf als ik me niet vergis -, de verwantschap met bepaalde vormen van Alzheimer en het feit dat de BSE-epidemie vele jaren vroeger werd vastgesteld in Groot-Brittannië, verwondert het me ook dat pas vanaf 2010 zal blijken hoeveel Creutzfeld-Jakob-besmettingen er eigenlijk waren. Ik dacht dat dit vroeger moest kunnen, gelet op de incubatieperiode.
Ondertussen zoeken wereldwijd heel wat wetenschappers naar tests en vaccins om deze ziekte te voorkomen en te bestrijden, maar we durven ons toch af te vragen of onze wereldvermaarde Belgische wetenschappelijke teams wel over voldoende middelen beschikken om hun werk zeer snel en naar behoren te kunnen uitvoeren, want de tijd dringt en we blijven ons maar verwonderen.
Drie weken geleden werden in Groot-Brittannië trouwens de voorraden poliovaccins uit de handel gehaald, omdat ze mogelijk met BSE besmet zijn. We vragen ons dan ook af hoe het zit met de Belgische poliovaccins. Bestaat dit risico in België? Ook hier is polio immers weer in opmars en worden er vaccins, onder meer uit foetussen van kalveren, gemaakt. Nu de verticale overdraagbaarheid blijkbaar bewezen werd, bestaat er toch een gelijkaardig risico.
We weten in alle bescheidenheid dat onze detectie- en voorzorgssystemen misschien wel de beste zijn van de hele Europese Unie, maar toch meldde de pers vorige maand dat de invloed van de BSE-besmetting op de bevolking tot op heden slecht werd geëvalueerd. Ze citeerde daarbij de reeds lang gekende stelling van professor Vanopdenbosch dat volgens de berekeningsmodellen de BSE-epidemie van enkele tientallen tot enkele tienduizenden sterfgevallen kan veroorzaken. Zekerheid is er niet.
De epidemiologische studie waartoe de minister een paar maand geleden de opdracht gaf, was dus zeker verantwoord en we wachten met spanning op het resultaat.
Maar ook de datum van 1 januari 2001 nadert, waartegen de ongeveer 3 000 nieuwe BSE-testen zullen worden gedaan die op Europees niveau werden gepland en waaruit vermoedelijk nieuwe conclusies kunnen worden getrokken over de besmetting van onze veestapel en de overdracht op de mens. Volgens een aantal wetenschappers bedraagt de besmettingsgraad bij runderen 1 tot 2 op 1 000, maar niettegenstaande ons bijzonder efficiënt bewakingssysteem komen we in ons land bijlange niet aan dit cijfer. En dit doet vragen rijzen.
Begin dit jaar, toen in België de elfde gekke koe werd ontdekt - het zijn er inmiddels 18 geworden - stelde ik de minister van Landbouw daarover een paar vragen. Hij beweerde zeer terecht dat ons land reeds lang over een zeer efficiënt bewakingssysteem beschikt om BSE uit de menselijke voedingsketen te houden en dat er zal moeten worden samengewerkt met het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid om alle fundamentele beleidsmaatregelen te nemen. Dit is de juiste aanpak, maar we moeten wel opletten voor navelstaarderij.
In Groot-Brittannië, Australië en Canada werden bijzonder draconische maatregelen genomen, onder andere inzake het bloed geven en de ontsmetting van chirurgisch materiaal. Alle onderzoekers blijken immers bijzonder ongerust nu ook vast lijkt te staan dat verticale overdraagbaarheid wel mogelijk is en dat ook andere diersoorten dan runderen besmet kunnen worden en het prion kunnen doorgeven, ook varkens.
Het is dan ook begrijpelijk dat de uitleg die de minister van Landbouw mij begin dit jaar gaf, alweer voor een stuk achterhaald is. Daarnaast is eveneens duidelijk geworden dat de helft van de Belgische BSE-gevallen, in Groot-Brittannië zelfs meer dan 90%, via de dierlijke voedselketen is gebeurd. Kruisbesmetting via krachtvoeders kan niet worden uitgesloten, noch tijdens het vervoer, noch tijdens de fabricage. Precies op dat punt kan het beleid zijn invloed laten gelden.
Trouwens ook de Europese Commissie is voorstander van een volledig verbod op het gebruik van producten uit kadavers in veevoeder, geneesmiddelen en andere producten zoals lijm. Denk maar aan de postzegels waaraan we likken. Het kan evenwel nog meer dan een jaar duren vooraleer dit in Europese wetgeving is omgezet. Het voorzorgsprincipe gebiedt ons daar niet zo lang op te wachten. Ik wil zo snel mogelijk van mijn verwondering terzake verlost worden.
Er is ook het recente geval van besmet vlees bij het Franse Carrefour. We weten allen dat het vrij verkeer van goederen, dus ook van vlees, binnen de Europese Unie, waar niet alle landen dezelfde voorzorgplicht aan de dag leggen, het preventiesysteem eigenlijk zo lek maakt als een zeef.
Alles blijkt niet zo waterdicht te zijn als we wel zouden wensen en de ongerustheid van wetenschappers en wakkere burgers blijkt dus meer dan terecht te zijn.
Waarom maakte of publiceerde het CODA nooit een schatting van het aantal BSE-koeien dat zonder detectie in de voedselketen zou kunnen terecht gekomen zijn? Dat zou wellicht gedeeltelijk kunnen verklaren waarom we zover van de 1 tot 2 op 1000 zitten?
Waarom werden de 3.500 tests ante mortem die Europa tegen 1 januari 2001 wil laten gebeuren, niet eerder uitgevoerd? De Fransen hebben dat wel gedaan!
Waarom werd nog steeds geen systeem ingevoerd om ook de samenstelling van andere voeders, in casu varkensvoer, vrij te houden van risico-ingrediënten als dierlijk meel, teneinde kruisbesmetting te voorkomen op de gemengde landbouwbedrijven, de transportfirma's en de veevoederbedrijven? Ik weet maar al te goed hoe het er bij gemengde bedrijven aan toe gaat: alle soorten van voer gaan er van de ene zak in de andere, worden met dezelfde tractor vervoerd, enzovoort. Economische argumenten kunnen toch niet opwegen tegen de bescherming van de volksgezondheid? Het Belgische verbod bestaat natuurlijk wel op papier, maar we betwijfelen of dat ook op het terrein het geval is. Hebben de Ministerraad en de Raad van State al hun goedkeuring gegeven en, zo ja, wanneer wordt de maatregel juridisch uitvoerbaar. Welk handhavingsbeleid zal daar tegenover staan?
Inzake de Creutzfeld-Jakob-ziekte wil ik van de minister graag vernemen hoever het staat met het reeds twee maand geleden door haar bevolen epidemiologisch onderzoek?
Hoe staat het met de poliovaccins?
Hoe verhouden de jaarlijkse Belgische sterftecijfers ten gevolge van Creutzfeld-Jakob van vóór de BSE-epidemie zich tot die na de epidemie, en hoe is de vergelijking met de andere landen van de Unie?
Hoe kan worden verklaard dat de Creutzfeld-Jakob-sterftes ten gevolge van BSE-besmetting in Groot-Brittannië jaarlijks met 20 à 30% stijgen, terwijl in België nog geen enkele dergelijke besmetting werd vastgesteld, en ook de stijging van het aantal BSE-gevallen blijkbaar minimaal is?
Zijn de Belgische CJD-testen dezelfde als in Groot-Brittannië en elders en welke conclusies volgen daaruit?
Zijn de ministers op de hoogte van de conclusies van de Britse BSE-onderzoekscommissie van Lord Philips die vorige donderdag werden bekend gemaakt, en, zo ja, welke lessen worden daaruit getrokken voor het BSE-CJD-beleid in België.
(M. Guy Moens prend place au fauteuil présidentiel.)
M. Georges Dallemagne (PSC). - Le bureau du Sénat a proposé que je me joigne à l'interpellation de mon collègue. J'avais déposé une demande de question orale qui ne traite pas tout à fait de la situation de l'ESB et de la maladie de Creutzfeld-Jakob en Belgique mais plutôt des problèmes éventuels et particuliers des Belges qui ont séjourné pendant une période assez longue en Angleterre au moment où le risque était relativement important.
Le 27 octobre dernier, une commission d'enquête indépendante pointait les nombreuses erreurs commises par le gouvernement britannique dans la gestion de l'épidémie de la maladie de la vache folle depuis l'identification, en 1986, de la contamination humaine.
Comme l'a dit mon collègue M. Maertens, les estimations du nombre de personnes qui pourraient avoir contracté la maladie viennent d'être revues à la hausse ; on cite les chiffres de 100.000 à 150.000 pour les années qui viennent.
De nombreux Belges ont séjourné et séjournent encore en Angleterre pour des raisons professionnelles ou pour y faire des études. Je voudrais savoir si des mesures d'informations spécifiques ont été prises en leur faveur au moment de leur séjour et depuis leur retour.
Il semblerait que, lors des dons de sang, la Croix Rouge de Belgique demanderait aux donneurs potentiels s'ils ont séjourné en Angleterre au milieu des années 90. Cela confirmerait le risque que subissent ces personnes, sans qu'elles en soient elles-mêmes informées.
Avez-vous eu des contacts avec le gouvernement britannique ? Y a-t-il eu des directives émanant du ministère de la Santé britannique à l'attention de votre département ou du ministère des Affaires étrangères belges ? Avez-vous pris des contacts avec le gouvernement britannique pour obtenir des informations complémentaires quant aux risques que pourraient avoir subis des ressortissants belges ayant séjourné ou séjournant en Angleterre ?
S'attend-on à ce que les Belges concernés contractent la maladie de Creutzfeld-Jakob ? Des projections ont-elles été faites sur la base du contingent de Belges ayant séjourné en Angleterre et du risque qui vient d'être réévalué ? Se prépare-t-on à une telle éventualité ?
Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik wil de minister vooral meedelen dat ik uit mijn nabije en minder nabije omgeving talrijke ongeruste reacties ontvang. De mensen krijgen inderdaad zeer weinig informatie. Ze vragen zich af wat ze nog mogen eten, welke informatie de overheid precies geeft, bij wie ze met hun vragen en problemen terecht kunnen, enzomeer. Bovendien vertrouwen ze de Belgische statistieken niet erg aangezien daar alleen die dieren in worden opgenomen waarbij de ziekte werd vastgesteld aan de hand van zichtbare symptomen of hersenonderzoek. Een nieuwe actievere detectiemethode levert meer gekke koeien dan tot nu toe werden geregistreerd. Zwitserland, Frankrijk en Ierland beschikken over een snelle testmethode. Zwitserland staat met de priomix-test het verst. Tegen het einde van dit jaar zal de Europese Commissie een nieuwe testmethode opleggen, waarmee men al in een vroeg stadium een BSE-besmetting kan vaststellen.
Tot nu toe werden in de statistieken enkel die dieren opgenomen waarvan de besmetting werd vastgesteld. Kunnen we met deze nieuwe testmethode niet een stap verder zetten, door ervoor te zorgen dat deze onmiddellijk gebruikt wordt zodat we een duidelijk zicht krijgen op de toestand in België. De heer Maertens merkte daarnet terecht op dat wij er in België nog altijd bijzonder weinig over weten en dat wij pas in actie schieten als we onheilspellende berichten uit andere landen te horen krijgen.
M. Jean-Marie Happart (PS). - Les déclarations en sens divers faites sur les antennes inquiètent les consommateurs et les producteurs. En Région wallonne, des efforts considérables ont été entrepris, il y a plus de dix ans déjà, afin de mettre sur le marché des viandes de qualité ne présentant aucun risque en ce qui concerne l'ESB et vierges de dioxines, d'hormones ou d'antibiotiques. En 1990, la Région wallonne a adopté un décret instaurant deux organismes certificateurs chargés de garantir, l'un la traçabilité des animaux, l'autre la traçabilité des aliments destinés à l'élevage et l'engraissement du bétail. Lors du débat relatif à la création de l'Agence de la sécurité alimentaire, j'ai insisté sur la nécessité de mettre en place un dispositif permettant d'apprécier sur le terrain le fonctionnement de ces organismes. Notre expérience nous autorise désormais une maîtrise totale quant à la production de viandes de qualité exemplaire grâce, notamment, aux agriculteurs qui acceptent de cotiser pour participer à cette filière. Je voudrais donc connaître les mesures mises en oeuvre par l'Agence de sécurité alimentaire en vue de diffuser l'information. En effet, nul n'ignore que les médias font plus volontiers écho aux problèmes qu'aux réussites. Certains responsables de CPAS ou de cantines scolaires viennent de déclarer qu'ils prohiberaient la viande bovine jusqu'à plus ample informé alors que nos producteurs peuvent offrir une garantie totale.
J'estime qu'entreprendre maintenant un état des lieux à propos de la problématique de la vache folle revient à jeter un poisson dans la Meuse en espérant qu'il rejoindra la mer ! Le système belge de traçabilité et de « carte silhouette » établissant le lieu de naissance de tout animal abattu dans notre pays est reconnu partout dans le monde. En outre, le prélèvement pileux à la naissance autorise des comparaisons avec la viande offerte en boucherie sur la base de tests d'ADN et augmente encore la sécurité de la chaîne alimentaire. En fait, la Belgique se situe à l'avant-garde. En Angleterre, par exemple, il n'existe aucune carte d'identité animale alors que, chez nous, les animaux sont désormais parfaitement identifiables et que le cheptel de tout élevage au sein duquel la présence d'une bête suspecte est détectée est entièrement éliminé.
En Angleterre, on supprime les bêtes qui sont porteuses de la maladie et on ne touche pas au reste de l'exploitation.
Par ailleurs, tout le monde connaît la porosité des frontières de l'Angleterre, l'Ecosse et l'Irlande mais aucun contrôle n'existe et la traçabilité n'est pas assurée.
En ce qui concerne la problématique de la dioxine, les Français ont fait preuve d'un certain chauvinisme : ils ont invité la population à consommer de la viande française, prétendant qu'elle était garantie, ce qui n'était pas le cas. En revanche, la viande belge l'était. C'est d'ailleurs parce que les contrôles effectués chez nous sont plus sérieux qu'ailleurs que nous avons mis en évidence le problème de la dioxine, qui s'étendait vraisemblablement à l'ensemble du marché européen !
En Belgique aussi, nous aurions parfois avantage à nous montrer chauvins et à dire que nous avons des viandes d'une qualité exemplaire. Il faut rassurer le consommateur : il peut manger de la viande à condition qu'il se fournisse dans des boucheries ou des grandes surfaces travaillant avec des organismes certificateurs.
Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De heer Maertens vraagt of het mogelijk is om op basis van een studie te bepalen wat het aantal besmette runderen zou zijn geweest die voor menselijke consumptie zijn gebruikt zonder dat ze opgespoord werden. Zo een studie is niet uitgevoerd omdat dit onmogelijk is. Het zou heel interessant zijn om dit aantal te kunnen bepalen, maar de wetenschappelijke kennis om dergelijke studie op een verantwoorde manier te kunnen uitvoeren is niet voorhanden.
Vanaf 1 januari 2001 zal effectief gestart worden met de door Europa voorziene tests. Het gaat om een drieduizendtal tests. Dit aantal werd vastgesteld volgens berekeningen die door een expert zijn gemaakt. De reden waarom wij wachten tot 1 januari heeft niets te maken met een tekort aan moed, maar met het in gereedheid brengen van een bepaald controlesysteem. Er zijn verschillende soorten tests, men moet dus bepalen voor welke test zal worden gekozen en die keuze verantwoorden. Bovendien is er tijd nodig om een labo in te richten, het personeel aan te werven, de proefafname te regelen, de cofinanciering te voorzien, enzovoort. Overigens heeft men in Zwitserland, waar men nog vroeger dan in Frankrijk is begonnen met het testen, ondertussen de tests stopgezet. De reden daarvoor is dat zij niet weten wat ze met de resultaten kunnen doen. Van Ierland is mij niet bekend of ze testen uitvoeren. Dat zal ik laten nagaan. Het enige andere land waar men unilateraal begonnen is met testen, vooral met de bedoeling om te tonen dat ze als groot land het voortouw willen nemen, is Frankrijk. Er zijn echter weinig voordelen aan het uitvoeren van tests door één afzonderlijk Europees land. Frankrijk zal zich momenteel bitter beklagen dat zij alleen met die tests begonnen zijn. Immers, hoe meer men controleert, hoe meer men ontdekt. Dat is goed, maar als men als enig land een nieuw controlesysteem gebruikt, en men bijgevolg meer besmettingen vaststelt, krijgt de consument die begrijpelijkerwijs ongerust is, een heel negatief beeld van het Frans vlees. Het hoeft niet te verwonderen dat Spanje reeds gisterenavond beslist heeft om zijn grenzen te sluiten voor Frans rundvlees. Ik wil alles doen om een zo juist mogelijke inschatting te krijgen van het probleem en om met goede instrumenten en met kennis van zaken de kwestie aan te pakken. Op Europees vlak is een voorbereidende studie uitgevoerd, op basis waarvan men heeft beslist om vanaf 1 januari met de testen te beginnen.
Il n'y a pas de commune mesure entre la situation telle qu'elle se présente, d'une part, en Grande-Bretagne et au Portugal, et, d'autre part, dans les autres pays européens. Dans les deux premiers cas, l'ampleur du phénomène a été d'un tout autre ordre. Selon certaines indications, on se dirigerait néanmoins vers des situations plus ou moins comparables dans d'autres pays. Cela m'a été dit, entre autres, par M. Vanopdenbosch, que vous avez cité dans votre intervention.
Het is dus helemaal geen kwestie van de moed hebben of niet. Ik heb wel degelijk de moed om op te treden. Ik moet echter alles eerst op een rij zetten en het is voor een klein land als België altijd beter om samen met een hele groep landen actie te voeren. Zo wordt het probleem in één economische ruimte aangepakt.
Ik heb van Landbouw nog geen gegevens gekregen over de veevoeders, maar ik ben wel op de hoogte van een aantal zaken. Na het uitbreken van de dioxinecrisis in juni van vorig jaar werden, onder meer onder mijn impuls, alle kadavers van runderen vernietigd zodat ze niet meer in het veevoeder terecht konden komen. We hebben later een koninklijk besluit uitgevaardigd waardoor dat systeem voortgezet wordt, ook al is er van een dioxinebesmetting geen sprake meer.
We zijn niet bezig zijn met een "epidemiologische enquête" met betrekking tot de ziekte van Creutzfeld-Jakob. Er bestaat wel een netwerk van toezicht dat wordt beheerd door het Wetenschappelijk Instituut van Volksgezondheid en voorgezeten wordt door een academische overheid. Zij voeren actief toezicht uit op de vier types van Creutzfeld-Jakob, namelijk de sporadische, de genetische, de iatrogene en de fameuze variant. In België zijn er gevallen van de sporadische en genetische vorm aangetroffen, maar geen van de iatrogene vorm en ook geen geval van de variant die terecht met BSE in verband is gebracht. De afwezigheid van nieuwe gevallen van de variant is dus niet toe te schrijven aan het niet herkennen van de gevallen, want er wordt wel degelijk in alle richtingen gezocht om de verschillende types op te sporen. Bij ieder nieuw geval werden de verschillende testen uitgevoerd en het ging altijd om de sporadische of de genetische vorm.
In verband met de poliovaccins die in Groot-Brittannië van de markt zijn gehaald, heeft het comité Safety in medicine in 1989 al aanbevelingen geformuleerd om de firma's duidelijk te maken welke voorzorgsmaatregelen zij moesten nemen bij het aanmaken van inspuitbare producten. De Britse overheid heeft inmiddels een vaccin van een Engelse firma van de markt gehaald omdat het niet werd geproduceerd conform de aanbevelingen die in 1989 werden gedaan. Intussen heeft de Britse overheid België verzocht een vaccin te leveren. Wij worden dus door Groot-Brittannië als een "veilig land" beschouwd, dat wat te bieden heeft. Het theoretisch risico op overdracht van BSE via rundermateriaal is, in algemene termen gesproken, dus uiterst gering. Gelet op de situatie in Groot-Brittannië, en in lichte mate ook in België, moet er echter uiterst voorzichtig worden opgetreden, wat wij ook doen.
Ik kom tot de derde vraag. In Groot-Brittannië was de incidentie van de ziekte van Creutzfeld-Jakob vóór de BSE-epidemie, net zoals in alle andere landen van de Europese Unie, iets lager dan één per miljoen inwoners. In de sporadische vorm is de ziekte effectief zeer zeldzaam, maar de diagnose ook erg moeilijk. In Groot-Brittannië is de incidentie toegenomen na 1995, toen ze met de grote problemen geconfronteerd werden, voornamelijk door de aangroei van de variante vorm.
In september 2000 ging het om 73 bevestigde gevallen. Andere gevallen wachten op bevestiging. Parallel hiermee is ook het aantal gevallen van sporadische vormen licht toegenomen. Dit fenomeen kan in alle Europese landen worden geconstateerd omdat er thans een striktere controle wordt uitgevoerd.
In België bestaat sedert jaren een zeer efficiënt toezichtsysteem. Uiteraard moeten de resultaten altijd met de nodige voorzichtigheid worden beoordeeld, maar men moet tegelijkertijd durven toegeven dat in ons land niet altijd alles verkeerd wordt aangepakt. In dit opzicht ben ik geen Belgofiel, maar zeker ook geen Belgo-negativist.
De runderbesmetting in België is niet vergelijkbaar met die in Groot-Brittannië, waar ze werd geraamd op een miljoen besmette dieren in de incubatiefase die in de voedselketen zijn terechtgekomen. De duur van de incubatieperiode, die vijf jaar bedraagt, kan een verklaring zijn van de huidige toestand in Engeland.
In België is het risico op blootstelling duidelijk kleiner. Vermoedelijk is dit de reden waarom er voorlopig nog helemaal geen varianten van Creutzfeld-Jakob werden geconstateerd.
Op het ogenblik bestaat er geen test om de ziekte op te sporen. Alleen de autopsie maakt het mogelijk een onderscheid te maken tussen de klassieke gevallen en de varianten. Theoretisch is het mogelijk vóór het overlijden van de zieke een onderscheid vast te stellen aan de hand van een biopsie van de amandelen en de blinde darm. Een dergelijk onderzoek kan uiteraard niet op grote schaal op gezonde personen worden toegepast. Daarom blijft de autopsie de gulden regel. Voor de verschillende vormen van de ziekte wordt in alle landen van de Europese Unie dezelfde diagnoseprocedure gevolgd en dezelfde definitie gehanteerd, die in de Europese werkgroep wordt besproken. Belangrijk is dat met de huidige testen om BSE bij runderen op te sporen, slechts zes maanden vóór het effectieve uitbreken van de ziekte de diagnose kan worden gesteld. Dit betekent dat de ziekte niet kan worden gedetecteerd gedurende de lange periode waarin ze zich nog niet zichtbaar manifesteert. Om die reden heeft Zwitserland de onderzoeken stopgezet. Dit land is immers geen lid van de Europese Unie en weet niet precies op welke manier de onderzoeksresultaten moeten worden geïnterpreteerd.
Ik zal nog even ingaan op de problemen die door de heer Happart en door mevrouw Thijs werden aangehaald.
J'estime aussi que les autorités publiques doivent tenir compte de la peur des gens, sous peine d'être soupçonnées d'émettre des messages dans le seul but d'éviter la panique, ce qui ne permet pas d'atteindre le but recherché. Il faut prendre cette peur au sérieux mais la rationaliser, ce qui suppose un certain travail.
Je partage entièrement votre avis selon lequel les initiatives prises par certaines écoles sont irréfléchies. D'ailleurs, si les informations que j'ai entendues sur une radio néerlandophone sont correctes, c'est le fournisseur qui a pris l'initiative. Or, il est absurde de décréter actuellement que l'on ne peut plus manger du boeuf. Nous ne disposons d'aucune information de nature à nous inciter à émettre pareil message.
C'est la raison pour laquelle j'ai fait diffuser hier un communiqué de presse, à la suite d'une réunion. En effet, j'ai instauré, début septembre, un groupe de travail pour préparer la mise en oeuvre des tests, etc. Ce communiqué de presse expose, dans des termes clairs, ce que nous sommes en train de faire, pourquoi nous pensons qu'il n'y a pas, en ce moment, de raisons de prendre des mesures telles que celles que je viens d'évoquer. J'ai d'ailleurs fait parvenir ce communiqué à tous les ministres chargés de l'enseignement dans les Communautés ainsi qu'à tous les ministres régionaux et communautaires responsables de la santé publique, afin que nous parlions d'une même voix, notamment face à certaines réactions épidermiques. Je continuerai à donner des informations très régulièrement.
Je prendrai également contact, aujourd'hui encore, avec des collègues européens pour mettre ce point à l'ordre du jour du conseil « Santé publique » de l'Union européenne.
Quant à votre question sur les contacts qui ont été pris, je vous signalerai une réunion avec toutes les Régions, en ce qui concerne l'intégration du travail de l'agence par rapport aux dispositifs existants au niveau régional, par exemple, pour ce qui est des responsables de l'agriculture.
Il y a deux semaines, j'ai participé à une réunion interministérielle des ministres de l'agriculture de niveau national et régional afin d'examiner comment le travail de l'agence peut s'articuler avec le travail des régions. Dans ce contexte, le problème concret de la certification n'a pas encore été abordé en tant que tel. Par contre, pour l'enjeu de fond qu'est la traçabilité, nous sommes beaucoup plus avancés que tout autre pays européen. Un travail commun intensif est réalisé dans le cadre de la mise en place du système Beltrace qui doit faire le lien entre Sanitel, Beltrace, les abattoirs, etc. Dans ce contexte, les contacts nécessaires ont été établis avec les régions. Nous sommes face à un problème réel au niveau de tous les pays européens. D'après les informations dont nous disposons aujourd'hui, le problème est limité dans la plupart des pays européens mais il existe néanmoins une menace étant donné qu'on ne sait pas exactement comment découvrir les problèmes à temps. Je vous cite l'exemple du test qui donne uniquement un avantage de six mois par rapport à une période d'incubation beaucoup plus longue. C'est une incitation à aller de l'avant mais certainement pas une base scientifique validée pour créer un climat de crainte non justifiée. Il faut dire où l'on en est, comment on compte avancer et développer une politique de vigilance. C'est, d'après moi, la meilleur arme contre une panique aveugle. Je ne cherche pas a faire une mauvaise plaisanterie mais je tiens à dire qu'en créant une psychose qui aura des conséquences pour les producteurs de viande de boeuf, on risque de créer un problème de santé publique parmi ces producteurs, pour d'autres raison que la maladie de Creutzfeld-Jakob.
M. Georges Dallemagne (PSC). - Madame la ministre, je n'ai pas obtenu de réponse à mon intervention.
Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement. - La voici, monsieur Dallemagne. En ce qui concerne les Belges qui ont séjourné en Angleterre, une série d'institutions européennes nationales ont donné des avis. Je citerai la Blood supply foundation pour l'Angleterre, l'EMEA, le Conseil supérieur d'hygiène pour la Belgique, le Conseil national du sang, l'European blood alliance, le Conseil de l'Europe, l'agence française Sécurité sanitaire produits - santé et la Koninklijke Academie voor Geneeskunde. Tous ces avis convergent, sauf celui de la Koninklijke Academie. Cette dernière estime préférable que les personnes concernées ne puissent plus donner de sang. Tous les autres avis s'accordent à dire que la déleucocytation systématique lors d'une transfusion de globules rouges n'a pas été validée pour supprimer le risque et, de plus, comporte plus d'inconvénients - contamination bactérienne, perte de globules rouges et donc nécessité d'augmenter le nombre de donneurs, logistique, etc. - que d'avantages, lesquels sont quasiment nuls pour le prion. Quant à l'écartement des donneurs ayant résidé six mois ou plus en Grande-Bretagne, cette mesure entraînerait aussi plus de désavantages que de bénéfices par ailleurs douteux. En Europe, seule l'Autriche a pris une telle mesure. La Croix Rouge approuve entièrement la position recommandée en la matière par les différents organes d'avis et ne prend pas en considération le séjour en Angleterre dans son interrogatoire.
En ce qui concerne le point de savoir si les autorités britanniques nous ont contactés, la réponse est négative et il en est de même pour les autres pays.
Les autorités belges sont tenues très régulièrement au courant de l'évolution du problème, notamment par les instances européennes chargées d'évaluer celui-ci. Comme je l'ai dit, compte tenu de la durée, les résidents belges courent en général moins de risques que la population anglaise. Il faudrait avoir séjourné durant une longue période en Angleterre pour se rapprocher de la situation de la population anglaise.
Je ne vois pas quel type d'information pourrait être utile, sinon celle qui est diffusée en Angleterre ou en Belgique en matière d'alimentation.
Toutes les instances considèrent que la démarche consistant à rechercher tous les Belges ayant résidé en Angleterre serait tout à fait disproportionnée par rapport au bénéfice qui pourrait en être retiré.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik dank de minister voor haar uitvoerige informatie en het feit dat ze van ons weer realisten heeft gemaakt. Wat in de kranten verscheen, leek op paniekvoetbal. Wij wisten dat we op ons systeem konden vertrouwen.
Toch wil ik aan collega Happart zeggen dat hij moet opletten te sterk te beklemtonen dat ons systeem zo goed is. Dokter Vanopdenbosch heeft duidelijk gezegd dat één gekke koe honderdduizend mensen kan aantasten. Eén gekke koe is er dus één te veel en kan een trauma zijn. Ik dring er dus op aan dat de minister over deze zaak overleg pleegt met haar collega Gabriëls. Het is bijzonder spijtig dat we niet dieper konden ingaan op de problematiek van de veevoedersituatie, niet alleen inzake de kruisbesmetting, maar ook wat de mogelijke frauduleuze situaties betreft. Dat moet toch verder worden onderzocht. Ook de verticale overdraagbaarheid en de vraag of er ook gevaar is voor de varkensstapel moeten verder worden onderzocht. Als dat gevaar bestaat, zitten we in een nieuwe situatie. Ondertussen blijft mijn zorg bestaan dat er geen test is voor het vroegtijdig opsporen van de Creutzfeld-Jakob-variante bij de mens. We moeten daarin blijven investeren. Ook de open Europese grenzen voor vleeswaren blijven voor mij een grote zorg. Niet alleen het levend vee en de karkassen kunnen besmet zijn maar ook heel wat soorten afgeleide vleeswarenproducten.
M. Georges Dallemagne (PSC). - Je serai très bref. Je partage l'idée qu'il est très difficile de déterminer le type d'information à adresser à cette population ayant séjourné longtemps en Angleterre. Je me demande toutefois ce qui arrivera - et c'est une probabilité qui n'est pas nulle - lorsque le premier Belge ayant séjourné plusieurs années en Angleterre contractera cette maladie de Creutzfeld-Jakob et la variante liée à l'ESB. A-t-on étudié cette éventualité ? Adresserait-on alors une information aux autres personnes ayant séjourné là-bas ne fût-ce que pour pouvoir reconnaître à temps les symptômes de la maladie et suivre cette population et son niveau d'infection ? Ces personnes pourront-elles bénéficier d'indemnités du gouvernement britannique ? Quelle sera l'attitude du gouvernement belge pour la prise en charge de ce problème ? Ma question allait aussi dans ce sens. Il est peut-être difficile de répondre aujourd'hui mais si les chiffres de contamination de plusieurs dizaines de milliers de personnes se confirment, nous pourrions en effet être confrontés à cette situation dans cinq à dix ans.
Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement. - Il est très difficile de répondre car, comme je l'ai expliqué, on ne peut faire le constat que par autopsie, donc après la mort. Il est donc difficile de développer une politique permettant à la population de mieux s'armer ! Le drame de cette maladie et la crainte qu'elle suscite provient justement du fait qu'elle se déclare brusquement et que les chances de survie sont nulles.
Comme la Grande-Bretagne a créé un fonds national pour dédommager les victimes de la variante de la maladie de Creutzfeld-Jakob, je vois difficilement le gouvernement britannique refuser à des citoyens de l'Union européenne ayant séjourné longtemps en Grande-Bretagne de bénéficier de ce fonds. Si le lien est établi entre leur séjour là-bas et la maladie, je ne crois pas qu'il soit facile pour le gouvernement britannique de l'ignorer.
-L'incident est clos.
(M. Jean-Marie Happart, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)