2-74 | 2-74 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - De geboorte van de reageerbuisbaby Adam in Denver, Verenigde Staten, begin oktober heeft ook in ons land een wetenschappelijk en ethisch debat losgemaakt. De baby werd in het leven geroepen om zijn aan leukemie lijdende zus Molly te redden met donormateriaal uit de navelstreng.
De inzichten in de prenatale genetica vandaag roepen belangrijke ethische vragen op. Het is duidelijk dat in de toekomst embryo-selectie op basis van gezondheidskenmerken en andere kenmerken een toegankelijke optie dreigt te worden voor de mensheid. Er zijn ook ethische implicaties met betrekking tot het verantwoord ouderschap en de uniciteit van elk kind, wanneer een kind wordt verwekt om een ander kind te redden.
Dat onze publieke opinie huiverig staat ten overstaan van manipulatie en selectie van embryo's wordt bevestigd door het recente onderzoek van de stichting European Value Study dat aantoont dat 82% van de Belgische bevolking wetenschappelijke experimenten met menselijke embryo's afwijst.
De wetenschappelijke onderbouwde alternatieven voor embryo-selectie moeten dan ook verder worden uitgebouwd en worden gefinancierd. Vanuit de universitaire wereld wordt bevestigd dat op een termijn van vijf jaar bijna 95% van de leukemiepatiënten kan worden geholpen wanneer ons land zou beschikken over een openbare navelstrengbloedbank.
Het is zeer aangewezen dat de overheid hierin investeert. Op het moment dreigt immers de commercialisering van het donormateriaal door firma's die zwangere vrouwen benaderen en voor grof geld hun navelstrengbloed invriezen. De bestaande initiatieven zijn afhankelijk van vrijwilligersbijdragen of caritatieve werken. De levensreddende behandelingen moeten echter voor elke leukemiepatiënt op gelijke wijze toegankelijk blijven.
De minister verkreeg in de begroting 2001 een verhoging van het budget voor de ziekteverzekering met meer dan 42 miljard frank, waarvoor onze fractie hem overigens heeft gefeliciteerd. Een openbare navelstrengbloedbank, aangesloten op een wereldwijd net, vergt een investering van maximum 200 miljoen frank. Welke stappen zal de minister doen om dit initiatief volledig te financieren?
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Ik ben het eens met mevrouw De Schamphelaere dat het project zinvol en wetenschappelijk goed onderbouwd is en kan bijdragen tot een betere behandeling van leukemiepatiënten. Heden ten dage is de kans een compatibele donor te vinden binnen het gezin immers veel kleiner geworden omwille van de afnemende gezinsgrootte. Ook de dreigende commerciële aanpak waar zij naar verwijst is een feit en kan, op termijn, tot een situatie leiden waarbij gegoede ouders het navelstrengbloed van hun pasgeboren kind zullen kunnen laten bewaren en anderen niet. Dat moet absoluut worden vermeden. Dat is het soort van geneeskunde met twee snelheden waarvoor ik wil waarschuwen en waartegen ik mij zal verzetten.
De overheid heeft tot op heden in geen structurele financiering voorzien voor navelstrengbloedbanken, die derhalve met middelen afkomstig van de fondsenwerving door bepaalde verenigingen of via bepaalde acties worden gefinancierd.
Met de huidige modaliteiten inzake de financiering van gezondheidszorg is het niet zo eenvoudig om een dergelijk initiatief te bekostigen. Het gaat hier immers om een preventieve maatregel en een niet geringe investering ten voordele van toekomstige patiënten. Als wordt gesproken over 200 miljoen frank investeringen daar waar mijn budget met 42 miljard frank stijgt, lijkt het inderdaad onaanvaardbaar dat een dergelijk klein bedrag niet kan worden vrijgemaakt voor een zinvol initiatief. Ik zal deze opmerking waarschijnlijk nog vaak te horen krijgen. Ik wil hier dan ook even de betekenis van die 42 miljard relativeren. Die bestaat voor een groot stuk uit de normale stijging binnen de bestaande budgetten. Daarin zitten ook een aantal facturen die moeten worden betaald als gevolg van vroegere beslissingen. Eigenlijk is de ruimte voor strikt nieuwe initiatieven beperkt tot enkele miljarden. Persoonlijk was ik dan ook niet zo gelukkig met de voorstelling van zaken in de pers alsof het om een stijging met 42 miljard ging. De werkelijke beleidsruimte voor nieuwe initiatieven is veel beperkter. Bovendien krijg ik te maken met heel veel vragen die tientallen of honderden miljoenen uitgaven vragen, waarvan de optelsom miljarden hoger ligt dan wat ik vandaag ter beschikking heb. Keuzes moeten dus worden gemaakt en dat is niet eenvoudig.
Dat is zeker het geval in verband met de chronische aandoeningen, een van de prioriteiten van mijn beleid. Om die reden werd bij het RIZIV vorig jaar een wetenschappelijk comité opgericht dat mij advies moet geven inzake de zorgverlening ten aanzien van chronische ziekten en specifieke aandoeningen. Het comité heeft de opdracht criteria te bepalen op basis waarvan een aandoening op een lijst met prioritaire pathologieën wordt geplaatst die in aanmerking komen voor een projectmatige vernieuwing. Daarna moet het comité projectvoorstellen opmaken.
Het project waarover mevrouw De Schamphelaere het heeft valt niet onmiddellijk onder de projectvoorstellen die vandaag worden besproken. Het aanleggen van een navelstrengbloedbank kan inderdaad een waardevol element zijn in de behandeling van leukemie en kan misschien aan het comité worden voorgelegd. Ik heb trouwens de betrokkenen gesuggereerd hun idee voor te leggen aan het wetenschappelijk comité, zodat dit kan uitmaken of dit voorstel past in een project ter behandeling van leukemie.