2-72

2-72

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 19 OKTOBER 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Jacques Devolder aan de minister van Justitie over «het leenrecht voor auteurs« (nr. 2-346)

De voorzitter. - De heer Olivier Deleuze, staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, antwoordt namens de heer Marc Verwilghen, minister van Justitie.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Ik mocht vernemen dat minister Verwilghen een doorbraak forceerde in het dossier van het leenrecht voor auteurs. Binnen een korte tijdspanne heeft hij gerealiseerd wat reeds jaren geleden diende te gebeuren. De wet die deze materie regelt, is intussen immers al meer dan 6 jaar oud en, hoewel een Europese richtlijn ons al van 1992 daartoe verplicht, zijn er nog steeds geen uitvoeringsbesluiten.

Via de pers vernam ik dat de minister daartoe de nodige besprekingen voerde met de beheersvennootschappen Auvibel en Reprobel, aangezien volgens artikel 63 van de Wet van 30 juni de leenvergoedingen dienen te worden geïnd door vennootschappen voor het beheer van rechten.

Toch laat deze wet blijkbaar nog enkele cruciale vragen onbeantwoord, zoals de vraag of het leenrecht al dan niet uitsluitend zal worden toegepast in openbare bibliotheken.

Zo kan het leenrecht bijvoorbeeld ook worden vastgesteld op een bepaald vast bedrag of degressief beperkt worden naarmate het aantal ontleningen een bepaald aantal overtreft. Bovendien blijft de vraag open of het leenrecht enkel geldt voor Belgische of ook voor buitenlandse auteurs?

Er bestaat ook nog geen uitsluitsel omtrent het leenrecht van omnibussen en bloemlezingen en omtrent de vraag of deze leenvergoeding nu uitsluitend ten goede komt aan de auteurs of ook aan de uitgevers, zoals dit bijvoorbeeld in Duitsland en Nederland het geval is.

Kan de minister meer duidelijkheid verschaffen omtrent deze nog onbeantwoorde vragen in verband met het leenrecht voor auteurs in België?

De heer Olivier Deleuze, staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling. - Het leenrecht kent een vergoeding toe in geval van uitlening van literaire en audiovisuele werken.

Deze vergoeding wordt enkel aan de auteurs van literaire werken toegekend. De wet spreekt niet van de uitgevers. Voor audiovisuele werken wordt de vergoeding verdeeld tussen de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten, naar rata van een derde voor elk.

Voorts maakt de wet voor het vastleggen van de leenvergoeding geen onderscheid naar het type werk noch naar het land van herkomst van de auteur.

Het toepassingsgebied van de wet strekt zich uit tot elke vorm van uitlening, zowel in de publieke als in de particuliere sector, hoewel het aantal ontleningen in de publieke sector het talrijkste is. Daarom kan niet worden tegemoetgekomen aan de eis van de gemeenschappen om de openbare bibliotheken vrij te stellen van het leenrecht. Dit zou het leenrecht in sterke mate uithollen, wat in strijd is met de wens van de Europese regelgever.

Het forfaitaire bedrag van 200 frank die door de gebruiker jaarlijks dient te worden betaald, is enkel als denkspoor vermeld in het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het leenrecht. De idee werd inmiddels besproken met de beheersvennootschappen en vandaag nog volgt een bespreking met vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap.