Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-20

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiën

Vraag nr. 628 van de heer Zenner d.d. 8 mei 2000 (Fr.) :
Intracommunautaire verkoop. ­ BTW-nummer van de koper. ­ Onjuistheid. ­ Gevolgen.

Uitvoer van goederen binnen de Gemeenschap is in principe vrijgesteld van BTW, op voorwaarde dat de koper in het land van bestemming de betrokken verwervingen aan de belastingen onderwerpt.

Concreet betekent het dat de Belgische verkoper nagaat of zijn buitenlandse klant BTW-plichtig is door zijn BTW-nummer te vragen.

De Belgische verkoper kan vervolgens aan de Centrale Eenheid voor administratie samenwerking met de andere EU-lidstaten op het gebied van BTW ­ afgekort CLO ­ vragen of dit nummer klopt.

Op geregelde tijdstippen deelt de Belgische verkoper de BTW-diensten een lijst mee van de betrokken intracommunautaire leveringen.

In de praktijk werkt dit systeem niet maar behoren.

Steeds vaker delen buitenlanse klanten vervallen of valse identificatienummers mee.

De belastingdiensten brengen de belastingplichtige die intracommunautaire lijsten hebben ingediend, niet systematisch op de hoogte van vergissingen, of van nummers die waarschijnlijk of zeker fout zijn.

De controle door de CLO neemt te veel tijd in beslag om verenigbaar te zijn met bepaalde vormen van verkoop, bijvoorbeeld aan de toonbank, rechtstreeks aan de koper.

Als het gaat om een vaste klant, is het bovendien vanuit psychologisch of menselijk oogpunt moeilijk om telkens een voorafgaande controle door de CLO te laten uitvoeren.

Daarom laat de Belgische verkoper in de praktijk het identificatienummer van de klant alleen bij het eerste contact controleren. In het beste geval houdt hij het daarna bij een periodieke controle door de CLO, met alle risico's vandien voor wijzigingen die sinds de vorige controle zijn opgetreden.

Zo kan het gebeuren dat de verkoper te goeder trouw een wijziging van de BTW-aanslag moet ondergaan wegens intracommunautaire verrichtingen met klanten die onjuiste of verouderde identificatienummers hebben meegedeeld.

De BTW-diensten schijnen ervan uit te gaan dat de Belgische verkoper in dat geval BTW moet betalen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 39bis van het BTW-Wetboek.

De Belgische verkoper moet dus in België opdraaien voor de in het buitenland door de koper gepleegde fraude.

Uiteraard zal de verkoper zich geen tweede keer laten vangen met dezelfde koper, maar bij elke nieuwe koper loopt hij het risico dat die op een bepaald moment de voorwaarden van de diensten niet zal naleven.

De gevolgen kunnen zwaar doorwegen. De belastingdiensten verplichten de handelaars tot een onmiddellijke controle die in de praktijk niet haalbaar is.

Is de minister het eens met de interpretatie die de BTW-diensten geven aan artikel 39bis ? Keurt hij de huidige toepassing van dat artikel goed ?

Men kan artikel 39bis zo interpreteren dat het alleen de koper ertoe verplicht om in het land van bestemming de betrokken verrichtingen aan de BTW te onderwerpen, met inachtneming van zijn werkelijke activiteit, maar dat het niet vereist dat voortdurend wordt bewezen dat de gegevens van de belastingplichtige juist zijn en dat alle formaliteiten zijn vervuld.

Zo houden de Staten elk voor zich wetsovertreders kunnen vervolgen op het grondgebied waar de wet overtreden is en ook de ontdoken BTW recupereren bij de persoon die werkelijk verantwoordelijk is.

De principes van de loyauteit, de proportionaliteit en het behoorlijk bestuur laten niet toe dat de gevolgen van een wijziging van een fiscaal statuut in het buitenland worden gedragen door de handelaar die niet beschikt over een permanente controlemogelijkheid.

Kan men niet minstens zorgen voor een efficiënt systeem van voorafgaande controle ?

Antwoord : Het geachte lid doelt op de toestand waarin een Belgisch leverancier leveringen van goederen heeft verricht met vrijstelling van de BTW op grond van artikel 39bis van het BTW-Wetboek aan een afnemer gevestigd in een andere lidstaat die op het ogenblik van zijn aankoop niet meer beschikt over een geldig identificatienummer voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen.

De leverancier kan steeds de bevestiging vragen van de geldigheid van dit nummer bij het Centrale BTW-Eenheid voor internationale administratieve samenwerking met de andere lidstaten van de EEG op het vlak van de BTW (CLO).

In tegenstelling tot wat het geachte lid stelt kan dit nazicht bij het CLO zeer snel gebeuren.

De bekomen inlichting kan elke werkdag van 7 u 30 tot 18 uur doorlopend telefonisch verkregen worden. Een schriftelijke bevestiging kan vervolgens worden gevraagd. Bijgevolg kan, zelfs bij een verkoop met afhaling van de goederen, het door de buitenlandse klant opgegeven BTW-identificatienummer gemakkelijk worden gecontroleerd.

De toestand waarin het nummer dat door de buitenlandse afnemer werd meegedeeld geldig was bij de eerste aankoop die door hem werd verricht, maar volgens de informatie meegedeeld door diens lidstaat aan het CLO niet langer geldig was bij een latere aankoop, is problematischer.

Zoals het geachte lid onderstreept, bestaat de enige mogelijkheid voor de Belgische leverancier om zich tegen dit risico te wapenen, erin ondanks alles op regelmatige tijdstippen (bijvoorbeeld om het kwartaal wanneer het gaat om een klant waarmee de Belgische leverancier op geregelde wijze handelsbetrekkingen heeft) en zelfs bij iedere transactie indien de klant slechts sporadisch aankopen verricht, na te gaan bij het CLO of dit nummer nog steeds geldig is.

Het geachte lid haalt de uitzonderlijke toestand aan waarin, ondanks geregelde controles door de verkoper, blijkt dat het identificatienummer meegedeeld door de buitenlandse klant niet langer geldig is.

In tegenstelling tot wat het geachte lid beweert verricht de administratie wel degelijk systematisch controles op de aanwezigheid van onwaarschijnlijkheden of fouten in de intracommunautaire opgave. Wanneer dergelijke fouten slechts kunnen worden rechtgezet na de belastingplichtige hierover te raadplegen of in te lichten zal dit ook stelselmatig worden gedaan.

Hoe dan ook vormen dit steeds controles a posteriori die niet kunnen verhinderen dat de belastingplichtige reeds een vrijstelling heeft toegepast terwijl het BTW-identificatienummer niet geldig was.

Het is de persoon die de vrijstelling toepast, met name de verkoper, die het bewijs moet leveren aan de administratie dat aan de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling is voldaan en bijgevolg dat hij de BTW niet verschuldigd is aan de Belgische Staat. Bijgevolg vordert de administratie in deze situatie terecht de BTW aan de verkoper die nalaat dergelijk bewijs te leveren.

De administratie zal haar standpunt vanzelfsprekend herzien zodra de leverancier het bewijs aanbrengt dat zijn klant daadwerkelijk een persoon is die ertoe gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de BTW te onderwerpen in zijn lidstaat. Dit bewijs kan wellicht worden geleverd bijvoorbeeld door een verklaring uitgaande van de fiscale overheden van die lidstaat waaruit blijkt dat de koper ertoe gehouden was zijn intracommunautaire verwervingen aan de belasting te onderwerpen tijdens de betrokken periode. Ook zal de administratie indien zulks nodig is, een beroep doen op de internationale administratieve samenwerking teneinde de ware toedracht van de zaak te achterhalen en zodoende eventueel de belastingplichtige behulpzaam zijn bij het bekomen van het gevraagde bewijs.

De door het geachte lid voorgestelde regularisatieprocedure lastens een koper in de lidstaat van bestemming, is slechts mogelijk (en wordt ook daadwerkelijk verricht) wanneer blijkt dat deze laatste er nog steeds een economische activiteit uitoefent.

In dergelijk geval zal de lidstaat van bestemming de aldaar door de koper verrichte intracommunautaire verwerving belasten en kan de Belgische administratie de toepassing van de vrijstelling voor de intracommunautaire levering vooralsnog toestaan.

Dergelijke regularisatie is onmogelijk wanneer de koper evenwel zijn hoedanigheid van belastingplichtige zou hebben verloren of wanneer deze is opgetreden als een persoon die er niet toe gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen aan de belasting te onderwerpen. In deze situatie zou een vordering van de BTW in de lidstaat van de afnemer strijdig zijn met de zesde Europese richtlijn en zodoende een inbreuk vormen op het gemeenschapsrecht.

Het geachte lid lijkt klaarblijkelijk een concreet geval te beogen. Ik ben volkomen bereid dit te laten onderzoeken door de bevoegde administratie voor zover mij alle daartoe nodige informatie wordt meegedeeld.