Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-20

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiën

Vraag nr. 362 van de heer de Clippele d.d. 18 januari 2000 (Fr.) :
BTW. ­ Naamloze vennootschap van publiek recht. ­ Belastingplicht.

Artikel 6 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bepaalt :

« De Staat, de gemeenschappen en de gewesten van de Belgische Staat, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen worden niet als belastingplichtige aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten, ook niet indien zij voor die werkzaamheden of handelingen rechten, heffingen, bijdragen of retributies innen.

De Koning merkt ze evenwel als belastingplichtige aan voor deze werkzaamheden of handelingen voorzover een behandeling als niet-belastingplichtige tot concurrentieverstoring van enige betekenis zou leiden.

Bovendien bepaalt Hij de handelingen waarvoor, voor zover deze niet van onbeduidende omvang zijn, de bovengenoemde lichamen steeds als belastingplichtige worden aangemerkt. »

Ook is bekend dat openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die het statuut van een stichting hebben, in principe niet belastingplichtig zijn.

Kan de geachte minister mij zeggen of artikel 6 ook op de naamloze vennootschappen van publiek recht van toepassing is ?

Antwoord : De in artikel 6 van het BTW-Wetboek bedoelde rechtspersonen zijn : de onderscheiden openbare staatsdiensten, alsmede de gepersonaliseerde besturen die, ofschoon zij een afzonderlijk publiekrechtelijk persoon vormen, met de Staat vereenzelvigd worden omdat hun beheersorganen onderworpen blijven aan het hiërarchisch gezag van de minister waaronder zij ressorteren; de onderscheiden provinciale en gemeentelijke diensten, alsmede de provinciale en gemeentelijke bedrijven (regieën) die een uitvloeisel vormen van die diensten; en tenslotte de door de openbare macht gestichte instellingen van Belgisch recht met openbaar beheer. Voor de toepassing van dit artikel worden de federaties van gemeenten, opgericht overeenkomstig de wet van 26 juli 1970, overigens met gemeenten gelijkgesteld.

Artikel 6 beoogt daarentegen niet de publiekrechtelijke verenigingen die bij wijze van vereniging en niet bij wijze van stichting tot stand gebracht zijn. Dat is onder meer het geval voor de intercommunale verenigingen, de coöperatieven van openbare diensten, de gemengde economische ondernemingen en de naamloze vennootschappen naar publiek recht. Bij wijze van voorbeeld zijn de volgende publiekrechtelijke verenigingen dus BTW-belastingplichtigen krachtens het gemeen recht : de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen, TEC, De Lijn, de maatschappijen voor intercommunaal vervoer, de Belgische Naamloze Vennootschap tot exploitatie van het luchtverkeer (Sabena), de Naamloze Vennootschap zeekanaal en haveninrichtingen van Brussel, de Maatschappij der Brugse zeevaartinrichtingen, de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen, de gewestelijke landmaatschappijen en de door die gewestelijke maatschappijen erkende maatschappijen, evenals de gewestelijke maatschappijen voor watervoorziening en de intercommunale verenigingen, namelijk voor drinkwatervoorziening en voor doeleinden van gemeentelijk belang, zoals gas- of elektriciteitsvoorziening.