2-63

2-63

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 13 JUILLET 2000 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Projet de loi relative à la criminalité informatique (Doc. 2-392) (Procédure d'évocation)

M. le président. - Nous votons d'abord sur l'amendement n° 6 de M. Vandenberghe.

Vote nº 1

Présents: 58
Pour: 16
Contre: 42
Abstentions: 0

- L'amendement n'est pas adopté.

M. le président. - Nous votons maintenant sur l'amendement n° 7 de M. Vandenberghe.

Vote nº 2

Présents: 60
Pour: 17
Contre: 43
Abstentions: 0

- L'amendement n'est pas adopté.

M. le président. - Nous votons sur l'amendement n° 20 de M. Van Quickenborne.

Vote nº 3

Présents: 60
Pour: 13
Contre: 47
Abstentions: 0

- L'amendement n'est pas adopté.

M. le président. - Nous votons à présent sur l'ensemble du projet de loi.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Wij zullen dit wetsontwerp uiteraard goedkeuren. Vandaag lees ik in De Morgen dat de regering het er niet mee eens is dat de Senaat het door de commissie gewijzigde ontwerp zal goedkeuren. De discussie draait om artikel 6 dat een onderscheid maakt tussen hacking met bedrieglijk opzet en het binnendringen van een computersysteem zonder bedrieglijk opzet. De regering zou de intentie hebben het wetsontwerp in de Kamer te laten wijzigen. Indien dat haar bedoeling is dan had ik dat graag hier vernomen - spijtig genoegen zijn er geen regeringsleden aanwezig -, want dan zouden we de discussie hier nog kunnen voeren in de plaats van in de Kamer.

Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Onze fractie is verheugd omdat we straks een wet zullen goedkeuren die in een regeling voorziet voor een misdrijf dat kenmerkend is voor onze technologische maatschappij. Deze regeling is de eerste, maar zal zeker niet de laatste zijn. Wij zullen de wet in zijn geheel goedkeuren, maar wij hebben toch twee opmerkingen.

Ten eerste, met betrekking tot artikel 6, waarin, zoals collega Van Quickenborne zonet heeft gezegd, via een amendement een onderscheid werd ingevoerd tussen hacking en cracking, dat evenwel in de commissie niet werd gesteund door de regering. Door hacking te aanvaarden laat men de aantasting van de integriteit toe omdat het met zogenaamd goede bedoelingen gebeurt. Dat is tegen de basisprincipes van de wet, namelijk dat een rechtsgoed moet beschermd worden en dat daarbij het vertrouwen van de maatschappij in de technologie moet verhoogd worden. Om de technologie of de verdere ontwikkelingen in de informaticawereld te stimuleren dienen wij als wetgever de nodige garanties te bieden. Door hacking toe te laten geeft men die zekerheid van rechtsbescherming niet. Zo zijn er belangrijke instanties die zeker een bescherming nodig hebben, zoals ziekenhuizen, mutualiteiten, bankinstellingen en dergelijke. Een systeem laten controleren tegen de `kraakbaarheid' is belangrijk, maar deze gevallen vielen eigenlijk buiten het oorspronkelijke ontwerp. Ook de alarmsystemen moeten op hun deugdelijkheid getest worden.

Het met goede bedoelingen inbreken in systemen was in het oorspronkelijke wetsontwerp niet strafbaar gesteld. Hacking kan gelijkgesteld worden met huisvredebreuk, wat in Nederland gehanteerd wordt als computervredebreuk. Eén van de redenen die gisteren door collega Vandenberghe werden aangehaald, namelijk dat hacking in de praktijk toch geen gevolgen heeft, betreur ik. Er wordt inderdaad veel geseponeerd. Betekent dit dan dat wij geen straffen mogen vaststellen? Daarom juist moet dat verschil weggewerkt worden.

Mijn tweede opmerking betreft de termijn die geregeld wordt in artikel 14. Wij hadden graag gezien dat de oorspronkelijke minimumtermijn van 12 maanden niet werd veranderd, gelet op het belang om voldoende ruimte te geven aan het opsporingswerk van de gerechtelijke diensten. Dat is belangrijk, ook voor het evenwicht in de bescherming van de privé-gegevens. In dat opzicht heb ik vertrouwen in de regering, waarvan ik op dit ogenblik geen leden zie, om de minimumtermijn zo te regelen dat de wet niet uitgehold wordt.

Tot slot wens ik van de gelegenheid gebruik te maken om ervoor te pleiten dat analfabetisme op het vlak van informatica wordt aangepakt, gelet op het feit dat het OESO-rapport vermeldt dat één vierde van de bevolking in de ontwikkelde landen niet in staat is om voluit te participeren aan de informaticamaatschappij. Ik reken dan ook op een wetgevend initiatief om dit analfabetisme aan te pakken.

Mme Clotilde Nyssens (PSC). - La commission a mené d'importants travaux : elle a auditionné tant les opérateurs de terrain qui avançaient des critiques à l'encontre du projet tel que voté à la Chambre, que le monde de la justice chargé de poursuivre la délinquance informatique.

Un amendement important a été voté à l'unanimité. Il vise le délai pendant lequel les opérateurs doivent conserver les données qu'ils recueillent par voie informatique.

Le projet venant de la Chambre prévoyait une délégation importante au Roi : le Roi fixait un délai minimum de douze mois pour la conservation des données par les sociétés d'opérateurs. Nous avons remplacé « délai minimum » par « délai maximum », à la satisfaction des sociétés d'opérateurs que nous avons entendues en commission.

En ce qui concerne le point soulevé par M. Van Quickenborne, il est évident que nous avons prévu des dols spéciaux dans certains articles, notamment dans l'article 6, en précisant qu'il devait y avoir une intention de nuire bien spécifique. Le texte retenu est donc plus restrictif que les recommandations de la Commission européenne et du Conseil de l'Europe, lesquelles prévoient de punir ceux qui s'introduiraient dans un réseau informatique, même s'ils n'ont aucune intention de nuire. Une discussion a eu lieu en commission à ce sujet. Nous avons tranché la question en spécifiant qu'il fallait une intention de nuire. Le texte voté ne sera probablement pas comparable à d'autres législations de pays voisins. Il sera par ailleurs retransmis à la Chambre. En outre, la Commission européenne n'a pas encore rendu son avis à ce sujet et cela m'étonnerait qu'il n'y ait pas d'autres remarques. Bien entendu, j'espère que la Chambre n'apportera aucune modification, mais il sera important de lire l'avis qui sera rendu par la Commission européenne pour éventuellement revoir le texte.

M. Jean-François Istasse (PS). - Ce texte nous paraît bon et nous allons le voter, essentiellement pour deux raisons.

Premièrement, il établit une régulation par l'État d'un problème réel de protection des réseaux et de fraudes en matière informatique.

Deuxièmement, incontestablement, il apporte davantage de sécurité dans l'usage informatique et constitue un élément positif en vue de la société de l'information.

Cela étant, il nous manque l'avis de la Commission européenne qui aurait nécessité un examen auquel nous n'avons plus le temps de procéder au sein du Sénat. Si cet avis que nous attendons devait être rendu, de nouvelles observations pourraient être formulées à la Chambre, mais aussi au Sénat, notamment en ce qui concerne la protection de la vie privée et les effets extra-territoriaux qui seraient donnés à ce projet de loi.

Nous serions prêt à réexaminer cette question au Sénat en fonction des observations qui seraient émises par la Commission européenne. En attendant, nous voterons le texte tel qu'il nous est parvenu de la commission.

M. le président. - Le vote commence.

Vote nº 4

Présents: 61
Pour: 61
Contre: 0
Abstentions: 0

- Le projet de loi est adopté. (Applaudissements)

- Il sera transmis à la Chambre des représentants.

M. Luc Van den Brande (CVP). - Lors de ce vote et des votes précédents, j'ai voté par erreur à la place de ma collègue Mme van Kessel.