2-63 | 2-63 |
Mevrouw Mimi Kestelijn-Sierens (VLD), rapporteur. - De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft aan het wetsvoorstel tot bevordering van de verkeersveiligheid in schoolomgevingen, van mevrouw Lindekens, drie vergaderingen gewijd. Op de eerste vergadering van 22 maart werd beslist dat de gewestregeringen bij de behandeling van dit wetsvoorstel moesten worden betrokken. De reden hiertoe is dat het wetsvoorstel betrekking heeft op enerzijds de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en het vervoer, en anderzijds op de bijzondere wet van 1980 tot hervorming van de instellingen. Door de ministers-presidenten van de respectieve gewestregeringen werden vertegenwoordigers afgevaardigd in de commissie. De commissie heeft bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel dan ook met hun standpunten rekening gehouden.
De auteur van het voorstel baseerde haar initiatief op een recent onderzoek van de Verenigde Naties over het welzijn van kinderen in Europa. Dat toonde aan dat België zeer goed scoort op het vlak van voorzieningen in verband met kinderrechten in het algemeen, maar tekortschiet wat de veiligheid van kinderen in het verkeer betreft. In 1997 raakten niet minder dan zesduizend kinderen tussen nul en veertien jaar gewond in het verkeer en vierenvijftig onder hen verloren het leven. Een analyse van deze ongevallen leert dat een groot deel van deze ongevallen zich voordoen op de weg van en naar de school.
De bedoeling van het wetsvoorstel is om aan elke schoolomgeving een eigen statuut te geven en er een duidelijk herkenbare omgeving van te maken. Er moet een snelheidsbeperking van dertig kilometer per uur worden ingevoerd vóór en na de schooluren, dus tijdens de periode dat de kinderen zich effectief op de weg bevinden. Daartoe wordt voorgesteld een verkeersbord A23bis te creëren dat duidelijk wordt gemaakt door lichtsignalisatie, fluorescerende achtergrond en melding van de beperking van dertig kilometer per uur. De auteur stelt ook een federale subsidieregeling voor, bovenop de subsidieregeling van de gewesten voor gemeentelijke investeringen in verkeersveilige inrichting van schoolomgevingen.
Er werd een hoorzitting georganiseerd met het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. In de discussie werden voorstellen geformuleerd voor een globalere aanpak, meer bepaald met het oog op de veiligheid van de volledige schoolroute, om schoolvervoerplannen in te voeren en het verkeersreglement aan te passen aan het voetgangersverkeer. Andere leden hadden dan weer vragen over de subsidieregeling die is opgenomen in het wetsvoorstel, meer bepaald op welke wijze de federale overheid een toelage kan toekennen aan de gewesten. Tijdens de discussie kwam ook naar voor dat niet zozeer de schoolomgeving zelf gevaarlijk is voor kinderen, maar wel de weg van en naar de school. De veiligheid in de nabijheid van scholen dient samen met de problematiek van de weg naar de school als geheel te worden aangepakt.
Het probleem is dat men telkens met andere wegbeheerders te maken heeft omdat het altijd om andere schoolomgevingen gaat en het altijd andere wegen betreft.
De gewesten hebben ook elk hun ervaringen en initiatieven toegelicht. Het Vlaams Gewest heeft een onderzoek gedaan naar de plaat met bi-flashes en punctuele verlichting. In het kader van de herinrichting van schoolomgevingen heeft de Vlaamse regering een module tien ontworpen. Het betreft een herinrichting van schoolomgevingen die dicht bij een gewestweg liggen. Het Brussels Gewest heeft samen met het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid een programma opgesteld voor een eerste reeks scholen die aan gewestwegen liggen. De vertegenwoordiger van het Waalse Gewest heeft melding gemaakt van een aantal maatregelen voor de systematische strijd tegen de onveiligheid in het verkeer. Het wetsvoorstel ligt volledig in de lijn van de inspanningen van het Waalse Gewest op het vlak van verkeersveiligheid in de omgeving van scholen.
Bij de artikelsgewijze bespreking was er onder meer discussie over artikel twee en drie. Deze artikels betreffen de mogelijkheid om nabij de scholen verkeersborden te plaatsen voor een snelheidsbeperking tijdens sommige uren. Gezien de begrippen "in de nabijheid van scholen" en "voor en na de lesuren" problemen doen rijzen, hebben de indieners van het wetsvoorstel amendementen ingediend omdat het beter is dat de wetgever de uren niet star vastlegt, maar overlaat aan de minister die samen met de gemeenschappen en het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid kan bepalen wat de beste uren zijn. Door de amendementen wordt het voorstel aldus omgevormd tot een soort kaderwet. In dezelfde zin werd ook een amendement ingediend met als doel de afbakening van de schoolomgeving door de Koning te laten bepalen om juridische betwistingen te vermijden over het feit dat een bestuurder zich de facto in een schoolomgeving bevindt, zonder dat die als dusdanig is afgebakend.
Artikel vier had de bedoeling om aan de gewesten een toelage toe te kennen, doch de financiering van gemeenschappen en gewesten geschiedt krachtens de bepalingen van de desbetreffende bijzondere wet. Dit kan niet in het wetsvoorstel worden opgenomen. Het is wel mogelijk dat de federale overheid steun geeft aan gemeenten om de doelstelling vlugger te bereiken. Daarom werd er een amendement ingediend dat inhoudt dat ook de Koning aan de gemeenten een toelage kan toekennen voor projecten die de verkeersveiligheid in de schoolomgeving bevorderen.
Er heeft zich ook een hele discussie ontsponnen over de financiering van aangepaste signalisatie. De minister heeft erop gewezen dat het ministerie van Verkeerswezen en Infrastructuur geen middelen begroot om maatregelen te subsidiëren. Borden met variabele signalisatie zijn bovendien erg duur. Er bestaat een dubbele zorg: aangepaste signalisatie die rekening houdt met de veiligheidsproblemen, en het probleem van de begroting. Daarom werd een amendement ingediend waarin wordt bepaald dat het uitzicht van de borden nog moet worden vastgesteld.
Het aldus geamendeerde wetsvoorstel werd eenparig aangenomen door de acht aanwezige leden van de commissie.
Ik wil nogmaals benadrukken dat de gewesten bij het debat werden betrokken, zoals blijkt uit het verslag waarin alle vertolkte standpunten werden opgenomen.
Tenslotte wil ik ook de diensten van de Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden danken voor hun wezenlijke en zeer geapprecieerde bijdrage tot het opstellen van het verslag.
Namens mijn fractie wil ik hieraan nog toevoegen dat wij volledig achter dit voorstel staan, dat overigens mede door collega De Grauwe werd ondertekend. De veiligheid van kinderen is zeer belangrijk en dit wetsvoorstel zal hiertoe bijdragen.
Deze maatregelen moeten echter worden aangevuld. Ik ben het trouwens volkomen eens met de auteur van een artikel dat gisteren in "De Morgen" verscheen. Hij beklemtoont dat er werk dient te worden gemaakt van een duurzaam veiligheidsbeleid en vermeldt een aantal initiatieven, zoals de aanpassing van het verkeersreglement en de uitbouw van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid dat zowel aan de beleidsvoorbereiding als aan de wetenschappelijke ondersteuning van het verkeersveiligheidsbeleid vorm dient te geven. Misschien kan de commissie hieraan verder aandacht besteden.
Tenslotte wil ik mevrouw Lindekens hartelijk feliciteren met haar initiatief.
Mevrouw Kathy Lindekens (SP). - Wanneer in de politiek over veiligheid wordt gesproken, wordt er niet altijd in de eerste plaats aan verkeersveiligheid gedacht. Toch is de snelheid en de agressie waarmee zeer velen zich door het verkeer bewegen, meer en meer een probleem geworden voor de zwakste weggebruikers, de voetgangers en de fietsers, zeker wanneer ze klein zijn en dus minder gemakkelijk worden gezien. Wij verplaatsen ons elke morgen naar het werk, vaak gehaast om toch nog op tijd te komen. De kinderen stromen elke ochtend toe aan de schoolpoorten en hun kwetsbaarheid tegenover onze haast geeft een spanning in het verkeer waarvan wij, de volwassenen, ons niet altijd bewust zijn.
Oudercomités en directies van scholen over het hele land trekken geregeld aan de alarmbel. Zij worden immers dagelijks geconfronteerd met de gevaren in de schoolomgeving. Vanuit de scholen zelf worden er allerlei maatregelen genomen om de veiligheid voor de kinderen te verhogen, zoals het inzetten van leraars en ouders om de schoolkinderen naar de overkant van de straat te begeleiden.
Op sommige plaatsen worden, na soms langdurige acties, waarschuwingstekens gezet. De verscheidenheid is troef. Zo komt men wel eens een bord tegen met "Pas op, schoolgaande kinderen!" of "U nadert onze school!", soms zijn er knipperlichten of accentverlichting. In elke gemeente tracht men naar eigen inzicht de aandacht te vestigen op het gevaar rond de school. De eenvormigheid is ver te zoeken. Het verkeersbord A 23, de driehoek met de overstekende kinderen, wordt zeker niet automatisch geplaatst en het gedragseffect ervan op de automobilisten is zo goed als onbestaande.
Een klein percentage van de scholen ligt in een zone 30. Daar zijn de infrastructuuringrepen duidelijk en wordt er vanzelf stiller gereden. Daar is de veiligheid voor de schoolpoort gegarandeerd. Eveneens een klein percentage van de scholen ligt langs een weg waar een maximumsnelheid van 90 kilometer per uur geldt. De overgrote meerderheid van de scholen ligt in straten van de bebouwde kom waar maximum 50 kilometer per uur mag worden gereden.
Het verschil in remafstand tussen 30 en 50 kilometer per uur bedraagt echter 15 meter. Hoe sneller men rijdt, hoe meer men zijn blik richt op wat zich verder afspeelt en hoe smaller het gezichtsveld wordt. In de meeste gevallen zijn er geen onoverkomelijke ingrepen nodig om de rijsnelheid in de schoolomgeving tot 30 kilometer per uur te beperken.
De grootste problemen doen zich voor in de omgeving van scholen die in de bebouwde kommen langs drukke invalswegen liggen. In sommige van deze straten is er een drukke doorstroming van het verkeer op het ogenblik dat de schoolpoort openstaat. Als moeder vergelijk ik het oversteken van kleine kinderen op deze plaatsen met een Russische roulette.
Ook het openbaar vervoer slalomt op deze plaatsen soms te snel tussen de schoolkinderen door. De doorstromingsfunctie moet worden gereduceerd ten voordele van de zwakste weggebruikers. Toch blijkt het concept van de zone 30, - dat voor de inrichting van woonbuurten wordt gebruikt, wegens de grote diversiteit niet steeds mogelijk voor de afbakening van een schoolomgeving. Daarom verdedigen wij het principe om de schoolomgeving, zowel van de basis- als van de secundaire scholen, een juridisch statuut te geven. Deze omgeving moet worden afgebakend met duidelijk zichtbare borden en zowel vóór als na de schooluren moet er een snelheidsbeperking gelden van 30 kilometer per uur. De tijdsperiode moet op basis van een onderzoek worden vastgesteld. Het gaat niet enkel om de tijdsperiode vlak vóór en vlak na de schoolbel. Het is rond de school immers veel gevaarlijker op de tijdstippen dat de kinderen druppelsgewijs aankomen of weggaan, tijdens de uren van voor- of nabewaking, dan op de echte spits, die maar een tiental minuten duurt.
De directe omgeving van de schoolpoort heeft eigen kenmerken die een bijzonder statuut rechtvaardigen: veel oversteekbewegingen, veel kinderen en jongeren op en rond de openbare weg en een drukte die zich sterk toespitst op specifieke uren.
Ik bedoel hiermee hoegenaamd niet dat wij geen oog moeten hebben voor de problematiek van de onveiligheid langs de schoolroutes. Deze moeten echter afzonderlijk worden aangepakt. Met behulp van de beschikbare instrumenten moet de wegbeheerder de toegangswegen van en naar de school optimaal beveiligen voor de fietsende en stappende leerlingen. Er is nood aan een gerichte aanpak op maat. Het is dan ook belangrijk dat alle gemeenten een inventaris opstellen van de gevaarlijke punten op de belangrijkste schoolroutes. Deze inventaris mag niet enkel door deskundigen en ambtenaren worden gemaakt. De schoolteams en vooral de kinderen en jongeren moeten een belangrijke stem hebben bij de opstelling ervan.
Ik ben het eens met de opvatting dat alles niet eindigt met het toekennen van een duidelijk statuut aan de onmiddellijke schoolomgeving. Er is een meerjarenplan nodig voor een duurzaam verkeersveiligheidsbeleid. Er zijn betere opleidingen en beter wetenschappelijk onderzoek terzake nodig en verkeersovertredingen moeten veel strikter worden afgehandeld. Tevens moet er meer worden geïnvesteerd in veilige fietspaden en oversteekplaatsen. De straten moeten opnieuw verkeersveiliger worden, niet alleen voor kinderen, maar voor iedereen.
Dit neemt niet weg dat de omgeving van de scholen op korte termijn kan worden aangepakt, zodat ze een katalysator vormen voor een zorgzamer verkeer. Dit is de uiteindelijke doelstelling van dit wetsvoorstel. Het sluit aan, en liep vorig jaar zelfs vooruit, op het federaal veiligheidsplan, dat bepaalt dat alle schoolomgevingen in woonkernen tegen 2003 als zone 30 moeten worden aangeduid.
Dit wetsvoorstel creëert een kader binnen hetwelk de regering werk kan maken van deze bepaling. Op deze manier geeft de Senaat een signaal dat de optie van de federale regering breed wordt ondersteund en geeft hij via de inhoud weer hoe alles concreet moet worden geregeld.
Artikel 4 geeft de Koning de mogelijkheid subsidies uit te keren voor gemeentelijke projecten die de veiligheid in de schoolomgeving bevorderen. Dit is in feite niets meer dan een bijkomende rechtsgrond voor de subsidies die de federale overheid op basis van vier verschillende koninklijke besluiten uitkeert voor gemeentelijke projecten inzake verkeersveiligheid. Het spreekt vanzelf dat wij na de goedkeuring van dit voorstel en de uitvoeringsbesluiten rekenen op een betekenisvolle verhoging van de ondersteuning.
Tot slot bedank ik de rapporteur, de commissiesecretaris en de commissiediensten voor hun degelijk en snel werk. Tevens bedank ik de voorzitter en de collega's van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden voor de positieve en constructieve sfeer waarin de besprekingen zijn verlopen. Ik vermeld in dit verband Marie Nagy, die zeer veel energie heeft gewijd aan het zoeken van oplossingen.
Ik hoop dat ons wetsvoorstel in het najaar door de Kamer positief zal worden beoordeeld zodat niemand in de loop van het schooljaar 2001-2002 nog een school zal voorbijrijden zonder rekening te houden met de kinderbevolking ervan. Ik hoop ook dat dit principe ruimer wordt toegepast en dat de hele verkeerssituatie in de loop van de volgende jaren op basis van inventarissen en plannen wordt aangepakt ten voordele van de zwakste weggebruikers.
Mme Marie Nagy (ECOLO). - Lorsque, à la demande du service d'appui policier, la société Dimarso a interrogé les citoyens sur ce qu'ils pensaient être les premières causes de leur sentiment d'insécurité, la réponse fut pour 43% d'entre eux la vitesse excessive des véhicules. Je pense que pour comprendre ce sentiment, il convient de se pencher sur cette cause. Ce problème est ressenti avec plus de force encore par les personnes les plus fragiles, les personnes âgées et les enfants.
Les accidents de la route sont d'ailleurs la première cause de mortalité des enfants en dessous de 14 ans. Notre société est parvenue à mettre sur pied un système efficace de santé préventif et curatif qui protège bien les enfants, mais elle produit aussi une circulation automobile qui rend peu sûres la santé et la vie de ces mêmes enfants. Il y a urgence à prendre ce problème en compte. On ne peut mesurer le prix de la vie d'un enfant lorsqu'il s'agit d'améliorer la sécurité. Cela ne semble pas si évident à comprendre pour les gestionnaires de voiries, qu'ils se situent au niveau fédéral, régional ou communal. C'est pourquoi la proposition que j'ai cosignée contient un élément pédagogique important : elle rappelle que le chemin de l'école et les alentours de l'école sont des zones dangereuses pour les enfants et qu'il faut donc agir pour y réduire drastiquement la vitesse de circulation.
L'institut belge de la sécurité routière confirme que lorsqu'une voiture roule à 30 km/h, les dégâts peuvent être limités en cas d'accident et qu'au-delà de cette vitesse, les accidents ont des conséquences bien plus dramatiques. Pour pouvoir freiner à temps et limiter ainsi les suites d'un accident dont serait victime un enfant piéton, cycliste ou passager d'une automobile, il faut donc que la vitesse n'excède pas 30 km/h. Ceci justifie le choix de cette vitesse. Certains veulent aller au-delà et protéger d'autres zones que les abords des écoles.
En ce qui me concerne, je souhaiterais que cette vitesse soit la vitesse normale en ville. Mais au vu des débats, je ne suis pas sûre qu'actuellement, les mentalités soient mûres pour cela. On y arrivera pourtant.
En attendant, la proposition se limite à demander une signalisation spécifique aux abords des écoles et sur le chemin des écoles.
Nous avons amendé la proposition pour permettre une certaine souplesse d'application et pour que le Roi puisse décider des modalités pratiques d'application. C'est une bonne chose dans la mesure où il s'agit, je le sais, d'une des préoccupations principales de l'actuel gouvernement et de la ministre en charge.
Les engagements annoncés sur la mise en _uvre à la suite du vote qui interviendra à la Chambre - du moins je l'espère - pourront se concrétiser dans un délai raisonnable afin de prévenir tout accident près d'une école par manque de prévoyance et de rapidité. La mort d'un enfant serait une chose irrémédiable que nous regretterions tous.
Je me réjouis que l'on soit arrivé à un accord sur cette proposition. Je remercie le président de la commission qui a très bien mené les débats ; ceux-ci n'ont pas toujours été très évidents ni très faciles étant donné que les régions sont aussi concernées et que chacun est bien jaloux de ses compétences. Mais la sécurité routière reste une matière fédérale et il importe de sensibiliser et d'être pédagogique en ce domaine afin de réduire le nombre d'accidents.
Je remercie tout le monde pour l'adoption de cette proposition.
De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Ik ben heel blij met dit wetsvoorstel dat onze fractie mee heeft ondertekend. Ik hoop dan ook dat het straks hier in de Senaat wordt goedgekeurd en nadien in de Kamer.
Er werd hier al veel over kinderrechten gesproken. Het recht op verkeersveiligheid is een typisch voorbeeld van een kinderrecht. Er sterven inderdaad nog altijd te veel kinderen in het verkeer en het verkeer veroorzaakt nog te veel verminkte kinderen.
Naast het recht op veiligheid is er ook het recht op bewegingsvrijheid. Kinderen moeten zich in de mate van het mogelijke zelf kunnen verplaatsen naar school, hun vrienden en de jeugdbeweging. Onze kinderen zijn te veel een achterbankgeneratie geworden. Ouders brengen hun kinderen met de auto naar school omdat het te onveilig is, zodat alle andere ouders verplicht worden hetzelfde te doen. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel. Het gaat dus ook om bewegingsvrijheid voor de ouders, die worden gereduceerd tot taxi-ouders. Daarom steunen wij het voorstel van harte.
Net zoals in het Vlaams Parlement, waar ik de discussies als gemeenschapssenator heb gevolgd, werden er in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden verschillende opmerkingen gemaakt, onder meer aangaande de financiering. Er werd gezegd dat de gewesten hiervoor een hoge prijs zullen betalen. De signalisatie is duidelijk een federale materie en daarvoor moet in de nodige middelen worden voorzien. Er moet ook een duidelijk statuut voor de schoolomgeving komen. Die twee elementen horen samen. Ik wil dan ook pleiten voor een samenwerking tussen de verschillende overheden, namelijk de gemeenten, de gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid. Een nieuw statuut voor de schoolomgeving, de zone 30 en de signalisatie, is belangrijk, maar even belangrijk is dat er iets gebeurt met de wegen zelf. Ik geef het voorbeeld van de Grote Steenweg in Berchem, een grote invalsweg met drie baanvakken in elke richting met aan de twee kanten grote scholen. Kinderen die de tram nemen die op de middenberm rijdt, moeten de drie baanvakken oversteken. Je kan daar een zone 30 maken, maar dan zal er toch ook iets moeten gebeuren om die weg aan het nieuwe statuut aan te passen. Dat is een gewestbevoegdheid. We zijn vragende partij om daarvan dringend werk te maken en de doorstroming van de auto ondergeschikt te maken aan de veilige schoolomgeving en het openbaar vervoer. De gewesten zullen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat zal inderdaad geld kosten. Er zal een keuze moeten worden gemaakt tussen dit soort investeringen of investeringen in nieuwe wegen die vooral voor doorstroming bedoeld zijn.
In het Vlaams Parlement werd er terecht ook op gewezen dat de schoolomgeving zelf een deel van het probleem is, maar dat de schoolroutes een veel groter probleem zijn. Het organiseren van fietspoolen is daarom heel belangrijk. Daarom ook worden door de gewesten initiatieven genomen in het kader van de mobiliteitsconvenanten, in verband met de schoolroutes waar wegens het ontbreken van fietspaden, nog meer ongevallen gebeuren dan in de onmiddellijke schoolomgeving. Daar moet dus nog heel wat gebeuren.
We moeten komen tot schoolvervoerplannen naar analogie met bedrijfsvervoerplannen. Die discussie kan je maar aanzwengelen als je over de verschillende niveaus heen durft na te denken en je tussen de verschillende overheden tot een samenwerkingsakkoord komt om ervoor te zorgen dat elke school een schoolvervoersplan opmaakt en in de nodige middelen voorziet om kinderen te begeleiden, bijvoorbeeld door het organiseren van fietspoolen. Die mogen geen doekje voor het bloeden zijn. Er moet effectief iets worden gedaan om de infrastructuur veilig te maken zodat in een verdere toekomst ook fietspoolen niet meer nodig is en kinderen autonoom naar school kunnen. De gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid werken hier best samen.
Ik betreur dat in het Vlaams Parlement onmiddellijk de discussie op gang kwam over de vraag of de wegcode dan niet moet worden geregionaliseerd zodat alles op het Vlaamse niveau kan worden opgelost.
Ik geloof niet dat dit de oplossing is. Ik meen dat het goed is dat een aantal aspecten van verkeersveiligheid op het federale niveau worden geregeld, dat er geen aparte regeling wordt uitgewerkt in Vlaanderen, Wallonië of Brussel.
Onze fractie zal dit wetsvoorstel van harte goedkeuren in de hoop dat het een aanzet zal zijn
tot een gezamenlijk beleid op de verschillende beleidsniveaus.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - L'enfant est un être en devenir. Il apprend chaque jour, pas à pas, à toujours mieux se situer dans le temps et dans l'espace. Cet apprentissage est long et parsemé d'embûches car l'enfant ne découvre que petit à petit l'espace qui l'entoure alors que les actes qu'il pose peuvent causer une multitude de problèmes. À ce titre, l'environnement familial a un rôle éducatif essentiel à tenir car si, à trois ans, l'enfant subit passivement la conduite de ses parents, en méconnaissant tout de la voirie, puisqu'il est régulièrement installé sur le siège arrière de la voiture, trois ans plus tard, il gagne déjà en autonomie et en indépendance. C'est l'âge où l'enfant est inscrit à l'école. Il a peut-être aussi l'opportunité de pratiquer un sport ou de participer aux activités d'un mouvement de jeunesse. Ce besoin de mobilité, nécessaire à son intégration sociale et à son développement personnel, doit être compensé par une assimilation progressive de la manière dont l'espace est organisé et de l'insécurité qui peut y régner.
En ce qui me concerne, je suis absolument convaincue que le politique peut aider directement ou indirectement l'enfant dans cet apprentissage relevant d'abord de la famille. La proposition de loi qui nous est soumise est une de ses réponses. J'en sais gré à Mme Lindekens, bien qu'elle ait omis de m'inviter à cosigner sa proposition. Il est essentiel que les lieux rejoints par le plus grand nombre et, a fortiori par les enfants, fassent l'objet de toute la sollicitude de l'ensemble des acteurs institutionnels susceptibles de renforcer la sécurité.
Je voudrais néanmoins, au-delà de la philosophie qui a inspiré cette proposition, à laquelle je ne peux qu'adhérer, insister moi aussi sur les limites du texte. Il convient de considérer cette mesure comme une première pierre apportée à l'édifice de la protection des enfants en matière de sécurité routière. J'estime pourtant que la proposition aurait dû être plus précise. Elle contient des délégations au Roi qu'il eût été préférable de trancher dans le cadre du débat parlementaire. Pourquoi, par exemple, ne pas avoir déterminé davantage la notion d'abord immédiat d'un établissement scolaire ? Pourquoi ne pas avoir déjà défini dans la loi les tranches horaires nécessitant une limitation de la vitesse à trente kilomètres par heure ? Ces lacunes retarderont inévitablement la mise en _uvre des dispositions destinées à atteindre l'objectif que nous nous sommes fixé.
Enfin, je tiens à rappeler que la limite de trente kilomètres à l' heure ne sera correctement respectée que moyennant l'installation, par les gestionnaires communaux, provinciaux et régionaux des voiries, d'aménagements incitant les conducteurs à se conformer aux indications routières. Cette ligne de conduite me paraît impérative, faute de quoi les subventions fédérales risquent de ne pas produire les fruits escomptés.
Malgré ces imprécisions, le groupe PSC votera cette proposition de loi car il s'agit d'une initiative se voulant respectueuse de l'enfant.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je tiens à féliciter Mme Lindekens pour son initiative. Le groupe socialiste votera cette proposition visant à protéger les enfants aux abords des écoles. Je soulignerai simplement que, quand on parle en termes « avant et après les heures de cours », la terminologie reste vague. Par ailleurs, une disposition prévoit une limitation à trente kilomètres à l'heure sauf dans les zones « trente ». Je présume que cela signifie que la vitesse est constamment limitée dans les zones « trente » et qu'il n'y a qu'aux abords des écoles que la vitesse est limitée à trente kilomètres par heure avant et après les heures de cours. Quoi qu'il en soit, j'estime que l'initiative prise par Mme Lindekens est excellente, même s'il conviendra de poursuivre le travail tendant à renforcer à tout moment et à toute heure la sécurité des enfants à proximité des écoles, et sur les autres voies publiques.
De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Onze fractie zal dit voorstel van harte goedkeuren. Het is trouwens medeondertekend door collega de Bethune. Wij zijn het immers eens met de doelstelling van het voorstel; ook wij zijn bezorgd om de veiligheid van onze kinderen op de weg naar de school.
Toch hebben we enkele bedenkingen. Het voorstel biedt namelijk maar een gedeeltelijke oplossing. Het grootste aantal ongelukken gebeurt immers op de weg van en naar de school, in mindere mate in de onmiddellijke schoolomgeving. Daar heerst immers meestal onmiddellijk vóór en na de schooluren een zodanige chaos dat het niet mogelijk is snel te rijden, wat voor veiligheid zorgt.
Het voorstel beoogt in wezen de invoering van een signalisatie. Als die niet goed wordt begeleid, houdt ze eerder gevaren in omdat ze een illusie van veiligheid creëert. Het komt er niet op aan te zorgen dat de automobilisten maar 30 km per uur mogen rijden, maar wel dat ze maar 30 km per uur kunnen rijden. Dat biedt pas een effectieve veiligheid.
Als met signalisatie en borden wordt gewerkt, moet ervoor worden gezorgd dat de automobilisten zeer duidelijk merken dat ze op dat ogenblik maar 30 km per uur mogen rijden, en dat ze dit teken niet kunnen negeren. Het moet voor de automobilisten ook zeer duidelijk zijn dat ze zware boetes kunnen oplopen als ze binnen die uren meer dan 30 km per uur rijden.
Ondanks deze bedenkingen en hoewel de geschiktheid van dit wetsvoorstel zal worden bepaald door de uitvoering, zullen wij het goedkeuren.
- De algemene bespreking is gesloten.