2-54 | 2-54 |
De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Een familie daagt het bedrijf Eternit uit Kapelle-op-den-Bos voor de rechter. De vader stierf 13 jaar geleden aan longkanker, de moeder is nu ook doodziek door longkanker en twee van de vijf kinderen zijn besmet door asbest. Dit zou alles te maken hebben met de asbestvervuiling afkomstig van Eternit. Niet alleen de werknemers maar ook de omwonenden zouden zwaar te lijden hebben van asbestvezels. In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf in Kapelle-op-den-Bos zouden overigens veel mensen lijden aan asbestose, ook veel mensen die nooit in de fabriek gewerkt hebben. Dat wordt althans bevestigd door plaatselijke huisartsen.
Blootstelling aan asbestvezels kan lijden tot asbestose, mesothelioom of kanker van long- of buikvlies, long- en andere kankers, pleurale verdikkingen of asbestwratten. Vooral voor mesothelioom is de band met asbestvervuiling éénduidig te leggen, wat uniek is in de complexe bewijsvoering rond milieu en gezondheid.
Werknemers bij wie een asbestgerelateerde ziekte is vastgesteld, kunnen een beroep doen op het Fonds voor Beroepsziekten. Asbestose en longkanker zijn al sinds 1964 erkend als beroepsziekte, mesothelioom pas sinds 1982. Het aantal erkenningen van beroepsziekten verbonden aan asbest neemt elk jaar toe. Dit heeft allicht te maken met de lange latentieperiode. De uitgaven van het Fonds voor Beroepsziekten in verband met asbest stijgen dan ook zienderogen van 318 miljoen in 1990 tot 494 miljoen in 1993.
Toch lijkt het erop dat nog veel te weinig asbestziekten officieel erkend worden. In onze buurlanden ligt het aantal asbestgerelateerde kankers beduidend hoger.
In de meeste gevallen is het bekomen van een erkenning een lijdensweg. De diagnose wordt immers meestal pas vele jaren na de blootstelling gesteld. Veel patiënten overlijden kort na de diagnose. Dikwijls wordt geen vordering meer ingesteld na de pensionering. Weinig werknemers dagen hun werkgever voor de rechtbank.
Vooral asbestslachtoffers, zelfs werknemers uit de vroegere asbestindustrie, die longkanker krijgen, kampen met grote problemen, want daarvoor kunnen ook andere oorzaken worden aangedragen.
Nog moeilijker wordt het voor werknemers die niet uit de echte asbestindustrie komen, maar bijvoorbeeld uit de bouwsector. Die mensen hebben dikwijls regelmatig bloot gestaan aan asbest, maar krijgen veel moeilijker een erkenning.
Schadevergoeding is natuurlijk een schrale troost als je gezondheid verwoest is. Maar het is tenminste een erkenning voor het asbestslachtoffer en een gedeeltelijke vergoeding voor familieleden die mee asbestslachtoffer geworden zijn.
Voor omwonenden van een asbestproducerend of -verwerkend bedrijf is het nog veel moeilijker zoniet onmogelijk om een erkenning en vergoeding te krijgen. Nochtans is de band tussen asbest en mesothelioom of andere asbestaandoeningen wetenschappelijk vastgesteld.
Heeft de minister zicht op het aantal en op de evolutie gedurende de voorbije jaren van het aantal werknemers met asbestgerelateerde gezondheidsklachten, dat een beroep doet op het Fonds voor Beroepsziekten? Hoeveel aanvragen worden erkend, respectievelijk niet erkend? Hoe verhouden de erkenningen zich tot de verschillende economische sectoren? Hoeveel niet-erkenningen worden betwist voor de rechtbank?
Heeft de minister zicht op het aantal asbestgerelateerde kankers en andere aandoeningen bij de bevolking in het algemeen? Hoeveel sterfgevallen zijn er te wijten aan asbestbesmetting? Wat is de evolutie tijdens de voorbije jaren en decennia? Is er zicht op de oorzaken en bronnen?
In welke mate is er onderzoek naar de relatie tussen kankers en andere aandoeningen bij werknemers en omwonenden van vroegere asbestverwerkende bedrijven zoals Eternit in Kapelle-op-den-Bos en Tisselt, Scheerders-Van Kerckhove in Sint-Niklaas, JM Balmatt in Gent en Mol, Don International in Manage, Isolations générales in Steenokkerzeel en Forge de Zeebrugge in Herstal? In welke mate wordt voor onderzoek samengewerkt met de gewesten en de gemeenschappen, respectievelijk bevoegd voor milieu en preventieve gezondheidszorg? Is er nood aan een grootschalig epidemiologisch onderzoek, bijvoorbeeld via zogenaamde cohortenstudies, in het verlengde van het pionierswerk van Richard Doll en Julian Peto?
Wordt er gedacht aan formules om ook andere asbestslachtoffers dan werknemers van bekende asbestbedrijven, een erkenning te geven en schadeloos te stellen? In welke mate worden de betrokken bedrijven hiervoor aansprakelijk gesteld, bijvoorbeeld via een systeem van prefinanciering en terugvordering? In welke mate is de overheid bereid een deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen, rekening houdend met het feit dat het gebruik en de productie van asbest nog jarenlang gedoogd werden nadat onomstotelijk vaststond dat asbest bijzonder zware risico's inhield voor de gezondheid van zowel werknemers als andere groepen die regelmatig aan asbestvezels werden blootgesteld?
Hebben de ministers weet van het bestaan van het «convenant instituut asbestslachtoffers» zoals dat bestaat in Nederland sinds 1998, een overeenkomst om tot schikkingen te komen tussen de sociale partners, verzekeraars en het «comité asbestslachtoffers», en dit met steun van de overheid? Verdient dit model navolging, eventueel ook voor de vergoeding van niet-werknemers?
Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. -Ik heb jammer genoeg niet op alle vragen een antwoord, ik geef u wel de stand van zaken voor de verschillende elementen.
De heer Malcorps vraagt of wij zicht hebben op de evolutie tijdens de jongste jaren van het aantal werknemers met asbestgerelateerde gezondheidsklachten. Het Fonds voor Beroepsziekten heeft daarover cijfers gegeven voor de drie categorieën: asbestose, de kanker die verbonden is met de asbestziekte en mesothelioom. Uit die cijfers blijkt dat in 1988 220 gevallen van asbestose zijn geregistreerd. In 1998 is dat aantal opgelopen tot 340. Dat is een duidelijke stijging. Ik wijs erop dat in 1991 een piek met 380 gevallen werd geregistreerd. Voor de kankers is het moeilijker om vast te stellen of ze te wijten zijn aan blootstelling aan asbest of het gevolg zijn van andere factoren, zoals het rookgedrag. In 1985 werden een veertigtal gevallen geregistreerd. In 1997 is dat aantal opgelopen tot 90. Wat het mesothelioom betreft, werden in 1985 6 gevallen geregistreerd, in 1998 is dat cijfer opgelopen tot 80.
Het is moeilijk om de verhouding na te gaan tussen het aantal erkende en niet-erkende gevallen, omdat de aanvragen niet noodzakelijk binnen het jaar worden afgehandeld. Het is dus ook moeilijk om een vergelijking te maken. Over het algemeen is er een parallele evolutie van het aantal eerste aanvragen en het aantal eerste erkenningen.
Op de belangrijke vraag of het aantal asbestgerelateerde kankers bij de bevolking bekend is, is het antwoord neen. De moeilijkheid is immers dat het aantal gekende gevallen in vergelijking met het totale bevolkingscijfer zeer laag is. De gevolgen kunnen voor de getroffenen echter zeer zwaar zijn. Er worden inderdaad levens verwoest. Als men dit wil onderzoeken, moeten zeer grote groepen worden onderzocht en moet het onderzoek over een zeer lange periode gaan, gelet op de lange latentieperiode. Ik kan hierover dus jammer genoeg geen cijfers geven. Ik kan wel het aantal sterfgevallen verstrekken per jaar als gevolg van asbestbesmetting. In het jaar 1990 waren er 87 sterfgevallen, in het jaar 1992 was er een piek met 119 gevallen en in 1994 waren het er 109. Jaarlijks gaat het dus om een groep tussen 90 en 110 personen.
Wat de meest voorkomende bron en de belangrijkste oorzaken betreft, heb ik alleen gegevens over de gevallen waarvoor een aanvraag werd ingediend bij het Fonds voor Beroepsziekten. Hiermee kan voor de beroepsbevolking worden nagegaan in welke sectoren dit verschijnsel zich het meest manifesteert. Het is opvallend dat de bouwsector momenteel dubbel zo hoog scoort als de sector van de niet-metallische minerale producten, waartoe ook de vezelcement behoort.
Voor 1998 gaat het op een totaal van 230 gevallen om 30 gevallen voor de metallische minerale producten en om 63 gevallen in de bouwnijverheid. De vraag om uitleg van de heer Malcorps zorgt er alleszins voor dat bij deze evolutie wordt stilgestaan.
Ten derde vroeg de heer Malcorps of een grootschalig epidemiologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Natuurlijk is dit nodig, maar de vraag is hoe dit moet worden georganiseerd, rekening houdend met het zeer kleine aantal gevallen en de zeer lange termijn. Ik zal samen met het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid nagaan wat daar mogelijk is. Een aantal personen van dit instituut doet reeds onderzoek rond dit thema en zij hebben al gedeeltelijke resultaten behaald. Het gaat echter niet om een grootschalig epidemiologisch onderzoek.
De twee laatste vragen gingen hoofdzakelijk over de erkenning en de mogelijke vergoeding van slachtoffers, die geen werknemers zijn. Alles wat met geld te maken heeft, moet ik met mijn collega Vandenbroucke bespreken. Het ministerie van Volksgezondheid is een van de armste ministeries. Ik heb dit punt op de werkagenda van volgende week laten plaatsen. Ik ben inderdaad op de hoogte van het bestaan van het Nederlandse "convenant instituut asbestslachtoffers". Het interesseert mij zeker te weten hoe dat daar is georganiseerd en er zijn genoeg redenen om na te gaan of we dat model in België kunnen toepassen.
De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Het verheugt mij dat er plannen zijn om een epidemiologisch onderzoek te organiseren en om na te gaan of ook de slachtoffers die geen werknemer, zijn een schadeloosstelling kunnen krijgen. Het is altijd moeilijk om een direct verband te leggen tussen gezondheidseffecten en vervuilings- en milieuproblemen. In het geval van de asbestverwerkende industrie is de kans zeer groot dat een dergelijk verband kan worden aangetoond omdat een aantal ziekten en aandoeningen zoals asbestose en mesothelioom bijna eenduidig aan asbest en asbestvezels kunnen worden toegeschreven. Medisch onderzoek naar dit verband is dan ook zeer nuttig opdat we daardoor in de toekomst ook moeilijker aantoonbare verbanden tussen milieueffecten en milieuproblemen kunnen leggen.
- Het incident is gesloten.