2-46

2-46

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 18 MEI 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 2-258/5.)

- Artikel 1 wordt zonder opmerking aangenomen.

De voorzitter. - Artikel 2 luidt:

Op dit artikel heeft de regering amendement nr. 4 ingediend (zie stuk 2-258/7) dat luidt:

Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Nagy amendement nr. 1 ingediend (zie stuk 2-258/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel mevrouw De Schamphelaere amendement nr. 2 ingediend (zie stuk 2-258/2) dat luidt:

Ik stel een afzonderlijke stemming voor, want als we het amendement van de regering in zijn geheel goedkeuren, kunnen we ons niet meer uitspreken over de amendementen van mevrouw Nagy en van mevrouw De Schamphelaere. We zouden eerst stemmen over het eerste en tweede lid van het amendement van de regering, daarna over het amendement van mevrouw De Schamphelaere en ten slotte over het amendement van mevrouw Nagy. (Instemming)

We stemmen nu over het eerste en het tweede lid van het amendement van de regering.

Stemming nr. 1

Aanwezig: 51

Voor: 50

Tegen: 0

Onthoudingen: 1

Mme Marie Nagy (ECOLO). - L'amendement que j'ai déposé trouve sa justification dans un souci d'égalité et de respect des principes communément admis en Europe, des principes hérités de la Révolution française et qui prévoient notamment un traitement égal de tous les morts.

Ma crainte réside dans le fait que l'on va conserver des cendres dans des lieux privés qui pourraient devenir des lieux de culte. C'est un danger pour l'avenir, car d'autres personnes avec d'autres conceptions vont estimer que ce qui peut être fait pour des cendres pourrait l'être pour des cadavres, puisque nous ne connaissons plus les mêmes problèmes de salubrité et de santé publique aujourd'hui. Dès lors, ces personnes pourraient décider d'ériger des mausolées dans les jardins.

J'estime donc que le texte tel que proposé pourrait être préjudiciable à notre société; ce point avait d'ailleurs fait l'objet de débats entre la Chambre et le Sénat. Je reste dans la ligne choisie par mon groupe depuis le début. Je pense qu'il nous incombe de réfléchir à l'avenir de notre société multiculturelle et que la proposition qui nous est faite pourrait être source de conflits.

De heer Louis Tobback (SP). - Ik had niet de bedoeling om in dit debat het woord te nemen, noch om dit wetsvoorstel goed te keuren. Ik wenste mij na overleg met mijn fractie in alle discretie te onthouden of tegen te stemmen.

Ik ben het volmondig eens met wat mevrouw Nagy zo-even heeft gezegd. Wat zal er gebeuren als iemand in naam van het gelijkheidsbeginsel een procedure bij het Arbitragehof start waarbij hij een gelijke behandeling eist voor een lichaam als voor de as van dat lichaam? Gelet op de eeuwenoude traditie in ons land ben ik benieuwd wat het Hof in dat geval zal oordelen.

Ik heb in deze zaak veel respect voor de opvattingen van velen en voor de emoties aan de grond van de zaak, maar dit eindigt met een retour naar het Ancien Régime waarbij de baron, al dan niet verast, opnieuw een mausoleum krijgt in het park van zijn kasteel.

Ik heb mij bij de stemming over het amendement van de regering onthouden. Ik vraag mij af welke zin het heeft om in een wettekst strikt te bepalen dat de officier van de burgerlijke stand ervoor moet zorgen dat de as op het kerkhof acht decimeter diep wordt begraven, terwijl wie de as meeneemt naar huis ermee kan doen wat hij wil.

M. Alain Zenner (PRL-FDF-MCC). - Je voudrais soulever un problème technique. Dès lors que l'amendement du gouvernement, en sa première partie, a été voté et si l'amendement de Mme Nagy est bien celui que j'ai en main, le texte reste le même. Celui que vous proposez est : "... si le défunt en a émis la volonté par écrit ou, le cas échéant, à la demande de ceux qui en étaient les tuteurs légaux, être dispersées à un endroit autre que le cimetière." C'est bien de cela qu'il s'agit. Je ne vois plus quelle est la cohérence entre ce texte-ci, même si j'en partage tout à fait la philosophie, et le texte précédent qui prévoit déjà la dispersion non seulement dans une parcelle au cimetière mais aussi sur la mer territoriale contiguë au territoire de la Belgique. Adopter l'amendement tel qu'il est rédigé reviendrait, me semble-t-il, à vouloir dire que l'on pourrait disperser les cendres partout. Je ne vois pas la cohérence entre les deux textes.

Mme Marie Nagy (ECOLO). - C'est juste le contraire. Je n'ai pas d'objection contre la dispersion, telle qu'elle est prévue par le texte. Ce que je crains, c'est que l'on puisse garder les cendres dans un lieu privé et élever un mausolée à cet effet. C'est là que se situe la rupture par rapport à l'histoire et à ce qui a été obtenu il y a trois cents ans.

M. Alain Zenner (PRL-FDF-MCC). - Je comprends bien votre préoccupation mais ne faudrait-il pas alors proposer un sous-amendement à l'amendement du gouvernement pour supprimer l'alinéa suivant ? Sans quoi je ne vois pas la cohérence.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je constate que nous sommes en train de refaire le débat dans sa totalité. Je pense qu'il est bien que l'on puisse débattre de cela. Mais est-ce vraiment le lieu ici, en séance plénière ?

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je ne vous le fais pas dire !

M. René Thissen (PSC). -Le débat qui s'engage ici montre bien qu'il était nécessaire de renvoyer le texte en commission. C'est vraiment une démonstration éclatante. Si le renvoi n'a pas lieu, j'aimerais obtenir la réponse à une question, par rapport à l'amendement de Mme Nagy dont j'approuve le principe : qui est responsable de la dispersion des cendres ? Cette question n'est pas sans intérêt. En effet, si l'urne est remise aux parents, je ne suis pas du tout certain que l'on puisse garantir que les cendres seront bien dispersées. Ce point peut-il être réglé par arrêté royal ? Je l'ignore. Je n'ai malheureusement pas pu participer aux travaux de la commission mais je crois que ce point doit absolument être précisé.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - In de wetgeving op de lijkbezorging werd vastgelegd wie moet zorgen voor de begeleiding van het lijk naar het kerkhof. Niet om het even wie mag as verstrooien, ook niet op een strooiweide. Dat moet gebeuren door de persoon die daarvoor door de gemeente of de stad werd aangesteld. Ook als as wordt verstrooid op een andere plaats dan de strooiweide, moet een beroep worden gedaan op de verantwoordelijke van de burgerlijke stand.

Deze aangelegenheid werd uitvoerig besproken tijdens de vorige legislatuur en bij herhaling ook in de huidige commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden. Ook het amendement van mevrouw Nagy en dat van mevrouw De Schamphelaere werden uitvoerig besproken. Uiteraard kan men in openbare vergadering opnieuw een amendement indienen.

Als men vindt dat een aangelegenheid onvoldoende besproken werd in de commissie, zal ik me niet verzetten tegen de terugzending naar de commissie niet tegenhouden, wel integendeel. Ik ben immers voor duidelijkheid.

Toch moet het me van het hart dat tijdens de vorige legislatuur de voorstellen van de toenmalige oppositie systematisch werden weggestemd zonder dat aan de oppositie de kans werd gegeven het dossier opnieuw te behandelen in openbare vergadering of in de commissie. Waarom kan een dossier, dat grondig werd besproken, niet behoorlijk worden afgehandeld?

De voorzitter. - Mevrouw Leduc, ik begrijp uw standpunt, maar wat nu gebeurt, toont aan dat mijn voorstel van daarnet om deze aangelegenheid terug te zenden naar de commissie de beste oplossing is.

Maar ik wens dat men met orde werkt en ik stel dus de terugzending naar de commissie voor. In de huidige omstandigheden kunnen wij de bespreking van de artikelen en de amendementen niet voortzetten. Het voorstel kan volgende week opnieuw in openbare vergadering worden behandeld, wanneer alles geregeld is.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Volgende week donderdag zal ik afwezig zijn. Is het mogelijk om dit dossier pas binnen veertien dagen opnieuw aan de agenda van de openbare vergadering te plaatsen?

De voorzitter. - Als u dat wenst, mevrouw Leduc.

- Tot terugzending wordt besloten bij zitten en opstaan.