2-258/4

2-258/4

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

16 MEI 2000


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 24 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW CORNET D'ELZIUS


I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENSTER VAN HET VOORSTEL

De indienster zet uiteen dat haar voorstel bijna overeenstemt met de inhoud van een amendement dat tijdens de vorige zittingsperiode reeds werd ingediend naar aanleiding van de bespreking van het wetsontwerp dat uiteindelijk de wet van 20 september 1998 is geworden. Dit voorstel voorziet dat indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald, de as in een urne ter beschikking kan worden gesteld van de nabestaanden die de zorg ervoor op zich nemen. De as kan bewaard worden, begraven of uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats. De Koning bepaalt de nadere voorwaarden waaraan hierbij moet voldaan worden.

Dit voorstel beantwoordt aan een grote maatschappelijke vraag. Jaarlijks kiezen meer dan 34 000 mensen voor crematie en dit aantal stijgt. De vraag naar andere mogelijkheden voor de asbestemming is van essentiëel belang voor de betrokken families waarvoor deze discussie van wezenlijk belang is. Dit is een zeer gevoelige materie is, waarmee op een ernstige manier moet worden omgesprongen. De indienster wenst alle mogelijke bezwaren vanuit het oogpunt dat er misbruiken zouden kunnen ontstaan, te ontkrachten. Van moslims wordt aanvaard dat ze hun doden terugbrengen naar het land van oorsprong. In Boeddhistische landen is het gebruikelijk om de as van de overledene te bewaren in een soort huisaltaar waar men de voorouders herdenkt. Uitgestrooid worden op zee is nooit een probleem geweest maar uitstrooien in een vijver in de tuin zou ondenkbaar zijn. Een haarlok van een overledene bewaren is een veel voorkomende aangelegenheid doch het bewaren van een beetje as als aandenken zou niet kunnen !

Het is vanzelfsprekend dat familieleden die de as van een overledene onder hun hoede nemen om deze hetzij ergens anders uit te strooien, hetzij om deze te bewaren, dit zullen doen met het grootste respect aangezien het immers om een dierbaar persoon gaat. Indien de as thuis bewaard wordt en er na verloop van tijd geen familieleden meer in leven zijn die de as wensen te bewaren, kan deze eenvoudig alsnog naar de begraafplaats worden overgebracht om dan te worden uitgestrooid.

In Frankrijk is de bestemming van de as volledig vrij. In Nederland mag men de as in een gesloten asbus thuis bewaren en er is een gedoogbeleid ten aangezien van het uitstrooien op een zelfgekozen plek. Na een sereen debat in de Tweede Kamer besliste men in 1997 om de bestemming volledig vrij te laten. Ook in Noord-Europa en in de Angelsaksische landen bemoeit de overheid zich niet met hetgeen men als een privé-aangelegenheid beschouwt. Speciale misbruiken of schandalen zijn niet vastgesteld.

Wat in ons land niet zou kunnen kan enkele kilometers verder dus wel. Om onze wetgeving te ontwijken kan men makkelijk als asbestemming een plaats in Frankrijk of Nederland opgeven, daar de as in ontvangst nemen en er opnieuw de grens mee oversteken.

Een ander argument dat vaak wordt aangehaald is dat men een lijk ook niet elders mag begraven. Dit is ook logisch vanuit het standpunt van de volksgezondheid. As bestaat echter voor 99 % uit mineralen en is volkomen onschadelijk voor het milieu. In Nederland heeft men deze zaak zorgvuldig onderzocht en de onderzoekers kwamen tot de conclusie dat er geen milieuredenen zijn om de uitstrooiing van as op privé-terreinen te verbieden.

Regelmatig worden begrafenisondernemers en crematoriadirecties geconfronteerd met de vraag van sommigen om een beetje as mee te nemen of om de as op een zelfgekozen plaats uit te strooien of te bewaren. Deze mensen reageren steeds met veel onbegrip op de weigering. Het alternatief dat mensen dan hebben is een beetje as van de strooiweide op te rapen. Het is beschamend mensen na de verstrooiing wat as in hun zakdoek of in een luciferdoosje te zien duwen !

Niets is zo privé als de eigen dood ! Het enige juiste uitgangspunt om deze discussie te voeren is : waarom moeten we het verbieden ? Na zorgvuldige afweging van alle argumentatie kan men niet anders dan tot de conclusie komen dat daarvoor geen geldige argumenten te vinden zijn. De wil van de overledene moet primeren; hij of zij moeten kunnen bepalen wat er met de as gebeurt.

II. BESPREKING

Een lid merkt op dat haar houding ongewijzigd blijft sinds de behandeling van het amendement van de indienster tijdens de vorige zittingsperiode. Ten opzichte van het voorstel heeft ze hetzelfde voorbehoud. Ze heeft tegen gestemd en zal dat blijven doen, omdat ze misbruiken blijft vrezen.

Zo is het niet denkbeeldig dat de aandacht voor de urne na één generatie verdwenen is, en dat deze nadien gewoon op een vuilnisbelt belandt, bijvoorbeeld na verkoop van de woning van de bewaarder van de urne.

De indienster beweert dat het verzet tegen overdracht kan worden voorzien bij testament.

Ze is ervan overtuigd dat zowel Belgen als buitenlanders met het nodige respect met zulke vormen van lijkbezorging kunnen omspringen.

Mevrouw De Schamphelaere deelt het standpunt van de eerste spreekster, die dit voorstel betwistte, en dient in die zin een amendement in (nr. 2) om elke vorm van privé-bewaring of -begraving te vermijden.

De begrafenissen zijn immers een gevoelige materie in onze staatsgeschiedenis, die raakt aan de verhouding tussen Kerk en Staat. Teneinde de gelijkheid van de burgers op het vlak van lijkbezorging te vrijwaren, is elke private bewaring of begraving te vermijden. Zo niet, zet men de deuren open voor het oprichten van bijvoorbeeld mausolea. Bovendien moet openbare controle mogelijk zijn.

De indienster van het voorstel vindt deze redenering niet correct, omdat de facto de gelijkheid toch al niet meer gewaarborgd is. Er zijn nu ook al geprivilegieerden, zoals de oud-strijders. Controle kan desnoods worden georganiseerd door gemeenteambtenaren.

Een senator vindt, evenals de vorige sprekers, dat deze kwestie zeer kies is, en dat ze inderdaad raakt aan het gelijkheidsbeginsel. Hij vindt het bewaren van as bij personen thuis geen goede oplossing.

De indienster van amendement nr. 2 heeft desnoods minder problemen met een private uitstrooiing dan met het thuis bewaren van een urne, omdat uitgerekend deze variante van privé-lijkbezorging het meest tot misbruiken aanleiding kan geven.

De indienster van het voorstel vindt dit geen argument. Ook de begravingen in de publieke begraafplaatsen hebben soms na verloop van tijd nefaste gevolgen : in de kranten treft men niet zelden artikelen aan die gewag maken van beenderen en andere resten van lijken die hier of daar rondslingeren.

Een andere senator herinnert eraan dat zij zich al tijdens de vorige zittingsperiode heeft verzet tegen het amendement dat nu dit wetsvoorstel vormt. Zij verzette zich zowel tegen het thuis bewaren van de urne als tegen het begraven in de tuin.

Wat gebeurt er immers wanneer het huis wordt verkocht ? Er is geen enkele waarborg dat de asse door de kopers met respect zal worden behandeld.

Een senator valt dit standpunt bij en benadrukt dat het restament in deze kwestie de basis is van alles en dat de koper van het goed niet tot de uitvoering van het testament kan worden gedwongen. Het is onmogelijk om zoiets voor de toekomst te regelen.

Een senator stelt dat de opzet van dit wetsvoorstel de fundamentele principes in opspraak brengt die ten grondslag liggen aan de inrichting van de begrafenissen.

Zo is het verbod op het inrichten van private begraafplaatsen in het gedrang gebracht, alsmede het principe van de gelijke wijze van begraven en de openbare controle op de begraafplaatsen.

De indienster beweert dat bij de bespreking in de Kamer van volksvertegenwoordigers van het wetsontwerp dat de wet van 20 september 1998 is geworden, het aspect van de asverstrooiing niet werd uitgediept.

Dat gebeurde wél in de Senaat, waar deze problematiek grondig werd besproken naar aanleiding van haar toenmalig amendement. Er is toen ook reeds verwezen naar de ons omringende landen, waar nergens misbruiken werden vastgesteld, ondanks het bestaan van wetten met dezelfde strekking als die van haar huidig voorstel.

Dit is een debat waarin de tolerantie moet zegevieren, onder meer ten aanzien van de innige wens van vele verwanten om, in geval van lijkverbranding, nog een fysieke band te bewaren met de overledene, en zo het rouwproces te vergemakkelijken.

Ze denkt niet dat men moet vrezen voor het oprichten van mausolea, wat trouwens een probleem van bouwvergunning zou opwerpen.

Wat ze wil, is een bescheiden variante invoeren op de openbare verstrooiing of de bijzetting van de urne in een columbarium.

Mevrouw Nagy heeft, samen met de heer Vankrunkelsven, een amendement ingediend (nr. 1) om de zo-even geciteerde principes in hun juiste volgorde te handhaven. Dit amendement is zeer beperkt, en is alleszins veel minder ingrijpend dan amendement nr. 3 van mevrouw Cornet d'Elzius.

Zij vindt dat niet het principe van de tolerantie moet zegevieren, maar veeleer het gelijkheidsbeginsel dat inzake teraardebestelling werd ingevoerd door de Franse revolutie.

De gelijkheid van behandeling van de overledenen is een grondbeginsel, zoals trouwens door de Kamercommissie in herinnering is gebracht tijdens de bespreking van het wetsontwerp dat de wet van 20 september 1998 is geworden. Er werd van uitgegaan dat men de wijze van lijkbezorging sociaal moest beheren, althans wat het kader betreft.

Een bijkomend gevaar van dit voorstel schuilt in het feit dat, als men een privé-asverstrooiing en bijzetting van de as in de privé-woonst goedkeurt, in afwijking van de algemene regel, er niets is dat bepaalde pressiegroepen er nog kan van weerhouden om andere vormen van teraardebestelling te eisen.

Wat de mogelijke weerslag van buitenlandse wettelijke regelingen betreft, is ze er nog niet zo zeker van dat alles van een leien dakje loopt.

Graag had ze een vergelijkende tabel gekregen waarin de door de indienster aangehaalde vreemde wetgeving wordt vergeleken.

De indienster kan met zulk een uitstel niet akkoord gaan. De problemen zijn grondig uitgepraat tijdens de vorige zittingsperiode.

In Nederland is dit debat reeds grondig gevoerd, en is er een wet in 1997 aangenomen waardoor de bestemming van de as volledig vrij werd gelaten.

In Frankrijk vindt men dezelfde vrijheid terug, op één evidente restrictie na, namelijk dat de as niet op de openbare weg mag terechtkomen. In de Verenigde Staten is de bestemming ook vrij.

Ze vindt dat het feit dat grote landen zulk een wetgeving hebben, op zichzelf al een garantie is voor een waardige afhandeling van de problematiek in België. In al die landen beschouwt men de asvertrooiing en -bewaring voortaan als een privé-aangelegenheid.

Er valt, wat de behandeling van de as van overledenen betreft, overigens niet meer vrees gekoesterd te worden dan wat de stoffelijke overschotten van begraven personen betreft. In veel gevallen heeft men al misbruiken vastgesteld bij opgravingen van lijken in geval van beëindiging van concessies of bij afschaffing van begraafplaatsen.

Voor as kan dat per definitie niet zo'n probleem doen rijzen.

De vraag naar privé-uitstrooiing en -begraving is in ieder geval zeer groot. Het bewijs hiervan is dat, hoewel rond het voorstel geen mediacampagne is gevoerd, de pers spontaan op dit onderwerp is ingegaan.

Ten gevolge van deze persartikels heeft de indienster vervolgens heel wat bijval geoogst bij vele mensen, waaronder verschillende ouders die bijvoorbeeld jonge tieners verloren bij een ongeval. Ze waren voorstander van crematie, maar betreurden toch het ontbreken van een voldoende materiële band met de overledene.

Een lid blijft menen dat misbruiken zullen ontstaan als het bewaren van asse door privé-personen wordt toegestaan. De tekst verbiedt privé-mausolea niet uitdrukkelijk, zodat deze kunnen worden gebouwd ­ desnoods zonder bouwvergunning als ze klein genoeg zijn.

Ze vindt het fout om niet te denken aan de mogelijke gevolgen van een consensuele tekst. Wat de indienster van het voorstel ook beweert, niets zal bepaalde groepen beletten ernaar te streven dat de privatisering van de lijkbezorging wordt uitgebreid tot de begravingen. De nieuwe inzichten op het vlak van de volksgezondheid zouden deze eis kunnen rechtvaardigen.

Een ander lid deelt deze vrees. Zij herinnert zich hoe hardnekkig joden en islamieten hebben gestreefd naar het recht om privé-begraafplaatsen of toch minstens aparte percelen in te richten. De minister heeft al zijn overredingskracht moeten aanwenden om ervoor te zorgen dat de vertegenwoordigers van deze twee godsdiensten zich neerlegden bij het monopolie van de gemeentelijke begraafplaatsen. Door dit principe aan te tasten, creëert de indienster van het voorstel het risico dat alles opnieuw op de helling komt te staan.

De indienster antwoordt dat het hier om een heel andere materie gaat. Het begraven van lijken heeft inderdaad gevolgen voor de volksgezondheid, maar de crematie niet. Assen zijn mineralen die niets gemeen hebben met lijken.

De vorige spreekster blijft de gefundeerdheid van deze argumenten betwisten. Men kan niet voorspellen hoe de mens in de toekomst tegenover de doden zal staan. Elke wetswijziging over zo'n gevoelige materie moet nauwkeurig worden overwogen.

Een senator wijst erop dat mevrouw Cornet d'Elzius zelfs niet de mogelijkheid heeft gehad om haar amendement ter verdedigen. Het zou onfatsoenlijk zijn om in haar afwezigheid tot de stemming over te gaan, vooral ook omdat zij rapporteur is.

III. STEMMINGEN

Artikel 1

Artikel 1 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Artikel 2

Bij de stemming over de amendementen wordt begonnen met het amendement met de verste strekking.

Amendement nr. 3 wordt verworpen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Amendement nr. 2 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.

Amendement nr. 1 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2.

Artikel 2 wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.

Stemming over het geheel

Het wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.

Dit verslag werd goedgekeurd met 7 stemmen bij 1 onthouding.

De rapporteur,
Christine CORNET D'ELZIUS.
De voorzitter,
Anne-Marie LIZIN.