2-37 | 2-37 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Er zou in het Parlement een wetsontwerp ingediend worden waardoor ondernemingen die te veel gebruik maken van tijdelijke werkloosheid om economische redenen, een heffing van 60 of 120 frank per dag zullen moeten betalen. In dit verband zou een vergelijking moeten worden gemaakt tussen het aantal dagen toegepaste economische werkloosheid en het aantal arbeidsdagen van het arbeiderspersoneel. De bedoelde heffing zou worden aangewend voor de financiering van de gelijkstellingen van deze dagen tijdelijke werkloosheid in de reglementering "jaarlijkse vakantie".
Waarom wordt nu een totaal nieuwe, afzonderlijke heffing ingesteld? Kadert dit in de gewenste administratieve vereenvoudiging?
Is het aanvaardbaar dat, wanneer de RVA een periode van tijdelijke werkloosheid aanvaardt en effectief werkloosheidsuitkeringen aan de betrokken werknemers worden toegekend, de bedoelde dagen economische werkloosheid nadien door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie of door de Vakantiefondsen kunnen worden geweigerd als gelijkgestelde dagen voor wat de vaststelling van het vakantiegeld betreft?
Is er bij het instellen van de nieuwe heffing rekening gehouden met het feit dat in heel wat gevallen ondernemingen die het reeds economisch moeilijk hebben, zullen worden getroffen? Wordt niet a priori uitgegaan van de vooronderstelling dat werkloosheid om economische redenen ten onrechte wordt toegepast? Moet het standpunt niet zijn dat de aangevraagde economische werkloosheid verantwoord is, als ze initieel door de RVA is aanvaard? Wanneer inzake de gelijkstellingen voor de berekening van het vakantiegeld financiële en budgettaire problemen rijzen, moet dan niet veeleer worden teruggegrepen naar de beperking en plafonnering van het gelijkstelbaar dagloon die tot begin van de jaren negentig van toepassing was?
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - De maatregel met het oog op de responsabilisering van de werkgevers die veel economische werkloosheid aangeven is een van de structurele maatregelen in de sector van de jaarlijkse vakantie waarover de sociale partners een unaniem akkoord hadden gesloten in het kader van het interprofessioneel akkoord voor de periode 1999-2000. De maatregel heeft, samen met de andere structurele maatregelen, tot doel het tekort in die sector weg te werken. Dit tekort werd veroorzaakt door het wegnemen van de door de sector opgebouwde reserves ten voordele van renteloze leningen aan de overheid.
De maatregel werd door de sociale partners voorgesteld. Hij heeft tot doel de bedrijven te responsabiliseren bij de aangifte van dagen tijdelijke werkloosheid. Te vaak wordt vastgesteld dat deze tijdelijke werkloosheid zomaar als economische werkloosheid wordt aangegeven. De maatregel moet deze praktijk doen uitdoven.
Voor het al dan niet erkennen van de aangegeven economische werkloosheid beschikt de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie over een eigen beoordelingsbevoegdheid. Die is door de rechtbanken erkend en is het logische gevolg van het feit dat de last van de gelijkstelling ook volledig door de sector gedragen wordt op basis van het solidariteitsbeginsel. De financiële gevolgen voor de sector van de jaarlijkse vakantie inzake het al dan niet gelijkstellen van dagen economische werkloosheid zijn dan ook veel belangrijker dan voor andere sectoren.
De sector van de jaarlijkse vakantie stoelt op de solidariteit ten laste van alle arbeiders. Daarom is het ook belangrijk dat de aangifte van de dagen economische werkloosheid die oneigenlijk zijn, wordt geweerd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het aantal dagen economische werkloosheid dat wordt geweerd een zeer klein percentage vertegenwoordigt van het aantal in rekening genomen dagen economische werkloosheid.
Belangrijk is ook dat de dagen economische werkloosheid die niet worden gelijkgesteld door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie, wel door de RVA en de andere sectoren van de sociale zekerheid kunnen blijven gelden.
Deze maatregel heeft, zoals ik reeds zegde, tot doel de oneigenlijk aangegeven economische werkloosheid te weren en de misbruiken inzake de aangifte van economische werkloosheid te vermijden zodat het stelsel van de jaarlijkse vakantie kan overleven. De kosten van de gelijkstelling van de economische werkloosheid bedragen ongeveer 4 miljard frank op een totaal bedrag van ongeveer 120 miljard frank vakantiegeld. Om die reden beschikt de RJV terzake over een eigen beoordelingsbevoegdheid.
Het opheffen van de maatregel inzake de plafonnering van het fictief dagloon voor gelijkgestelde dagen was eveneens het gevolg van het sluiten van het bovengenoemde interprofessioneel akkoord. Die maatregel wil een discriminatie tussen de arbeiders en de bedienden wegwerken. Dat sluit aan bij een oproep die een tijdje geleden door een groep professoren werd gedaan. Het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is een erfenis uit een industrieel verleden. Als de plafonnering van de gelijkgestelde dagen voor de arbeiders wordt opgeheven, heeft dat in de praktijk tot gevolg dat de statuten van arbeiders en bedienden naar elkaar toegroeien.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). -Niet de responsabilisering vormt een probleem voor bedrijven en ondernemingen, wel de stilte rond de administratieve vereenvoudiging die met luide trom was aangekondigd.