2-30

2-30

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 24 FEBRUARI 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Voorstel van resolutie betreffende de kindsoldaten (van mevrouw Erika Thijs c.s., Stuk 2-9)

Bespreking

Mevrouw Kathy Lindekens (SP), rapporteur. - Volgens het humanitair oorlogsrecht behoren kinderen tot de vreedzame burgerbevolking. Dit betekent dat kinderen niet mogen deelnemen aan militaire activiteiten. Dit is ook het uitgangspunt van het voorliggend voorstel van resolutie.

Uiteenlopende culturele, religieuze en etnische opvattingen maken het moeilijk om het begrip `kind' met leeftijdsgrenzen te verbinden. Het Internationale Rode Kruis suggereerde om de bovengrens vast te leggen op vijftien jaar. Vanaf die leeftijd zou er dan niet meer van `kind' worden gesproken. Vijftien jaar is echter nog erg jong om al te worden ingeschakeld bij militaire activiteiten. Momenteel bestaat er een verbod om personen jonger dan vijftien jaar bij de strijdkrachten in te lijven.

In het Verdrag van de rechten van het kind staat dat ruime aandacht moet worden besteed aan de bescherming van kinderen in oorlogssituaties. Alle maatregelen moeten dus worden genomen om te vermijden dat kinderen rechtstreeks bij de oorlog worden betrokken.

Ondanks de verboden en verdragsteksten worden nog al te vaak kinderen bij conflicten ingezet. De VN schatten dat er ongeveer 250 000 gewapende kinderen zijn. Dit cijfer houdt geen rekening met het aantal kinderen dat op een andere wijze bij de oorlog wordt betrokken. In 29 landen maken kinderen deel uit van het regeringsleger of een verzetsbeweging.

Het voorbije jaar werd veel aandacht besteed aan de problematiek van kindsoldaten. De resolutie, ingediend door mevrouw Thijs, is hiervan het logische gevolg en vraagt ons land een duidelijk standpunt te laten horen over deze problematiek.

Mevrouw Thijs vestigde er de aandacht op dat het voorstel al tijdens de vorige zittingsperiode werd ingediend, maar door tijdsgebrek niet werd behandeld. De indienster was vooral getroffen door de gevolgen van oorlogsvoering voor kindsoldaten. Kinderen sneuvelen in de strijd of overlijden achteraf aan de gevolgen van opgelopen letsels. Ze dragen levenslang verminkingen met zich mee.

In het voorstel worden ook de psychologische gevolgen benadrukt. Niet alleen is er de mentale belasting van de huiveringwekkende gebeurtenissen die de kinderen tijdens de oorlog meemaken. Na de oorlog worden ze ook nog geconfronteerd met de harde realiteit van ontwrichte families en andere drama's.

De indienster stelt dat kinderen als `een geschikte oplossing' worden beschouwd bij een tekort aan volwassen manschappen, omdat ze zich over het algemeen gemakkelijk aan nieuwe situaties aanpassen en gemakkelijk tot gehoorzaamheid te brengen zijn via intimidatie, geweld en drugs. Ze betekenen een meerwaarde voor de strijdende troepen, omdat ze, door hun kind-zijn, ontsnappen aan het oog van de vijand.

Het voorstel van resolutie kon dan ook op veel aandacht in de commissie rekenen. De vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verklaarde het eens te zijn met de inhoud ervan.

In totaal werden tien amendementen ingediend. Een amendement vroeg een extra considerans aan het voorstel toe te voegen waarin wordt verwezen naar de resolutie betreffende de ondertekening door België van de UNICEF-agenda tegen oorlog. Dit amendement werd in de commissie eenparig aangenomen.

Een ander amendement van hetzelfde commissielid voegde nog twee consideransen toe: een eerste die de aandacht vestigt op initiatieven van Belgische en internationale organisaties om de minimumleeftijd op te trekken, en een tweede die de verklaring aanhaalt waarin België zegt een actieve rol te willen spelen in de strijd om een eind te maken aan de rekrutering van kinderen beneden achttien jaar. Ook dit amendement werd eenparig aangenomen.

Hetzelfde commissielid diende een amendement in om het dispositief aan te vullen met de vraag aan de regering duidelijkheid te scheppen omtrent de rekrutering van kinderen jonger dan achttien jaar door het Belgische leger en daaromtrent de nodige aanpassingen te verzekeren. Ze trok het amendement in, aangezien de Belgische reglementering inzake opleiding verbiedt personen jonger dan achttien jaar bij gewapende conflicten in te zetten.

In het eerste streepje van het dispositief wordt aan de regering gevraagd een aanvullend facultatief protocol bij het Verdrag van de rechten van het kind op te stellen dat de minimumleeftijd voor soldaten op achttien jaar brengt. Een lid stelde in een amendement voor het woord `facultatief' te schrappen, omdat ze meende dat dergelijk protocol niet facultatief mag zijn. Dit amendement werd aangenomen.

Voor het tweede streepje van het dispositief wees de minister van Buitenlandse Zaken op de moeilijkheid om het begrip `kindsoldaat' te definiëren.

In verband met het derde streepje stelde een lid de vraag welke organisaties kindsoldaten inlijven. Het blijkt hier om guerrillabewegingen te gaan. Dit leidde tot de vraag hoe België kan protesteren bij organisaties die volgens het internationaal recht niet bestaan, en of geen aparte bepaling aan die organisaties moet worden gewijd.

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

De indienster van het voorstel wees erop dat de resolutie een intentieverklaring is. Als daar door de regeringen rekening mee wordt gehouden, betekent dat al een hele stap vooruit. Bovendien zijn verzetsbewegingen vaak bij onderhandelingen betrokken. Als voorwaarde voor deelname aan deze gesprekken zouden de betrokken regeringen kunnen eisen om geen kindsoldaten meer te rekruteren. Toch benadrukte een ander lid nog eens dat een regering formeel niet op eenzelfde manier contact kan opnemen met een verzetsbeweging als met een officiële regering. Invloed aanwenden en druk uitoefenen kan natuurlijk wel.

In het vierde streepje wordt gepleit voor een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van de rechten van het kind, waarbij het inzetten van kinderen voor het ruimen van mijnen wordt verboden. Er werd een amendement goedgekeurd dat ook hier het woord `facultatief' uit de formulering haalt. De indienster van het amendement is van mening dat het niet om een facultatief protocol mag gaan.

Hetzelfde commissielid diende nog een amendement bij dit deel van het dispositief in waarin de regering wordt gevraagd een actieve politiek te voeren die de wapenhandel in het algemeen en de handel in lichte wapens in het bijzonder aan banden legt. Omdat er ook moet op worden toegezien dat wapens niet worden uitgevoerd naar landen die kindsoldaten inzetten, werd hieraan een subamendement toegevoegd. Amendement en subamendement werden eenparig aangenomen.

Op suggestie van een van de leden stelde de indienster van het voorstel een amendement voor bij het vijfde streepje van het dispositief waarin wordt gevraagd bijzondere aandacht te besteden aan de sociale en psychologische opvang van de slachtoffers in de internationale acties en programma's voor demobilisatie en reïntegratie van kindsoldaten die de regering financieel en materieel zou moeten steunen. Het amendement werd eenparig aangenomen.

Enkele leden formuleerden bedenkingen bij de specifieke verwijzing naar de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid in streepje zes. Omdat de problemen rond kindsoldaten elders in de wereld even ernstig zijn, vonden ze het niet opportuun om Afrika te stigmatiseren. Twee leden formuleerden een amendement om dit streepje te doen vervallen. De indienster van het voorstel drong erop aan dit punt niet uit de tekst te halen, omdat de Organisatie van Afrikaanse Eenheid zelf tegen het inlijven van kindsoldaten heeft opgeroepen én omdat het grootste aantal landen waar kinderen in gewapende conflicten worden ingezet, zich te zuiden van de Sahara bevindt. De minister van Buitenlandse Zaken wees er echter op dat dit zesde streepje overbodig is, gezien eind 1999 het Afrikaans Handvest voor de rechten en het welzijn van het kind in werking trad. Het besproken amendement werd vervolgens met negen stemmen bij één onthouding aangenomen.

In de Commissie werd het geamendeerde voorstel van resolutie door de aanwezige leden eenparig aangenomen.

Tot zover het verslag. Ik voeg er een paar persoonlijke beschouwingen aan toe.

Ik dank mevrouw Thijs omdat ze deze resolutie, die in een klare taal is gesteld, heeft ingediend. Wij hebben hierover een goede discussie gevoerd in de commissie. Ik had zelf een groot aantal amendementen, maar alle commissieleden zaten op dezelfde golflengte en ik ben dan ook blij dat alle amendementen op één na zijn aangenomen. Het is belangrijk dat België na 10 jaar Verdrag van de rechten van het kind pleit voor een effectief aanvullend protocol om de uitzondering op de leeftijd van 18 jaar voor de kindsoldaten ongedaan te maken. Dit is de enige smet die rust op het Verdrag. Kinderen gelden niet thuis in geweldsituaties; volwassenen trouwens ook niet.

Als België een voortrekkersrol wil spelen, moeten onze wapenexportbedrijven wel worden aangespoord geen wapens meer te leveren aan landen die kindsoldaten inzetten. De wapenhandel in het algemeen moet trouwens aan banden worden gelegd.

Als derde en laatste punt verwijs ik naar het amendement betreffende de opleiding van soldaten in het Belgisch leger, dat ik na beraadslaging heb ingetrokken. Jongeren kunnen inderdaad pas vanaf 18 jaar worden ingezet in het Belgisch leger. Vanaf het ogenblik dat kinderen een militaire opleiding beginnen, veranderen ze van statuut. Ze krijgen dan namelijk een militair statuut en vallen dan niet langer onder het beschermd statuut van de burgerbevolking. Dat kan problemen doen rijzen inzake kwetsbaarheid als ze in het buitenland zijn. Kan de minister dit nagaan en hiervoor een oplossing vinden?

Met de resolutie van mevrouw Thijs kan de Senaat een krachtig en duidelijk signaal geven in het internationaal debat over de kindsoldaten.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Het rapport van mevrouw Lindekens is een uitstekende weergave van de besprekingen in de commissie, waarvoor mijn dank.

Een rebellenleider in Congo verklaarde ooit over de kindsoldaten het volgende: «Kinderen zijn goede vechters omdat ze jong zijn en omdat ze indruk proberen te maken. Ze denken dat het maar een spelletje is, waardoor ze niet snel bang zijn.» Oorlog voeren is echter geen kinderspel. Hoewel de internationale gemeenschap het erover eens is dat kinderen niet thuishoren in een gewapend conflict, merken we dat steeds meer staten het nalaten de verantwoordelijkheid op zich te nemen om minderjarigen te beschermen. Vooral in de derde wereld worden kinderen met subtiele oorlogsverheerlijkingen opgehitst in hun begeerte naar macht, gezag en erkenning. Als kindsoldaten krijgen zij immers het gevoel er weer bij te horen. Ondanks de beloftevolle bepalingen in de verschillende internationale verdragen en conventies die het gebruik van kindsoldaten verbieden, worden vandaag nog 300.000 kinderen in de frontlinies ingezet. Onvolwassen, bedreigd en vaak onder invloed van drugs en drank spelen zij de rol van zowel agressor als slachtoffer in een oorlog die de hunne niet is. Geobsedeerd door de chaos van de strijd vechten zij voor een beetje voedsel, kleding, geborgenheid en erkenning. Zij vormen het effectieve gevechtswapen omdat ze nog geen besef van normen en waarden hebben ontwikkeld. Die kindsoldaten met wapens beschikken over een dodelijke macht die ze zonder onderscheid voor menselijke waarden op barbaarse wijze uitoefenen. Toch zijn zij voor dat gedrag niet verantwoordelijk. Volwassenen hebben die kinderen hiertoe aangezet. Ze hebben hen wapens gegeven en er zonder enig normbesef moordmachines van gemaakt. Een kind kan een geweer hanteren en vechten, maar dat betekent geenszins dat een kind beseft waar het mee bezig is. Rebellenleiders en staatslieden beginnen meer en meer te beseffen dat ze een generatie kinderen hebben gekweekt die kunnen lezen noch schrijven, die alleen weten dat respect kan worden afgedwongen met het geweer. Het is onze taak om hieraan een einde te maken. Het gaat echter allang niet alleen om die kindsoldaten. Nog lang na het einde van de oorlog worden kinderen door achtergebleven mijnen gewond en verminkt. België heeft wat dat betreft een voortrekkersrol gespeeld. Onze wetgeving betreffende het verbod op de productie van, de handel in en het gebruik van landmijnen was erg vooruitstrevend. Ook in de strijd tegen de inzet van kindsoldaten kan een klein land als België een belangrijke rol spelen. Kinderen die het strijdgewoel overleven, zijn vaak levenslang getraumatiseerd door vreselijke herinneringen. Zo wees een onderzoek in Angola uit dat 66% van de onderzochte kinderen getuige geweest waren van moord, 91% was met lijken geconfronteerd geweest en 67% had gezien hoe mensen gefolterd, geslagen of op een andere wijze werden mishandeld. Die traumatische ervaringen kunnen leiden tot nachtmerries, concentratieproblemen, depressies en vooral ook een gevoel van machteloosheid ten aanzien van de toekomst. De reïntegratie in de maatschappij wordt hierdoor ten zeerste bemoeilijkt. Het verheugt mij daarom dat een amendement inzake de reïntegratie in de resolutie werd opgenomen. In het afgelopen decennium stierven twee miljoen kinderen door oorlogsgeweld, vier tot vijf miljoen kinderen geraakten gehandicapt, 12 miljoen kinderen werden ontheemd en meer dan een miljoen kinderen werden wees of verloren alle contact met hun ouders.

Tien miljoen kinderen liepen ernstige psychische trauma's op. De cijfers zijn afkomstig van Unicef en confronteren ons met een harde en betreurenswaardige realiteit. Het wordt dan ook hoog tijd op internationaal niveau onze verantwoordelijkheid op ons te nemen.

Door de bestaande wetgeving toe te passen zou de wereld in principe in staat moeten zijn kinderen in oorlogstijd beter te beschermen. Vooral het kinderrechtenverdrag van 1989 zou voldoende garanties moeten bieden, maar het verbod op rekrutering heeft enkel betrekking op kinderen tot 15 jaar. Daarom stellen we met deze resolutie voor dat de werkgroep van de VN-commissie voor de mensenrechten met een aanvullend protocol bij het kinderrechtenverdrag de leeftijdsgrens voor rekrutering optrekt tot 18 jaar. Deze grens is niet willekeurig gekozen: 18 is de juridische leeftijd van de volwassenheid, de leeftijd waarop men handelingsbekwaam wordt geacht. Daarnet merkte iemand op dat de leeftijdsgrens nog hoger zou moeten liggen. Het aanvullend protocol kan dan gelden als bron van het volkenrecht, zoals bedoeld in artikel 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof. Handelen in strijd met dat protocol kan dan als oorlogsmisdaad worden beschouwd. Zo krijgen kinderen in gewapende conflicten een grotere bescherming en kunnen daders worden vervolgd. Het inzetten van kinderen als soldaat is immers het resultaat van opzettelijk handelen of in elk geval van een moedwillige nalatigheid. Terecht verklaarde een juridisch medewerker van de Hoge Raad voor Vluchtelingen: «Wat de wereld nodig heeft, zijn strengere regels tegen de inlijving van kindsoldaten. Het wordt tijd dat de beschaafde wereld in actie komt.»

Het verheugt ons dat de internationale gemeenschap intussen een compromis heeft bereikt over een aanvullend protocol dat de leeftijd voor rekrutering op 18 jaar brengt. De onderhandelingen sleepten al sinds 1994 aan en een aantal landen hadden er zich fel tegen verzet. Opvallend genoeg kwam het felste verzet niet alleen van de naties die kindsoldaten actief inzetten. We hopen dan ook dat onze regering het aanvullend protocol zo snel mogelijk ter ratificatie aan het parlement voorlegt. Tegelijkertijd wachten we op de nieuwe conventie rond de ergste vormen van kinderarbeid die op 17 juni 1999 door de IAO werd goedgekeurd. Ook die conventie bepaalt dat kinderen slechts vanaf 18 jaar mogen worden geworven.

Met het voorstel van resolutie streven we echter niet alleen naar een preventief optreden. Vele kinderen zijn nu reeds het slachtoffer van oorlogsgeweld en hebben vaak tegen hun wil actief deelgenomen aan gevechten. Daarom moet er ook aandacht gaan naar de rehabilitatie van kinderen in conflictgebieden, wellicht de moeilijkste opdracht op lange termijn. Die kinderen zijn de toekomstige volwassenen die het voorbeeld moeten geven aan de generatie na hen. Vele van die voormalige kindsoldaten hebben gebrek aan voedsel en onderdak en vooral behoefte aan psychosociale begeleiding om hun emotionele beschadiging te genezen. Daarom roepen we de staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking op de nodige fondsen vrij te maken ter ondersteuning van internationale acties en programma's voor demobilisatie en reïntegratie van kindsoldaten in het maatschappelijk leven. Ook de kinderen die het slachtoffer zijn van manipulaties van volwassenen, moeten het recht op een normaal maatschappelijk leven krijgen. Misschien is het interessant het verlenen van Belgische hulp te koppelen aan een verbod op het rekruteren en inzetten van kindsoldaten. Dat impliceert meteen ook een verbod op het exporteren van wapens naar risicoregio's. Het gaat immers niet op morele politieagent te spelen in de strijd tegen het inzetten van kindsoldaten, maar tegelijkertijd die regio's te voorzien van licht en zwaar wapentuig. Misschien kan de bevoegde minister op dit vlak een wetgevend initiatief nemen.

De CVP-fractie verheugt zich erover dat in de commissie over de partijgrenzen heen een consensus werd bereikt om met dit voorstel van resolutie de regering en de wereldgemeenschap een signaal te geven. We wensen hiermee immers niet alleen het aanvullend protocol te steunen, maar ook de motor te zijn van een brede maatschappelijke verontwaardiging in de hoop dat op een dag internationale organisaties in staat zullen zijn bestraffend op te treden. Het instellen van de leeftijdsgrens op 18 jaar is één zaak. Van groter belang is ervoor te zorgen dat deze leeftijdsgrens ook echt in de praktijk wordt nageleefd. Alleen op die manier kunnen we het verschijnsel kindsoldaten uit de wereld helpen. Oorlog is inderdaad geen kinderspel. De CVP-fractie hoopt dan ook dat dit voorstel van resolutie eenparig wordt aangenomen.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je tiens tout d'abord à remercier ma collègue Erika Thijs d'avoir pris l'initiative de rédiger cette résolution que nous discutons aujourd'hui, en regrettant que seules des femmes montent au créneau sur ce sujet pourtant si important des enfants soldats. J'espère aussi que le ministre a écouté ses demandes très précises avec attention. Grâce à la résolution de Mme Thijs, notre assemblée a l'occasion de jouer un rôle constructif dans une problématique qui devrait, me semble-t-il, ne laisser personne indifférent. Cette résolution a d'ailleurs été adoptée en commission à l'unanimité des membres présents. Peut-être est-ce pour cette raison qu'il y a si peu d'intervenants... On aime le show et les disputes. J'espère que cette assemblée adoptera le texte avec la même unanimité afin que nous lancions enfin un signe fort en cette matière.

Ce signal fort est nécessaire pour contribuer aux campagnes internationales lancées par une série d'ONG sur cette problématique mais aussi par l'UNICEF, qui a publié en 1996 un rapport très alarmant sur l'impact des conflits armés sur les enfants. Les enfants sont, de plus en plus souvent, à la fois victimes et instruments des conflits armés. Les conflits horribles en Afrique, le génocide au Rwanda, le Liberia, la Sierra Leone sont autant de rappels de cette situation inacceptable.

Ce signal fort est également nécessaire pour alimenter la dynamique actuelle visant à renforcer les dispositions de la convention de sauvegarde des droits de l'enfant. Comme vous le savez, les discussions sur ce protocole ont achoppé sur l'âge minimum admissible pour autoriser un enfant à devenir soldat. La convention de 1990 autorise les enfants à participer à des hostilités à partir de l'âge de quinze ans. La majorité des États, à quelques exceptions notables, veut porter l'âge minimum à dix-huit ans, non seulement pour le recrutement, mais aussi pour la participation au combat. Les exceptions notables sont les États-Unis et le Royaume Uni, qui admettent des recrues à partir de seize ou dix-sept ans. Notre résolution veut porter l'âge de recrutement à dix-huit ans, y compris en Belgique. Il faudra donc que le gouvernement clarifie le statut des cadets et des étudiants de l'École royale militaire en gardant toutefois suffisamment de flexibilité afin que les rhétoriciens de dix-sept ans et demi par exemple, ou en avance sur leur programme, ne subissent pas une discrimination s'ils veulent intégrer l'École royale militaire.

Rappelons qu'à Genève, le 21 janvier dernier, les gouvernements ont adopté, après six années de négociations, un traité interdisant la participation d'enfants de moins de dix-huit ans dans les conflits armés. Cette interdiction ne s'étend toutefois pas aux recrutements volontaires dans les forces armées régulières. Les ONG regrettent que cette disposition crée deux poids, deux mesures. Les gouvernements peuvent recruter à partir de seize ans alors que les groupes rebelles devraient respecter l'âge de dix-huit ans. Cette distinction peut être difficile à établir dans les États en décomposition et inapplicable car, par définition, les groupes rebelles ne respectent pas la légalité.

La Belgique a adopté une position très ferme sur ce sujet grâce aux efforts tant du gouvernement précédent que du gouvernement actuel, il faut le souligner.

L'Organisation internationale du travail avait adopté l'année dernière une convention sur le travail des enfants qui interdit la conscription en dessous de l'âge de dix-huit ans. La plupart des États portent désormais l'âge du recrutement volontaire à dix-huit ans. Les dispositions dont je viens de parler s'appliquent aux cas d'engagement volontaire d'enfants ou de jeunes adultes dans les forces armées. Il est évident que la majorité des enfants soldats se comptent parmi les recrutements forcés par des forces gouvernementales ou rebelles, dans les pays en conflit. Les statistiques internationales évaluent leur nombre à 300 000 enfants de moins de dix-huit ans impliqués dans trente-trois conflits armés récents.

Parmi les exemples les plus frappants, on peut citer l'Afghanistan, l'Angola, le Burundi, le Congo, l'Iran, l'Irak, le Liban, le Liberia, la Tchétchénie, le Rwanda, la Sierra Leone, la Somalie et l'Ouganda.

Les enfants sont très vulnérables au recrutement militaire en raison de leur fragilité et de leur manque de maturité. Ils peuvent être entraînés dans des conflits et dans une violence qu'ils ne sont pas encore capables de comprendre. Certains enfants pauvres, seuls et abandonnés rejoignent des bandes armées sous la pression économique ou sociale, dans l'espoir de se voir offrir un toit et de la nourriture.

D'autres sont simplement kidnappés avant de subir des tortures physiques ou morales qui les conditionnent à devenir des machines à tuer. Ils sont souvent amenés à commettre des atrocités contre leur propre famille ou leurs voisins. Cela les empêche à jamais de retourner parmi les leurs ou dans leur village. Tout espoir de réhabilitation leur est donc interdit.

Si l'interdiction internationale et légale des enfants soldats est une nécessité, il faut établir des textes et prévoir des sanctions effectives pour assurer le respect des dispositions légales mises en place. La justice internationale doit se saisir de cette problématique et poursuivre impitoyablement les seigneurs de la guerre. L'action de notre diplomatie devrait favoriser l'adoption de tels textes tout en insistant dans ses contacts diplomatiques sur la problématique des enfants soldats, je pense notamment à la région des Grands Lacs.

De manière transitoire, il faudrait prévoir également...

C'est difficile, M. le président, de parler à quelqu'un qui parle à un autre tout le temps.

De voorzitter. - De minister luistert wel, mevrouw.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je le sais, sûrement attentivement. Simplement, je trouvais sympathique que le ministre des Affaires étrangères entende un certain nombre de choses sur les enfants soldats.

M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Je connais parfaitement le problème et je sais ce que vous allez dire.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je crois qu'il s'agit d'un problème tellement grave que le répéter n'est pas inutile.

Donc, de manière transitoire, il faudrait prévoir également une démobilisation et une réhabilitation des enfants soldats. La participation à la guerre et à la violence provoque chez les enfants des dommages psychologiques importants qui exigent des programmes de réhabilitation individuels destinés à permettre à ces enfants de réintégrer la société et d'y jouer un rôle constructif.

Les enfants soldats ont besoin de programmes d'éducation, d'apprentissage, de réunions familiales, d'assistance humanitaire afin de rejoindre la société civile. L'alternative à la guerre est souvent la criminalité.

Il faut à la fois guérir les corps et les esprits puisqu'après de telles expériences, le sens de la normalité a complètement disparu et que la frontière entre le bien et le mal a été complètement faussée. Les programmes internationaux devraient accorder une place prépondérante aux besoins médicaux, physiques et psychologiques des enfants traumatisés par la guerre, que ceux-ci aient été des acteurs, des victimes ou des spectateurs. Comme les enfants soldats résultent de conséquences induites par les conflits dans les pays généralement pauvres ou déchirés par des tensions ethniques, je considère qu'au-delà de la présente résolution, notre gouvernement peut contribuer de manière très pratique à ces objectifs non seulement par la coopération au développement, par l'action de sa diplomatie, mais aussi par la contribution de ses forces armées. Une coopération technique militaire rénovée et intelligente peut jouer un rôle important pour aider à la démocratisation des forces armées des pays sortis de la guerre par l'aide à la démobilisation des enfants soldats et à la construction d'armées au service de leurs nations respectives.

Mon groupe votera unanimement en faveur de cette résolution. Nous espérons que cette résolution sera un message d'espoir pour un avenir meilleur. Je vous remercie de votre attention.

De heer Jacques Devolder (VLD). - In de eerste plaats wens ik de rapporteur te feliciteren voor het, zowel inhoudelijk als taalkundig, uitstekend verslag.

Niemand van ons zal ontkennen dat oorlog voor alle betrokkenen lijden betekent. België doet echter heel wat inspanningen om het oorlogsleed in de wereld te verhinderen of te verlichten. Onze invloed is weliswaar beperkt, maar als klein land mogen we fier zijn over wat we over heel de wereld aan peace keeping en peace enforcing hebben gedaan. We moeten echter inspanningen blijven doen om de impact van de oorlog op het leven van de mensen te verminderen, zeker wanneer het om kinderen gaat. Mevrouw Thijs verwees naar het voorbeeld dat België gaf in verband met de regelgeving omtrent anti-persoonsmijnen.

We ondersteunen de inhoud van de resolutie volledig. Leven in een oorlogssituatie is hard en dat geldt des te meer voor kinderen. We moeten alles doen wat in onze mogelijkheden ligt om hen te behoeden voor schokkende ervaringen. Niemand kan het inschakelen van kinderen in een conflict waaraan ze noch schuld noch deel hebben, zo maar aanvaarden of erin berusten.

Het inschakelen van kindsoldaten betekent niet alleen een aanslag op hun fysieke en psychische integriteit, maar het bezwaart ook de toekomst van hele gebieden, want er verdwijnt een toekomstige generatie vaders en moeders. Welke ouders kunnen deze kinderen, met een geheugen waarin beelden van de meest onmenselijke wreedheden zijn opgeslagen, nog worden? Wij zijn ervan overtuigd dat de toekomst van de ontwikkelingslanden, of ze nu een gewapend conflict kennen of niet, bij de jeugd ligt. Er moet dus worden vermeden dat de problemen van een ontwrichte samenleving op de komende generaties worden overgedragen.

We kunnen in de Senaat wel van mening verschillen over de manier waarop we de ontwikkelingslanden uit de impasse willen halen. Sommigen geloven dat economische ontwikkeling via een sterkere integratie in de wereldeconomie moet worden bevorderd, anderen verwachten meer heil van de zachte sector, onder meer door ondersteuning aan onderwijs en gezondheidszorg. Iedereen is het er echter over eens dat een oorlogssituatie te verachten is. We beschikken helaas niet over voldoende invloed en middelen om er op wereldvlak een einde aan te maken. Een volgende generatie niet als kindsoldaten, maar als gewone kinderen laten opgroeien, kan evenwel een eerste zet zijn om de spiraal van geweld in vele gebieden te doorbreken. De VLD-fractie zal dit voorstel van resolutie steunen.

- De bespreking is gesloten.

- Over het voorstel van resolutie in zijn geheel wordt later gestemd.