2-28 | 2-28 |
Mevrouw Kathy Lindekens (SP). - De SP-fractie schaart zich ten volle achter dit wetsontwerp. Elk voorstel dat de gelijkheid van kansen van alle burgers vergroot, verdient onze steun. Ik leg de klemtoon op "alle burgers", want daar gaat het om. Er wordt immers al te vaak gediscussieerd in termen van "wij autochtonen" en "zij migranten". Dat is sociologisch en cultureel gezien een achterhaalde redenering. Iedereen heeft zijn eigenheid, maar we kunnen niet zonder meer in groepen worden ingedeeld. Mijn culturele identiteit is bijvoorbeeld totaal anders dan die van mevrouw Staveaux die dit begrip zo-even lanceerde. Voor mensen die zich goed voelen in een land waar ze geboren zijn of langdurig verblijven, gaat de polarisering "wij-zij" niet op. Voor een bepaald land kiezen om er te wonen en te blijven, kan worden beschouwd als een uitdrukking van liefde voor dat land. In dit geval kan een soepele nationaliteitsverwerving alleen maar vanzelfsprekend zijn. De bezwaren die bij dit voorstel worden geopperd, zijn vaak het gevolg van een gebrek aan empathie. We kunnen ons niet voldoende voorstellen wat het betekent zich wel in een bepaalde gemeenschap te mogen bewegen, maar er nooit volwaardig deel van te mogen uitmaken. Door de toekenning van de nationaliteit kunnen we deze personen een hand reiken. Integratie is een vreemd begrip omdat het vaak met assimilatie wordt verward. Nochtans betekent integratie het nader tot elkaar laten komen van verschillende elementen. Integratie moet van twee kanten komen. Openheid is in dit verband een belangrijk woord dat haaks staat op uitsluiting. De meeste mensen die een aanvraag doen om Belg te worden, leven precies zoals wij, ze spreken onze taal en hebben een netwerk van vrienden en buren. Kortom, het zijn gewone burgers zoals wij allemaal.
Het element "taal" duikt in het debat vaak op. Het plezier om een taal te leren en te beheersen moet aan alle inwoners van ons land duidelijk worden gemaakt en gepromoot. Hoeveel Vlamingen die voor de uitsluiting pleiten, spreken zelf een verzorgd Nederlands? Hoeveel Franstaligen in ons land spreken Nederlands en hoeveel Vlamingen kunnen zich in het Frans uitdrukken? De taal is een nuttig element om tot een hechtere samenleving te komen, maar zij die taallessen willen volgen, moeten voldoende mogelijkheden krijgen. We mogen ook niet vergeten dat er lange wachtlijsten zijn voor de lessen Nederlands voor anderstaligen.
We moeten de gemeenschappen aansporen om deze lessen te structureren en uit te breiden. We mogen de mensen die inspanningen willen leveren niet het gevoel geven dat ze in onze ogen, hoe dan ook, vreemdelingen zullen blijven, want dat is wat velen eigenlijk willen. Er is geen slechtere motivatie voor een leerling dan een leraar hebben die zijn vak soms zelf niet tot in de puntjes beheerst, maar die hem te verstaan geeft dat hij, wat hij ook doet, toch altijd de zwakste leerling van de klas zal blijven.
Om mensen sociaal te laten functioneren, moet het sociaal weefsel soepel zijn. Engagement hangt echt niet af van afkomst of cultuur.
Nogal wat Belgen in spe zijn meer geëngageerd dan vele, wat ik zou noemen, "oude Belgen".
Ook aan het engagement in de gemeenschap en het socio-cultureel leven moet worden gewerkt. Het onderscheid tussen mensen moet verdwijnen en dat kan alleen op een positieve manier. Het stemrecht voor iedereen die langdurig deel uitmaakt van onze gemeenschap, belastingen betaalt en verantwoordelijkheid wil dragen is niet meer en niet minder dan een recht waar we blijven voor ijveren. Omdat dit wetsontwerp een positieve steun is in het bouwen van een brug tussen alle mensen die hier wonen en van onze gemeenschap deel uitmaken, zal de SP-fractie het graag steunen.
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Als corapporteur wil ik beklemtonen dat de debatten in commissie in alle sereniteit zijn verlopen en dat alle fracties ruim de gelegenheid hebben gekregen hun standpunt uiteen te zetten. De bewering van senator Vandenberghe dat de debatten op een schandelijke manier zijn gevoerd, wil ik dan ook ten stelligste tegenspreken.
Het wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit heeft de volle steun van de Agalev-fractie. Het gaat uit van een positieve ingesteldheid tegenover het burgerschap dat als doel heeft de participatie van de allochtonen in onze samenleving te bevorderen, zoals overeengekomen in het regeerakkoord. We verwelkomen deze vernieuwingen, omdat ze een humaan karakter geven aan de naturalisatieprocedure: het interview dat door de wijkagent werd afgenomen om de integratiewil van de aanvrager te onderzoeken, wordt afgeschaft. Het was op basis van de vaak zeer arbitraire vragen van de wijkagent dat het parket de integratiewil van de aanvrager moest beoordelen.
De verkorte termijn van drie jaar als voorwaarde voor het aanvragen van naturalisatie is voor ons ruim voldoende, omdat het een legaal verblijf betreft en omdat de ontvankelijkheid van de aanvraag tot vestiging al is nagegaan op het ogenblik dat de vreemdeling het land binnenkwam.
Het parket, de dienst Vreemdelingenzaken en de Veiligheid van de Staat hebben een maand tijd om een advies uit te brengen over de naturalisatieaanvraag. We vragen dat de regering en de minister van Binnenlandse Zaken voldoende middelen en personeel ter beschikking stellen om de bepalingen van het wetsontwerp op een degelijke manier in praktijk te kunnen brengen.
Voorts verdedigen we dat het verblijf in België op zich reeds een voldoende bewijs is van integratie. Het verkrijgen van de Belgische nationaliteit helpt jammer genoeg niet de discriminaties uit de wereld die de Belgische onderdanen van allochtone origine in onze samenleving nog altijd ondergaan. Daarom moet er meer gebeuren dan deze versoepeling van het toekennen van de Belgische nationaliteit. Er moet in heel het beleid ook een blijvende aandacht gaan naar de etnisch-culturele minderheden, zodat die op een volwaardige manier kunnen participeren in onze samenleving, door meer kansen op de arbeidsmarkt, op een degelijke huisvesting, op sociaal-cultureel leven en inzake degelijk onderwijs.
Het feit dat onze fractie dit ontwerp steunt, belet niet dat ze zal blijven pleiten voor stemrecht voor vreemdelingen.
Dit wetsontwerp is een stap vooruit omdat het bijdraagt aan de participatie van de allochtonen die hier al verbleven hebben of nog zullen verblijven. Daarom zullen we de tenuitvoerlegging van de wet door de minister op de voet volgen.
Ik wil nog kort reageren op enkele uiteenzettingen van andere sprekers. De CVP-fractie gaat uit van het vooroordeel dat de allochtonen een stok achter de deur nodig hebben om zich te integreren. Dat is een groot misverstand: deze bevolkingsgroep is zelf vragende partij voor een betere integratie, voor meer taallessen, voor een betere toekomst voor hun kinderen.
Het allochtonenbeleid is in België amper 10 jaar oud. Nederland, waar de heer Vandenberghe zo graag naar verwijst, heeft al veel langer een minderhedenbeleid. Allochtonen hebben daar, om maar iets te noemen, al meer dan 10 jaar stemrecht op gemeentelijk vlak. De aanwezigheid van de allochtone gemeenschap dateert in België nochtans ook al van de jaren '60.
Integratie betekent voor mij participeren in de samenleving in al haar geledingen. Dat kan niet zonder inspanningen van de twee kanten. Ik geef hierbij graag enkele cijfers ter overweging. De werkloosheid ligt in de allochtone gemeenschap driemaal hoger dan bij de autochtone. Studies die drie jaar geleden in Vlaanderen werden verricht in opdracht van de Internationale Arbeidsorganisatie, toonden aan dat Belgische onderdanen met een allochtone afkomst bij aanwervingen in 39% van de gevallen werden gediscrimineerd in vergelijking met hun Belgische collega's. Daarom dat er twee jaar geleden FESOC-akkoorden werden gesloten. Ten slotte is er nog deze overweging: de derde generatie die de Belgische nationaliteit automatisch krijgt, beheerst de taal niet voldoende wegens het onderwijs in concentratiescholen.
De nationaliteitsverwerving is wel degelijk integratiebevorderend door het feit dat degenen die hier legaal verblijven daardoor meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt, doordat ze hen toegang biedt tot functies die alleen voor Belgen zijn weggelegd. Bovendien impliceert het verkrijgen van de nationaliteit dat de betrokkene zich engageert om deel te nemen aan het leven van de maatschappij.
Tot slot wil ik nog zeggen dat het me verheugt dat de PSC-fractie zich nu, vanuit de oppositie, uitspreekt voor het stemrecht. Ik herinner er evenwel aan dat zij de bespreking daarvan tijdens de vorige legislatuur zelf heeft gebetonneerd tot 2001. Tot voor acht maanden is de PSC dertig jaar lang zonder onderbreking aan de macht geweest. Aan iedereen hier om daaruit zijn conclusies te trekken.
M. Mohamed Daif (PS). - Avant d'entamer ma réflexion sur ce projet de loi que nous approuvons entièrement, j'aimerais adresser quelques remarques à notre collègue Mme Nyssens.
Tout d'abord, je suis quelque peu étonné de constater que le PSC n'appuie pas ce projet, alors que dans d'autres assemblées... Des discussions que j'ai eues, à ce sujet, depuis plusieurs années, avec nombre de vos collègues, il me semblait percevoir que votre parti était tout à fait favorable à cette simplification.
Mme Clotilde Nyssens (PSC). - Nous nous abstenons, monsieur Daif.
M. Mohamed Daif (PS). - Je vous livre mon sentiment: je suis étonné.
Nous sommes tout à fait conscients que les notions de citoyenneté et de nationalité sont tout à fait différentes. Nous avons fait des études et des rapports à ce sujet.
Mme Kaçar vient de le dire, votre parti était au gouvernement pendant de très nombreuses années. Il a participé à la révision de l'article 8 de la Constitution pour permettre à des étrangers de voter, mais uniquement les étrangers issus de l'Union européenne. Vous n'avez pas émis le souhait ou, en tout cas, vous n'avez pas pu convaincre votre grande famille politique de se rallier à ce projet-là.
Mme Clotilde Nyssens (PSC). - Les propositions du PSC en la matière datent de 1974, monsieur Daïf.
M. Mohamed Daif (PS). - Je les connais bien, madame Nyssens. Vous étiez au pouvoir, comme nous. Nous avons milité pour cela. Si vous vous étiez davantage investis dans ce combat, nous aurions sans doute réussi. Il est facile de donner des leçons sur les bancs de l'opposition; il serait plus intéressant d'agir quand on participe à la majorité.
Après ces quelques remarques, je ne vous cacherai pas ma satisfaction de monter à cette tribune pour saluer le projet de loi simplifiant la procédure d'acquisition de la nationalité. Ce projet de loi adopté par la Chambre le 20 janvier dernier est d'autant plus important à mes yeux qu'il survient dans les tristes circonstances que traverse actuellement l'Union européenne. En simplifiant et en facilitant la procédure de naturalisation, la Belgique démontre, par des actes concrets, son attachement aux valeurs humanistes et démocratiques qui guidaient les pays membres de l'Union européenne depuis la fin de la seconde guerre. J'espère donc vivement que cette réforme qui concrétise un passage essentiel de l'accord de gouvernement sera d'application le plus rapidement possible.
Parmi mes motifs de satisfaction figure, dans l'ordre des modifications introduites, la refonte de l'article 5 du code. Ne croyez pas qu'il s'agisse d'un détail; c'est au contraire une véritable barrière administrative et pécuniaire que l'on va lever. Le législateur a reconnu les difficultés sérieuses que peut représenter l'obtention d'un acte de naissance. Octroyer au demandeur la possibilité de produire des documents équivalents, comme un certificat consulaire ou un acte notarié homologué au tribunal de première instance, constitue un progrès absolument fondamental. Rappelez-vous, chers collègues, que l'obtention d'un acte de naissance, avec toutes les légalisations nécessaires, représente souvent des démarches ardues, longues et coûteuses pour des hommes et des femmes qui n'ont pas toujours les moyens de revenir dans leur pays d'origine. Imaginez-vous un instant les difficultés rencontrées par une personne qui réside en Belgique, pour obtenir un acte de naissance dans le fin fond d'une province du Maroc, du Congo, de la Turquie ou d'autres pays, acte de naissance qu'il faut ensuite faire légaliser dans la capitale, parfois à des centaines de kilomètres de là.
Et je ne parle pas ici des longues heures, voire des jours de retard ni des retards administratifs.
Durant de nombreuses années, j'ai malheureusement rencontré un grand nombre de personnes se trouvant dans l'impossibilité complète de produire un acte de naissance dûment légalisé. C'est pourquoi je suis particulièrement heureux de la simplification administrative que je viens d'évoquer.
Venons-en à d'autres changements, également fondamentaux. Je veux parler des changements introduits à l'article 12bis du code concernant la procédure de déclaration de la nationalité. Il s'agit de permettre à toute personne de plus de 18 ans, sans limitation d'âge, d'opter pour la nationalité après sept ans de résidence. Ce n'est pas seulement de nationalité mais aussi de citoyenneté que nous parlons ici. C'est pour cette raison que je rejoins pleinement le souhait du législateur de voir le demandeur s'engager à respecter non seulement notre Constitution mais aussi la Convention universelle des droits de l'homme et des libertés fondamentales.
Un autre changement fondamental, qui honore ce projet, est la suppression de l'enquête faite par la police locale. En effet, cette enquête, qui ne dure que quelques minutes, ne permet pas d'apprécier l'intégration du demandeur. En outre, cette enquête est, en général, vexatoire dans son contenu, car certaines questions de l'agent de police touchent parfois à la vie intime du demandeur.
En adoptant le projet simplifiant la procédure d'acquisition de la nationalité belge, la Chambre, il y a quelques semaines, et le Sénat, aujourd'hui, vont faire un pas important dans la reconnaissance de la volonté d'intégration des différentes communautés.
Cependant, bien des choses restent à faire dans cette matière. La lutte contre les discriminations à l'embauche, la lutte pour l'égalité de tous devant les droits sociaux fondamentaux ou, encore, la lutte pour la reconnaissance et le respect des diverses spécificités culturelles sont des combats qu'il faut encore mener en permanence. L'intégration n'est évidemment pas une simple affaire de nationalité, elle est surtout une question de conditions de vie. Parler d'intégration, c'est d'abord parler de droit du travail et de droit au travail, c'est aussi parler de conditions décentes de logement, de droit à l'expression et de droit à la culture. À ce sujet, permettez-moi d'insister encore sur la suppression de l'enquête concernant la volonté d'intégration du demandeur. En la matière, le manque d'objectivité et l'arbitraire des services concernés conduisaient souvent à des refus absurdes et incompréhensibles. Il est heureux que cette disposition du projet vienne d'être levée, comme je l'ai souligné il y a quelques instants.
Je terminerai en me réjouissant une nouvelle fois du grand pas vers une société plus accueillante à tous ses résidents que notre assemblée va accomplir en adoptant la réforme de la procédure de naturalisation.
Pour conclure, je voudrais rappeler l'attachement du groupe socialiste à un autre projet de réforme indissociable de la réforme dont nous discutons aujourd'hui. Je veux parler de l'octroi du droit de vote aux niveaux municipal et provincial à tous les résidents d'une commune ou d'une province, européens et non européens. C'est par cette nouvelle citoyenneté que la Belgique renforcera son image de société ouverte et tolérante.
De heer Roeland Raes (VL. BLOK). - De evolutie van de Belgische nationaliteitswetgeving is als het ware een pendelbeweging van versoepeling naar verstrakking, en omgekeerd.
In 1909 werd de toen bestaande wet versoepeld. Niet-Belgische kinderen van de tweede en de derde generatie werden op de leeftijd van 22 jaar automatisch Belg. Ook in België geboren kinderen uit vreemde ouders die zich hier in hun 22ste jaar vestigden, werden na eenvoudige verklaring Belg.
Na de Eerste Wereldoorlog werd deze wetgeving drastisch teruggeschroefd. Het automatisme werd afgeschaft en de rechtbank van eerste aanleg moest oordelen of er wel bereidheid tot integratie aanwezig was. Tevens werd radicaal gebroken met het begrip "dubbele nationaliteit". Zo werd zowel de procedure van nationaliteitskeuze als die van de naturalisatie onontvankelijk verklaard "wanneer de landswet van de belanghebbenden deze toelaat machtiging te bekomen tot het behouden zijner nationaliteit in geval hij er een nieuwe mocht krijgen."
De Belgische nationaliteitswetgeving werd anderhalve eeuw lang beheerst door het beginsel van het jus sanguinis. Het jus soli werd terecht beschouwd als een overblijfsel van het feodalisme, wat ook door hedendaagse juristen wordt bevestigd. Zo schreef professor Mathias Storme vorig jaar nog: "Vergeten we niet de wezenlijk democratische historische betekenis van het afstammingsbeginsel inzake het staatsburgerschap. Dit beginsel was een dam tegen de willekeur van de vorst, doordat het steunt op een criterium dat men niet naar zijn hand kan zetten."
De Belgische nationaliteit werd dus in principe voorbehouden voor wie uit minstens één Belgische ouder geboren was. Wanneer iemand niet aan die voorwaarden voldeed en zich in België wilde vestigen en ook juridisch in onze gemeenschap wenste te worden opgenomen, werden er vrij strenge criteria gehanteerd.
Tot in 1884 waren er drie mogelijkheden om volwaardig Belg te worden. De nationaliteitskeuze was bestemd voor personen die een bijzondere band hadden met België, bijvoorbeeld omdat een van de ouders ooit de Belgische nationaliteit had gehad of omdat men in België geboren was. Deze nationaliteitskeuze moest voor de rechtbank worden beslecht. De naturalisatie daarentegen was een gunst die door het parlement werd verleend. Dit gebeurde zeker niet automatisch. Er bestonden toen twee soorten naturalisaties. De kleine naturalisatie kon vanaf de leeftijd van 22 jaar worden toegekend, na een verblijf in België van minstens tien jaar. Ze leverde de betrokkene geen stemrecht op. De grote naturalisatie kon pas na 15 jaar verblijf worden aangevraagd en de betrokkene moest minstens 30 jaar oud zijn.
Al deze vormen van nationaliteitsverwerving impliceerden dat men afstand moest doen van zijn vroegere nationaliteit. Dubbel staatsburgerschap was toen een volledig onbekend begrip.
Vanaf 1984 kwam er een volledig nieuwe evolutie op gang, die uiteindelijk tot de onderhavige teksten heeft geleid. In dat jaar wordt er immers een volledig nieuw Wetboek van de Belgische nationaliteit geschreven. Deze wet bevatte een aantal essentiële bepalingen. De dubbele nationaliteit was mogelijk. Men kon Belg worden en tegelijkertijd ook Turk of Tunesiër blijven. Voor de kleine naturalisatie was een verblijf van vijf jaar voldoende en ze kon reeds op de leeftijd van 18 jaar worden aangevraagd. Voor de grote naturalisatie moest men minstens 30 jaar zijn en de kleine naturalisatie sedert ten minste vijf jaar hebben verworven. Tot slot werd er nog een andere manier van nationaliteitsverwerving aan toegevoegd. Ouders van vreemdelingen van de derde generatie konden door een eenvoudige verklaring op het gemeentehuis voor hun kinderen onder de twaalf jaar de Belgische nationaliteit aanvragen.
In 1991 beleefden wij de grote "Nieuwe Belgen"-operatie. De wetgeving op het staatsburgerschap werd toen grondig versoepeld. Vreemdelingen van de derde generatie verwierven van bij de geboorte automatisch de Belgische nationaliteit. Vreemdelingen van de derde generatie werden van de ene dag op de andere "nieuwe Belgen", ook als ze in 1991 nog geen achttien jaar waren. Op die manier werden er in een handomdraai tienduizenden nieuwe Belgische staatsburgers gecreëerd. Bovendien konden de ouders van de tweede generatie door een gewone verklaring op het gemeentehuis de Belgische nationaliteit voor hun kind aanvragen. Indien ze deze verklaring niet aflegden vóór het kind twaalf jaar werd, kon de jonge vreemdeling, mits hij in België was geboren, tussen de leeftijd van 18 en 30 jaar zelf de nationaliteitsverklaring afleggen.
In dat geval kon de nationaliteit alleen geweigerd worden indien betrokkene ernstige strafbare feiten had gepleegd.
Een gebrek aan integratie, of zelfs de manifeste onwil om zich aan de gastgemeenschap aan te passen, zijn dan ook geen redenen om de nationaliteit niet toe te kennen.
Vanaf 1991 werd opvallend veel belang gehecht aan het feit dat iemand op het Belgisch grondgebied is geboren. Dat is geen goede zaak. De zogenaamde immigratiestop blijkt allesbehalve waterdicht. De gul toegestane gezinshereniging, gepaard aan de grote nataliteit onder de allochtone gezinnen leidt in Brussel en later wellicht ook in andere steden overigens tot het geleidelijk verdringen van de autochtone gemeenschap.
Na 1991 kwamen er nog meer versoepelingen. De nationaliteit werd een bijna waardeloos gegeven.
In 1993 werd de gewone naturalisatie bron van alle staatsburgerlijke rechten. Zo kon men na een verblijf van 5 jaar in België stemrecht verwerven.
Vanaf 1998 moest een nationaliteitskeuze niet langer door de rechtbank worden ingewilligd. Ook wanneer het parket een negatief advies geeft, wordt de verklaring van nationaliteitskeuze omgezet in een aanvraag tot naturalisatie, of wordt ze bij de rechtbank aanhangig gemaakt. Indien niet, wordt de verklaring van nationaliteitskeuze ambtshalve ingeschreven in een daartoe bestemd register. Voor de nationaliteitsverklaring wordt een soortgelijke procedure gevolgd.
Wanneer het parket geen advies uitbrengt, wordt er verondersteld dat het advies gunstig zou zijn geweest. Zo is men in nog geen 20 jaar tijd de weg van de steeds verdergaande versoepeling opgegaan, gehoor gevend aan de luidruchtige eisen van de multiculturele lobby en met bijzonder weinig echte belangstelling voor de bezwaren en de angsten van de eigen bevolking.
Andere leden van het Vlaams Blok zullen nog terugkomen op het niet-wenselijk verschijnsel van het binnenstromen van nieuwe aanzienlijke groepen vreemdelingen die zich hier niet wensen te integreren. Ruim 70% van de naturalisatiedossiers zijn Franstalig. In Brussel, waar zowat de helft van de aanvragen werden ingediend, is amper anderhalf procent van de aanvragen Nederlandstalig.
Voor sommigen in deze zaal zal dit wellicht volledig bijkomstig zijn, maar samen met de aanhoudende uitwijking van de oorspronkelijke bevolking, betekent dit op halflange termijn de doodsteek voor de Brusselse Vlamingen. Er wordt nu al voorspeld dat in 2006 de vreemdelingen in Brussel de meerderheid van de bevolking zullen uitmaken.
Als Vlaams-nationale partij bevestigt het Vlaams Blok dat Vlamingen van nature uit gastvrij zijn en openstaan voor goede betrekkingen met andere volkeren. Deze goede betrekkingen kunnen er niet komen door overhaaste en onaanvaardbare naturalisaties, zoals in het onderhavige wetsontwerp wordt voorgesteld. Wij verzetten ons bijgevolg categoriek tegen dit wetsontwerp.
M. Josy Dubié (ECOLO). - Je désire intervenir en réponse à Mme Nyssens, dont je regrette vivement l'absence en ce moment. Le discours qu'elle a tenu m'a semblé un peu étrange. J'ai en effet le sentiment qu'à certains moments, elle lavait soit plus vert que vert, soit plus brun que brun.
Si j'ai bien compris, elle se veut plus verte que les écolos, et le PSC se pose en champion du vote des étrangers non européens aux élections communales. Cela fait effectivement partie de notre programme et je suis très heureux d'apprendre que Mme Nyssens le connaît, l'examine et s'en nourrit.
Je tiens cependant à formuler quelques remarques. Durant les dizaines d'années pendant lesquelles le PSC a été au pouvoir, il n'a jamais réussi à faire obtenir ce droit de vote pour les étrangers aux élections communales. Cela fait partie de notre programme et, comme d'autres, comme on l'a dit à la tribune, nous continuerons à nous battre pour qu'il devienne une réalité.
Rome ne s'est pas faite en un jour et si nous n'avons pas obtenu - et nous le regrettons - une avancée considérable sur ce point, le texte que nous adopterons tout à l'heure représente un progrès considérable en la matière.
Ce gouvernement a déjà obtenu beaucoup de choses. Je pense au processus de régularisation, qui permettra à des dizaines de milliers d'immigrés de pouvoir sortir de la clandestinité et de mener une vie décente dans notre pays, ainsi qu'au projet de naturalisation que nous avons porté avec d'autres. Ce ne fut pas facile, mais il représente une avancée considérable pour des milliers de personnes qui vont pouvoir acquérir la nationalité, partager notre vie, nos espoirs, nos valeurs et avoir accès en tant que Belges à toute notre vie communautaire.
J'ai dit aussi que Mme Nyssens lavait plus brun que brun. En effet, certains arguments qu'elle avance pour critiquer ce projet sur l'acquisition de la nationalité sont les mêmes que ceux du Vlaams Blok. Je l'ai entendu dire que la nationalité allait être bradée. C'est précisément le terme utilisé par le Vlaams Blok. À sa place, je ne serais pas très heureux d'utiliser le même genre de vocabulaire.
Les écologistes voteront en faveur de ce projet permettant l'acquisition de la nationalité parce qu'ils l'estiment généreux. Nous sommes heureux d'y avoir contribué avec d'autres.
Je veux aussi féliciter le ministre ici présent, qui a porté ce projet à bout de bras jusqu'à son terme. Je sais que ce ne fut pas facile, mais il l'a fait avec détermination en respectant les accords prévus dans la déclaration gouvernementale.
Nous voterons donc avec fierté en faveur de ce projet.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - De aarde is rond. De heer Dubié kan nu nooit meer beweren dat de aarde rond is, want het Vlaams Blok heeft het reeds beweerd.
Ik stel vast dat de Senaat het debat duidelijk vreest aangezien de individuele senatoren het spreekrecht wordt ontnomen. Deze Senaat reflecteert de meest hallucinante leegte die men zich kan voorstellen. Ik verwijs dan niet alleen naar de leegte van het halfrond, maar ook naar de inhoud. De Senaat reflecteert niets meer, het is een dode spiegel. Naar buiten uit wordt voorgedaan of er sereniteit heerst; dit is de sereniteit van het kerkhof. Vervolgens wekt het verbazing dat stemmen opgaan om de Senaat af te schaffen. Dat zou een schande zijn.
Wat doen wij hier eigenlijk? Geen enkel amendement, geen punt, geen komma mocht deze reflectiekamer aan het wetsontwerp wijzigen. We mochten het alleen maar overlezen, net zoals vroeger in een schoolklasje de beste leerling de tekst mocht voorlezen. Wijzigingen aanbrengen is een schande. Op deze wijze schiet de Senaat zijn doel en de bedoelingen van de vorige grondwetgever volledig voorbij.
Zeker bij de behandeling van dit wetsontwerp is dit hallucinant omdat we worden geconfronteerd met een echte drietrapsraket. Eerst waren er de regularisaties met de bedoeling nieuwe Belgen bij te maken zonder dat een affiniteit met de gemeenschap wordt gevraagd. Vervolgens is er de naturalisatie met dezelfde bedoeling nieuwe Belgen bij te maken zonder dat een affiniteit met de gemeenschap wordt gevraagd. Die twee trappen leiden naar de derde trap waarnaar reeds een paar maal werd verwezen: stemrecht voor iedereen. Al wie geen affiniteit heeft met de gemeenschap, kan dan stemmen tegen partijen die wel over een dergelijke affiniteit beschikken. De bedoeling is zo overduidelijk en zo aantoonbaar in de verschillende interventies dat het bijna hallucinant wordt. Dat is een louter politieke inbraak in de normale beginselen die de nationaliteit zouden moeten bepalen.
Ik maak even een verwijzing naar de Oostenrijkse geschiedenis. Deze regering aanvaardt niet dat om het even welke partij die van de oppositie naar de regering overstapt, haar standpunten wijzigt. Een partij zou niet een beetje water bij de wijn kunnen doen met het oog op een compromis of wegens chantage door de regeringspartner. De Belgische regering meent bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken en de eerste minister dat een partij die een standpunt heeft ingenomen, nooit van dat standpunt zal afwijken.
Aangezien de eerste minister dit zegt, meen ik dat dit ook geldt voor de VLD, de partij die de eerste minister en de minister van Justitie levert. Ik citeer uit het verkiezingsprogramma van de partij voor de jongste verkiezingen: "Ten aanzien van de huidige spanningen tussen allochtonen en autochtonen lost de soepele nationaliteitswetgeving niets op. Wel integendeel, zo'n wetgeving creëert de illusie van een oplossing. Een soepele nationaliteitswetgeving geeft een verkeerd signaal aan de vreemdelingen. In plaats van hen te zeggen dat ze er belang bij hebben om zich in te burgeren, wordt het Belgische burgerschap een loutere formaliteit, een papier dat de vreemdeling niet zelf heeft gevraagd en misschien zelfs niet wenst te ontvangen." Voor de VLD kan een vreemdeling maar Belg worden als hij op drie essentiële domeinen het bewijs van zijn inburgering levert. Ten eerste moet hij zijn kennis van de taal of de talen van het gebied van het hoofdverblijf kunnen bewijzen. Ten tweede moet hij aantonen dat hij bereid is te werken. Ten slotte moet hij blijk geven van zijn inzicht in de rechten en vrijheden van België.
Aangenomen dat een partij nooit van idee kan veranderen wanneer ze van de oppositie naar de regering stapt, en dat dit ook nog altijd geldt, ga ik ervan uit dat de VLD uiteraard tegen het ontwerp zal stemmen, dat een aanfluiting is van haar verkiezingsprogramma. Ik heb er al op gewezen dat dit ontwerp een inbreuk vormt op de beginselen. Het afstammingsbeginsel is immers een democratisch-historisch verworven beginsel. Het kan niet worden weggeklungeld door politici, want het beschermt de bevolking tegen elke vorm van willekeur.
Dit ontwerp opent helemaal de deur voor de uitholling van de nationaliteit en voor de toename van het aantal onwilligen, zoals wordt voorspeld in het verkiezingsprogramma van de VLD. Het zal ook de greep van buitenlandse maffiosi op de misdaad in België versterken. De Senaatscommissie georganiseerde criminaliteit heeft immers aangetoond dat de misdaad gedeeltelijk langs etnische lijnen loopt. In Antwerpen zijn bij de politie veertig jeugdbendes bekend. Achtendertig daarvan bestaan uitsluitend uit allochtonen, één is gemengd en één is autochtoon samengesteld. Ik kan dan ook niet anders dan besluiten dat de versnelde naturalisatie die etnische lijnen zal versterken en buitenlandse maffiosi de gelegenheid zal geven in te breken in onze eigen samenleving.
Ik zal met nadrukkelijke minachting tegen dit ontwerp stemmen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Ik zou het even willen hebben over de gevolgen van deze "snel-Belgwet" op politiek gebied voor de Brusselse Vlamingen. Bij het debat dat wij in Kamer en Senaat hebben gehad over de invoering van het gemeentelijk stemrecht voor EU-onderdanen werd aan Vlaamse zijde al gewaarschuwd voor de positie van de Brusselse Vlamingen. Toen al werd voorgesteld het gemeentelijk stemrecht voor EU-onderdanen te koppelen aan een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen, omdat gevreesd werd voor een ondervertegenwoordiging van de Vlamingen op gemeentelijk en ook gewestelijk niveau. Het euro-stemrecht is er gekomen, maar de gewaarborgde vertegenwoordiging niet. Toen ging het enkel maar om gemeentelijk stemrecht voor EU-onderdanen, en toch hebben de Vlamingen al aan de alarmbel getrokken.
Vanuit de invalshoek van de Brusselse Vlamingen heeft het ontwerp dat nu voorligt, veel dramatischer gevolgen. Indien deze "snel-Belgwet" in zijn volle draagwijdte wordt toegepast, wordt er een enorm electoraat bijgecreëerd. De nieuwe naturalisatiemogelijkheden geven niet alleen stemrecht voor de gemeentelijke verkiezingen, maar ook voor de verkiezingen van Kamer, Senaat, Europees Parlement en Brusselse Gewestraad. Wij hebben voor Brussel een prognose gemaakt op basis van de bevolkingssamenstelling, van de cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van de bevolkingsstatistieken, dus nuchtere cijfers, geen cijfers die we uit onze mouw schudden. Wij hebben bij die prognose ook rekening gehouden met migratiestromen.
We hebben ook rekening gehouden met de naturalisaties die in Brussel werden toegekend. Op basis van al die cijfers kunnen we concluderen dat in 2006 de ene helft van de Brusselse bevolking van allochtone afkomst zal zijn en de andere van autochtone afkomst. In 2015 zal die verhouding omgeslagen zijn naar 60% van allochtone afkomst en 40% van autochtone afkomst. Dat is een eerste gegeven.
Een tweede gegeven betreft het aandeel van Brussel in het totale aantal nationaliteitsverwervingen. Dat aandeel stijgt met het jaar. In 1997 was het al opgelopen tot 46%. Tussen 1985 en het einde van 1997 hebben in Brussel 97.000 vreemdelingen de Belgische nationaliteit gekregen. In het totaal zitten we voor Brussel met een cijfer van om en bij de 190.000 buitenlanders die langer dan vijf jaar in het land verblijven en dus zeker in aanmerking komen voor naturalisatie indien de "snel-Belgwet" erdoor komt.
Een derde gegeven betreft het taalgebruik bij de naturalisatieaanvragen in Brussel. We stellen vast dat maar ongeveer 1,5% van alle naturalisatieaanvragen en nationaliteitsverwervingen in het Nederlands verloopt.
Een vierde gegeven betreft het aantal stemmen op Vlaamse lijsten bij de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad . Dat bedroeg ongeveer 62.000.
Uit deze vier gegevens kunnen we niet anders dan concluderen dat met deze "snel-Belgwet" in Brussel een enorm Franstalig electoraat wordt bijgecreëerd waardoor de Brusselse Vlamingen definitief van de politieke kaart dreigen geveegd te worden. Niemand minder dan pater Leman heeft dat ook onderkend. In 1997 verklaarde hij aan De Standaard: "Wat de minorisering van de Vlaamse Brusselaars betreft, denk ik dat zakelijke gronden doen inzien dat de Vlaamse Brusselaar beter de kaart trekt van het gemeentelijk stemrecht dan die van een doorgedreven naturalisatie. Bij het stemrecht bestaat de kans op minorisering enkel op gemeentelijk vlak, bij de doorgedreven naturalisatie bestaat ze ruimer." Niemand minder dan de directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding gaat dus in feite voor een groot stuk akkoord met onze analyse, wat hem niet belet heeft hard te juichen toen de "snel-Belgwet" in het parlement werd ingediend.
De invalshoek van de politieke positie van de Brusselse Vlamingen werd in dit debat helemaal veronachtzaamd. Met zijn "snel-Belgwet" dreigt de minister niet enkel het begrip "nationaliteit" uit te hollen, hij leidt bovendien de Brusselse Vlamingen naar hun definitief Waterloo. Zonder gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Vlamingen in Brussel, betekent deze wet voor hen de doodsteek. Ik kan aannemen dat dit voor sommigen mooi meegenomen is, voor ons is het een reden te meer om het ontwerp niet goed te keuren.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik dank de rapporteurs, mevrouw Kaçar en de heer Istasse, voor het uitstekend verslag. Mijn dank gaat ook naar de diensten van de Senaat, die het mogelijk hebben gemaakt dat wij vandaag een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord tot een goed einde brengen.
Ik heb aandachtig geluisterd naar de uiteenzettingen van de senatoren. Sommigen illustreerden hun betoog met wat ze zelf hebben ervaren toen ze beslisten voor de Belgische nationaliteit te kiezen. Anderen formuleerden kritische bedenkingen met betrekking tot het voorliggende ontwerp.
Ik wens om te beginnen het belang van de nationaliteit te onderstrepen. De nationaliteit is eigenlijk de band die gevormd wordt tussen een persoon en de staat waartoe hij behoort. Die band impliceert rechten, zoals het genot van de politieke rechten en de toegang tot de openbare functies, maar ook plichten, zoals de stemplicht. Ze heeft evenwel ook strafrechtelijke gevolgen, zoals het feit dat men niet meer van het grondgebied kan worden verwijderd. Die nationaliteit is dus erg belangrijk, want ze geeft de bevolking zekerheid en geborgenheid.
Daarom moest de regering beslissingen nemen. Ze heeft bovendien gekozen voor een heel andere en nieuwe benadering van het probleem. Ze heeft nagedacht over de vraag in welke maatschappij wij willen leven en over de betekenis van de nationaliteit voor de jeugd. Ze heeft vastgesteld dat onze kinderen daarbij in de eerste plaats aan een wereldburgerschap denken en dat ze de verscheidenheid aan culturen als een meerwaarde in onze maatschappij ervaren. Dat is het uitgangspunt wanneer de regering de klemtoon legt op de positieve ingesteldheid van eenieder die de Belgische nationaliteit vraagt. Dat is ook de reden waarom de regering voorstelt alleen corrigerend op te treden tegen de personen die de regeling misbruiken.
Ik citeer de kerngedachte uit het regeerakkoord terzake: "La Belgique doit être une société ouverte et tolérante. Ceux qui y résident doivent se conformer aux lois et réglements en vigueur. L'insertion dans la société doit être le point de départ de l'intégration. De même, toute forme de racisme, d'intolérance et de discrimination doit être combattue résolument.". De regering is dan ook van oordeel dat het verkrijgen van de Belgische nationaliteit een belangrijke factor is van integratie in onze samenleving. Om deze integratie te bevorderen, zullen in het Wetboek van de Belgische nationaliteit belangrijke wijzigingen worden aangebracht.
Het is mij tijdens het debat opgevallen dat een aantal items om een of andere reden nog altijd de indruk wekken dat onderhavig wetsontwerp volkomen in strijd is met de filosofie die de regering wenst te volgen.
Een eerste misverstand dat absoluut uit de weg moet worden geruimd is de interpretatie van sommige, nochtans uitstekende, juristen dat er in het wetsontwerp van integratie geen sprake meer is. Ik moet dat tegenspreken. De integratie is precies het uitgangspunt voor de hele regeling. Ik vind het bijgevolg, op zijn zachtst uitgedrukt, misplaatst te beweren dat er geen integratie meer gevraagd wordt. Wij gaan uit van het vermoeden dat de persoon die de Belgische nationaliteit aanvraagt, zij het in de vorm van een gunst, namelijk de naturalisatie, of gebruik makend van het recht op de nationaliteitskeuze, de vaste wil heeft om zich in onze maatschappij te integreren.
Je remercie d'ailleurs Mme Kaçar et M. Daïf de leur témoignage. Je pense également au beau témoignage que Mme Talhaoui a présenté à la Chambre et qui souligne bien que l'approche positive du gouvernement est la seule approche exacte.
Sommigen betwisten de bevoegdheid van de Kamer inzake naturalisatie. Dat verrast mij. Ik ontwaar eenzelfde negatieve ingesteldheid in de bewering dat dit ontwerp de weg opent om de georganiseerde criminaliteit welig te laten tieren. Degenen die de Belgische nationaliteit kiezen omwille van de georganiseerde criminaliteit, maken een bijzonder slechte keuze. Van zodra ze de Belgische nationaliteit hebben, zijn ze op Belgisch grondgebied strafbaar, kunnen ze worden opgesloten en zal er een onderzoek tegen hen worden gevoerd. Vreemdelingen die hier ernstige daden van georganiseerde criminaliteit plegen, maar niet meer in ons land zijn, worden daarentegen wel vervolgd, maar er is geen mogelijkheid tot uitvoering van de straf.
En ce qui concerne les délais, j'ai entendu dire à maintes reprises que ceux-ci seraient purement théoriques et qu'il serait impossible de les respecter.
Ook dit argument wil ik voor altijd de kop indrukken. Ik ben tevreden dat de CVP-senatoren daar, in tegenstelling tot hun collega's in de Kamer, niet op teruggekomen zijn. De CVP-kamerleden vonden het de bon ton te zeggen dat de minister van Justitie de commissie voor de Justitie zou hebben voorgelogen over de haalbaarheid van de termijnen. In de Senaat zijn het niet de CVP-senatoren die dit argument inroepen, maar wel mevrouw Staveaux. Het komt me vreemd voor dat zij zich, namens het Vlaams Blok, dat argument toe-eigent. Bij mijn weten waren noch degenen die in de Kamer intervenieerden, noch mevrouw Staveaux aanwezig toen ik op 23 september jongstleden het College van procureurs-generaal, dat onder mijn voorzitterschap samenkomt, op mijn kabinet over de wet heb gesproken. Er werd nooit een opmerking geformuleerd over de haalbaarheid van de termijn van één maand. Wel zegde het college dat de middelen die daarvoor ter beschikking moeten worden gesteld, ook moeten worden gegarandeerd. De regering, met name de minister van Binnenlandse Zaken voor de dienst Vreemdelingenzaken en de minister van Justitie voor de dienst van de Veiligheid van de Staat en de parketten, zijn daarvoor politiek verantwoordelijk.
Men is intussen niet bij de pakken blijven zitten. De procureur-generaal te Brussel, voorzitter van het College van procureurs-generaal, schreef me op 7 februari 2000: "Gelet op de hoogdringendheid liet de heer procureur des Konings me telefonisch weten dat alleszins de aanwerving van twee contractuele juristen die voltijds hiervoor zullen worden ingezet, zich opdringt." Dit wil zeggen dat de taken die het parket nu op zich neemt, namelijk nagaan of aan de grondvoorwaarden om de naturalisatie aan te vragen of de nationaliteitsverklaring af te leggen, is voldaan, gekoppeld aan het onderzoek naar een beletsel wegens gewichtige feiten, in elk geval zullen worden uitgevoerd. Dit betekent een drastische vermindering van de taak van het openbaar ministerie, want deze opdrachten zullen voortaan worden uitgevoerd door parketjuristen. Men moet dus niet komen zeggen dat er bijkomende substituten nodig zijn. Het parket, het College van procureurs-generaal en de voorzitter van het College gaan er immers van uit dat dit werk door parketjuristen kan worden gedaan.
Ik heb zowel in de Kamer als in de commissie voor de Justitie van de Senaat meegedeeld dat ik erop zal toezien dat hiervoor de nodige middelen worden vrijgemaakt. In dat opzicht kan ik mevrouw Kaçar geruststellen. Wij zullen de nodige maatregelen nemen opdat de parketjuristen en de parketbeambten hun werk kunnen doen, zodat de wet effectief kan worden uitgevoerd.
Nous avons également discuté du risque d'utilisation par le demandeur d'une fausse identité ou de faux documents. Sur ce point, nous avons déposé une note à la Chambre afin de voir si l'adage fraus omnia corrumpit était d'application et de définir la suite à y donner. Je lis cette note : « Il est logique de considérer que l'acquisition de la nationalité belge confère non seulement des droits, mais aussi des devoirs parmi lesquels il convient certainement de ranger le devoir de ne pas présenter frauduleusement des documents faux pour obtenir la nationalité belge. »
Plus explicitement encore, le professeur Verwilghen - un homonyme - estime que « la fraude utilisée dans le cadre d'une procédure de naturalisation est un manquement grave à la loyauté dont doit faire preuve un Belge à l'égard des autorités publiques et le recours à la procédure de déchéance de la nationalité belge s'impose en pareil cas. » Ce n'est pas le monde politique qui se prononcera alors, mais il reviendra au pouvoir judiciaire de faire le nécessaire.
Je signale enfin, pour être complet, que la Convention européenne sur la nationalité - Strasbourg, Conseil de l'Europe du 6 novembre 1997 - qui ne lie pas la Belgique, permet que les États prévoient dans leur droit interne la perte de la nationalité lorsqu'elle a été acquise par conduite frauduleuse, par fausses informations ou par dissimulation d'un fait pertinent. L'article 23 du code de la nationalité belge reste entièrement d'application dans ces cas.
Je me référerai enfin au traité de la nationalité en droit belge et au professeur Closset. J'entends souvent dire que l'intégration se traduit surtout par la langue. M. Vandenberghe a d'ailleurs rappelé tout à l'heure sa position à cet égard. Le professeur Closset va à l'encontre des considérations que je viens de développer. Il dit : « Le manquement grave aux devoirs de citoyen belge doit révéler que l'intéressé ne manifeste pas l'attachement requis au pays et à ses institutions. Mais il ne peut être question de censurer les libertés constitutionnelles, notamment la liberté de pensée et d'opinion. De plus, la déchéance ne peut procéder de considérations relatives à la race, à la religion ou à la langue. »
De uiteenzettingen die wij vandaag hebben gehoord over de integratiewil, de absolute vereiste van taalbeheersing of de mogelijke criminele ingesteldheid van de persoon die de Belgische nationaliteit wil verwerven, verdienen misschien wel enige aandacht, maar moeten in hun echte context worden gesitueerd. Wij mogen niet uitgaan van het negatieve beeld. Integendeel! Wij moeten in de eerste plaats de positieve kant van de zaak bekijken.
Juist uitgaand van deze positieve overwegingen achtte de regering het nodig de wet op de Belgische nationaliteit aan te passen om het formalisme te vereenvoudigen, de bureaucratie te verminderen en de adviezen te beperken tot de essentie van de zaak, waardoor pas wordt ingegrepen indien er een tegenindicatie bestaat. Hiertoe werd een procedure uitgewerkt die gemakkelijker toegankelijk is en die ervoor zorgt dat vreemdelingen zich in ons land beter thuis voelen en er willen blijven wonen.
Daarom hebben wij heel wat inspanningen gedaan om de aktebekendheid te stimuleren, hebben wij de verklaring uitgebreid waarin wordt verwezen naar het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden en hebben wij de kosteloosheid van de procedure voorgesteld. Wellicht zullen wij er op die manier in slagen van de procedure tot het verwerven van de Belgische nationaliteit een hoeksteen te maken van een open en tolerante maatschappij.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Ik heb drie korte opmerkingen bij de uiteenzetting van de minister.
Mijn eerste opmerking heeft betrekking op het vermoeden van integratie. De minister vecht de taalvereisten aan. Hoe kan iemand die de Belgische wetten en het EVRM niet kan lezen, verklaren dat hij ze zal naleven? Een van de allereerste vereisten is de taalvereiste. Hoe kan men beloven iets te zullen naleven wanneer men niet weet wat men hoort en wat men ondertekent? Het onweerlegbaar vermoeden van taalkennis, dat in dit land ooit is ingevoerd, zal waarschijnlijk ook in dit geval worden toegepast. Er zal een onweerlegbaar vermoeden van integratie zijn. Ik heb het daar moeilijk mee.
Voorts werd er verwezen naar het niet bevorderen van de criminaliteit. Ik raad de minister aan eens in het buitenland, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, te gaan kijken langs welke lijnen de criminaliteit er verloopt. Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat deze redenering niet mag worden omgekeerd. Ik zeg niet dat vreemdelingen per definitie criminelen zijn, maar ik bekijk het van de andere kant. De criminaliteit, de onderwereld, zoekt etnische lijnen naar de bovenwereld. In de Verenigde Staten, een immigratieland bij uitstek, is dit overduidelijk.
Tot slot werd opgemerkt dat de minister het verwijt heeft gekregen over de termijnen en het parket te hebben gelogen. Het verbaast ons toch niet dat de opmerkingen van de minister twijfel wekken. Ik heb hier uitvoerig horen citeren uit het verkiezingsprogramma van de VLD. Gelet op de daden van deze partij, is dat op zijn minst ongeloofwaardig. De minister heeft een veiligheidsplan, maar mag het blijkbaar niet aan het parlement meedelen. Indien de minister de term "gelogen" te sterk vindt, moet ik er hem op wijzen dat de regering in dit hele dossier een uiterst ongeloofwaardige indruk geeft. Wij kunnen deze ontwerpen dus absoluut niet goedkeuren.
- La discussion générale est close.