2-28

2-28

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 17 FÉVRIER 2000 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Projet de loi modifiant certaines dispositions relatives à la nationalité belge (Doc. 2-308) (Procédure d'évocation)

Projet de loi modifiant les articles 569 et 628 du Code judiciaire (Doc. 2-309)

Discussion générale

M. le président. - Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV), rapporteur. - Ik ben met de heer Istasse overeengekomen dat ik verslag zou uitbrengen over de bespreking van deze wetsontwerpen in de commissie voor de Justitie.

Mijn uiteenzetting bestaat uit drie hoofdstukken: in het eerste hoofdstuk zal ik de krachtlijnen van onderhavige ontwerpen bespreken; vervolgens zal ik de algemene bespreking door de fracties kort uiteenzetten en tot slot wens ik enkele punten van de artikelsgewijze bespreking aan te halen.

Vooraf wil ik even stil staan bij de gevolgde procedure. De Kamer heeft op 20 januari 2000 deze wetsontwerpen tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit goedgekeurd. Het eerste wetsontwerp is optioneel bicameraal aangezien het een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet regelt. Het tweede regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 Grondwet en is verplicht bicameraal. Beide ontwerpen strekken ertoe het verkrijgen van de Belgische nationaliteit te vereenvoudigen.

Aangezien de regering krachtens artikel 80 van de Grondwet voor het optioneel bicameraal ontwerp de spoedbehandeling had gevraagd, heeft de parlementaire Overlegcommissie de uiterste datum voor evocatie op 26 januari 2000 bepaald. De onderzoekstermijn loopt ten einde op 21 februari 2000.

Op 26 januari 2000 werd het ontwerp op verzoek van drie fracties geëvoceerd. Ingevolge die evocatie werd het wetsontwerp naar de commissie voor de Justitie verzonden. Het werd er in aanwezigheid van de minister van Justitie, op 2 februari 2000 besproken. Het wetsontwerp is in de commissie aangenomen met 9 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Istasse en ikzelf bedanken langs deze weg de diensten van de Senaat voor hun goed werk. Ze hebben het verslag heel snel opgemaakt en vertaald.

Als inleiding tot het eerste hoofdstuk van mijn betoog, haal ik een passage aan uit het regeerakkoord: "België moet een open en verdraagzame samenleving zijn. Iedereen die hier verblijft, moet zich aan de vigerende wetten en reglementen houden.(...) Evenzeer moet iedere vorm van racisme, intolerantie en discriminatie kordaat worden bestreden."

De regering is duidelijk van oordeel dat de verkrijging van de Belgische nationaliteit een belangrijk element is in de integratie van de allochtone gemeenschappen in onze samenleving en hun participatie aan het maatschappelijk leven.

Om de opname in de samenleving te bevorderen, kiest de regering voor de versoepeling van het verkrijgen van de Belgische nationaliteit.

Het geëvoceerde wetsontwerp heeft in hoofdzaak betrekking op de verkrijging van de Belgische nationaliteit door middel van een nationaliteitsverklaring - artikel 12bis - en door middel van naturalisatie - artikel 19 - en dit met respect voor de artikelen 8 en 9 van de Grondwet, die inhouden dat de nationaliteitsverklaring een subjectief recht tot verkrijging van de Belgische nationaliteit verleent, terwijl de naturalisatie een gunst is die door de Kamer in laatste aanleg wordt toegestaan of geweigerd.

Onderhavige wetsontwerpen bevatten wijzigingen inzake de vereenvoudiging en verbetering van de nationaliteitsprocedures.

Ten eerste wordt voor al de nationaliteitsprocedures de termijn waarbinnen het parket, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Veiligheid van de Staat advies moeten verlenen, vastgesteld op één maand.

Ten tweede beschikt het parket, wanneer het van oordeel is dat de aanvrager onvoldoende blijk geeft van een wil tot integratie, niet langer over de mogelijkheid een negatief advies uit te brengen. De wil tot integratie wordt vermoed door de aanvraag.

Ten derde kan een akte van geboorte worden vervangen door een document uitgereikt door de diplomatieke of consulaire autoriteiten van het land van geboorte. In geval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om dergelijke akte te verkrijgen, kan die vervangen worden door een akte van bekendheid uitgereikt door de vrederechter en gehomologeerd door de rechtbank van eerste aanleg. De mogelijkheid om een akte van geboorte te vervangen door een akte van bekendheid is helemaal analoog met de procedure in het kader van het huwelijk zoals bepaald in het Burgerlijk Wetboek.

Ten vierde moet de aanvrager op het formulier van het naturalisatieverzoek verklaren dat hij niet alleen de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, maar ook het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Ten vijfde wordt net zoals de huidige procedure inzake nationaliteitsverklaring, ook de naturalisatieprocedure kosteloos.

Met betrekking tot de toelatingsvoorwaarden tot de Belgische nationaliteit volstaat voor de naturalisatie een legaal verblijf van 3 jaar. Voor de nationaliteitsverklaring geldt een termijn van 7 jaar.

In de algemene bespreking spraken de woordvoerders van de meerderheidspartijen zich eensgezind positief uit over dit wetsontwerp omdat het in de lijn ligt van het evenwichtige beleid dat de regering wenst te voeren om België te profileren als een samenleving die open en tolerant is.

Een commissielid was van mening dat dit wetsontwerp voornamelijk bedoeld is voor die mensen die nooit naar hun land van oorsprong zullen terugkeren. Ze zouden daar waarschijnlijk als een vreemdeling worden beschouwd. Hij werd hierin bijgevallen door andere leden. Vele leden verheugen zich er ook over dat de beruchte vragenlijst verdwijnt en dat het parket geen mogelijkheid meer heeft om te oordelen over de integratie van de aanvragers.

Het merendeel van de commissieleden toonde zich bezorgd over de haalbaarheid van de verkorting tot één maand van de termijn waarbinnen het parket en de Dienst Vreemdelingenzaken advies moeten uitbrengen.

Toch was een lid van mening dat met de huidige mogelijkheden van de informatica, die termijn niet onoverkomelijk is. Voorts was hetzelfde lid van mening dat het allemaal een kwestie van goede wil en van voldoende middelen is, vooral in Brussel.

Tegenover die bezorgdheid zei de minister dat uit het overleg met het college van procureurs-generaal blijkt, dat de termijn van één maand haalbaar is, ook voor het parket van Brussel, aangezien het enkel dient te adviseren over ernstige feiten eigen aan de persoon. De minister verklaarde voorts dat hij zich ertoe heeft verbonden de personeelsformatie bij de parketten uit te breiden om de gevolgen van de gewijzigde regeling op te vangen. Hij deelde ook mee dat de regering, inzonderheid de minister van Binnenlandse Zaken, erop zal toezien dat de termijn van één maand door de Dienst Vreemdelingenzaken wordt gerespecteerd. De Dienst Vreemdelingenzaken wordt geherstructureerd; het takenpakket wordt verdeeld over drie afdelingen, waarvan er één zal instaan voor het tijdig verstrekken van de adviezen over de nationaliteitsverklaring.

De aanwezige leden van de meerderheidsfracties verleenden niet alleen hun steun aan dit wetsontwerp, ze bepleiten tevens de toekenning van stemrecht aan niet-EU-onderdanen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Opmerkelijk genoeg verdedigde ook een lid van de oppositie het stemrecht voor vreemdelingen. Het verklaart dat door dit wetsontwerp het actief burgerschap opgegeven wordt en het stemrecht ontzegd aan vreemdelingen die in België verblijven en hier geïntegreerd zijn, maar de Belgische nationaliteit niet wensen aan te nemen.

Ik sta nu even stil bij het begrip integratie omdat hierover uitvoerig in de commissie werd gedebatteerd.

Enkele leden van de oppositiefracties betreuren dat de mogelijkheid om in de naturalisatieprocedure de integratie en de integratiewil door het parket te laten beoordelen, is weggelaten. Om die reden is de woordvoerder van een oppositiefractie voorstander van een voorafgaande integratieproef teneinde het belang van de Belgische nationaliteit nog te behouden. Het begrip integratiewil is een moeilijk te omschrijven notie en zelfs de wetenschappers zijn het onderling niet eens over de invulling ervan. Bijgevolg is het gevaar voor willekeur niet ondenkbaar.

Een lid onderstreept dat integratie geen assimilatie inhoudt en het niet de bedoeling is dat vreemdelingen hun geaardheid volledig verliezen en in alles de autochtone bevolking dienen na te bootsen. Integratie betekent volgens hetzelfde lid dat men zich in een gemeenschap inburgert, evenwel met een zeker behoud van de eigen cultuur. Uiteraard verzwakt die band met de oorspronkelijke cultuur doorheen de verschillende generaties. Integratie is echter een geleidelijk proces en vereist bereidwilligheid van zowel allochtonen als autochtonen. Het beleid dat de participatie van allochtonen in onze Belgische samenleving bevordert, is amper tien jaar oud. Allochtonen werden veel te lang aan hun lot overgelaten omdat ze electoraal niet interessant genoeg waren.

Thans dekt de nationaliteitswetgeving niet de lading van een volwaardig minderhedenbeleid Dit dient op een ander niveau te worden gevoerd. De regionale beleidsmakers moeten de nodige investeringen doen en de noodzakelijke inspanningen leveren om de sociaal-culturele achterstellingen van die bevolkingsgroepen en de discriminaties waaraan ze, met of zonder de Belgische nationaliteit, vaak worden blootgesteld, tegen te gaan.

Meer en meer allochtonen vragen hier een waardig leven te kunnen leiden met alle mogelijkheden van toegang tot de arbeidsmarkt, huisvesting en kwalitatief onderwijs. Zij wensen in harmonie en in wederzijds respect met de autochtone bevolking te leven.

Tenslotte is de versoepeling van de verkrijging van de Belgische nationaliteit een uitnodiging tot een betere participatie van allochtonen in onze maatschappij met rechten en verantwoordelijkheden, waarbij de wil tot verkrijging van de Belgische nationaliteit al een uiting is van de wil tot integratie.

Zo kom ik tot de artikelsgewijze bespreking en de amendementen. Er werden 39 amendementen ingediend, waarvan geen enkel werd aangenomen.

Ik ga niet alle amendementen bespreken. Toch wens ik nog even stil te staan bij enkele vragen tot verduidelijking en bij amendementen met betrekking tot bepaalde begrippen en de interpretatie van sommige wetsbepalingen.

Een lid vroeg wie oordeelt over de onmogelijkheid of de zware moeilijkheden om de akte van geboorte te verschaffen. De minister antwoordde dat de rechtbank oordeelt over de al dan niet toereikendheid van de betreffende documenten. Een ander amendement strekte ertoe het woord "hoofdverblijf" te vervangen door de woorden "onafgebroken wettelijk verblijf dat tegelijkertijd ook de hoofdverblijfplaats is". De minister verwees naar de discussie in de Kamer waar werd gesteld dat met hoofdverblijf een verblijf op basis van verschillende vergunningen wordt bedoeld. Hiermee bedoelt hij een vestigingsvergunning en een machtiging of een toelating tot verblijf van bepaalde of onbepaalde duur. De hoofdverblijfplaats moet niettemin op een wettelijke verblijfsvergunning zijn gebaseerd. De minister voegde er nog aan toe dat de term "hoofdverblijfplaats" volledig ingang heeft gevonden in het Burgerlijk Wetboek. Met het oog op de concordantie is het dus belangrijk dat ook in dit wetsontwerp dezelfde term wordt gebruikt.

Voorts wens ik de volgende amendementen aan te halen. Het eerste overstijgt het kader van dit wetsontwerp, het acht de verblijfsduur niet meer nodig voor de naturalisatieprocedure omwille van het uitzonderlijke karakter en het belang dat aan de motivering wordt gehecht. De bedoeling ervan is, bij een eventuele grondwetsherziening, de reflectie te openen over een modernere wijze om de nationaliteit, in de zin van burgerschap, te verkrijgen. De indiener van het amendement wil hiermee het risico van politisering bij naturalisatie uitsluiten. Ik verwijs hierbij naar bladzijde 41 van het verslag.

Aansluitend hierbij heeft hetzelfde lid een amendement ingediend, dat de Kamer de bevoegdheid voor het verlenen van de nationaliteit ontneemt. Ook het beroep tegen een ongunstige beslissing op een naturalisatievraag dient dan te worden ingesteld bij de rechtbanken. Het amendement strekt ertoe de naturalisatie niet langer te beschouwen als een "gunst" maar als een "subjectief recht" waartegen beroep mogelijk zou zijn. Dat zou niet alleen gelden voor de naturalisatieaanvragen, maar ook voor de nationaliteitsverklaring die thans als een subjectief recht wordt beschouwd. De minister antwoordt dat deze amendementen "de lege ferenda" opereren, omdat er geen sprake is van een grondwetsherziening.

Tot slot heeft de commissie beslist om een aantal tekstcorrecties aan voorliggend wetsontwerp aan te brengen.

Tot besluit van mijn uiteenzetting geef ik een citaat uit het verslag:" Dit ontwerp is dus onmiskenbaar een stap voorwaarts voor België en voor eenieder die de humanistische beginselen wil bevorderen".

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Sta mij toe mijn uiteenzetting met een citaat te beginnen: "Er bestaan in onze samenleving ernstige spanningen tussen bevolkingsgroepen. Sommigen ontkennen dit probleem. Anderen prediken mensonwaardige oplossingen. Er is nochtans een derde weg, deze van de inburgering van de vreemdelingen, waarbij ze zich aanpassen aan onze waarden en levenswijze". Tot zover het citaat uit de beginselverklaring van de VLD, goedgekeurd op het stichtingscongres van 15 november 1992. Het staat nog altijd zo op het Internet.

In het verkiezingsprogramma van dezelfde partij lezen we : "De huidige conflicten tussen autochtonen en allochtonen worden niet opgelost door een versoepeling van de nationaliteitswetgeving; die ingreep wekt immers uitsluitend de illusie dat er een oplossing voorhanden is. Tal van vreemdelingen zullen de Belgische nationaliteit verwerven, maar zo wordt het probleem zelf niet aangepakt. Een soepele wetgeving geeft de vreemdelingen trouwens ook een verkeerd signaal. De verlening van de Belgische nationaliteit wordt een louter administratieve formaliteit; een verbintenis tot het burgerschap valt weg".

We weten allen wat de manipulatiewaarde is in een democratie. Er is ooit een boek geschreven met als titel De democratie als wijze van oplichting. Wat we vandaag meemaken, is een vorm van democratische oplichting. De wijze waarop dit ontwerp in de Senaat wordt behandeld, is een schande. Na de wijziging van de nationaliteitswet in 1998, werd in 1999 weer een nieuw ontwerp ingediend, louter om partijpolitieke redenen, dat met spoed moet worden behandeld. De meerderheid heeft die urgentie echter op geen enkel ogenblik verantwoord en heeft ook helemaal geen belang gehecht aan de amendementen van de oppositie, ook wanneer die gingen over manifeste fouten in de wetteksten.

Zij die gisteren de teleurgang van het Parlement beschreven, hebben vandaag veel minder dan de vorige regering oog en oor voor standpunten van de oppositie.

Bovendien moet, zoals professor Depage schreef in Traité élémentaire du droit civil, de nationaliteitskwestie buiten de partijpolitiek blijven. Bepaalde fundamentele zaken worden in een democratie beter niet partijpolitiek gemanipuleerd. Zo wordt het kiezerskorps beter niet op basis van bepaalde voorkeuren samengesteld. De partij die gevochten heeft tegen het cliëntelisme, dat uiteindelijk werd afgeschaft, wil de Belgische nationaliteit nu uitdelen op een manier die onaanvaardbaar is en niets meer met de werkelijke draagkracht van nationaliteitsvoorwaarden te maken heeft. De nationaliteit is inderdaad essentieel verbonden met het burgerschap. Deze band tussen nationaliteit en burgerschap valt in het ontwerp van de regering echter weg.

"De grote oplichting", dat zou de ondertitel van het wetsontwerp kunnen zijn. Ik herinner me nog dat de welsprekendheid van Cicero in het niet verzonk bij de dithyramben die de vroegere VLD-fractieleider, de heer Coveliers, ten beste gaf toen we tijdens de vorige legislatuur de wet van 1998 wijzigden. Het was een schande, zo beweerde hij; de Belgische nationaliteit werd gebanaliseerd! Een jaar later echter wordt de wet verruimd op een manier die werkelijk geen enkele logica in zich draagt. Het is duidelijk: de VLD is opnieuw de oude liberale partij die alles belooft om aan de macht te komen, maar die zodra ze aan de macht is, geen respect heeft voor haar verkiezingsbeloften.

Ik betreur ook de aanpak. Het ontwerp werd op een dagje door de commissie voor de Justitie geloodst op een ogenblik dat er ook andere vergaderingen plaatsvonden. Zelf heb ik daardoor de bespreking van het ontwerp niet kunnen volgen, niet uit gebrek aan interesse, maar omdat ik bij andere belangrijke besprekingen aanwezig moest zijn.

Ik kom nu tot de grond van de zaak. We hebben uiteraard onze amendementen opnieuw ingediend. De CVP is van mening dat vreemdelingen die lange tijd in België verblijven, aangemoedigd moeten worden tot participatie en integratie in de samenleving. Migranten die hier geruime tijd zijn, moeten de nodige kansen krijgen en moeten worden uitgenodigd om op deze kansen in te gaan. In ons programma, dat niet verandert of we nu in de meerderheid of in de oppositie zitten, kunt u lezen dat we van oordeel zijn dat deze aanpak moet leiden tot een verdraagzame samenleving, maar ook een samenleving waar de grenzen aan het verwerkingsniveau in acht worden genomen. Wanneer men ervan uitgaat dat integratie noodzakelijk is, dan is het duidelijk dat de verwerving van de Belgische nationaliteit in dit integratieproces een rol kan spelen.

De Belgische nationaliteitswet had een logische structuur. Naarmate er meer aanwijzingen zijn dat de betrokkene geïntegreerd is of bereid is zich te integreren in onze samenleving, kan hij of zij meer aanspraak maken op de nationaliteit. Zijn die aanwijzingen minder duidelijk, dan wordt in het kader van de naturalisatieprocedure, het verkrijgen van de nationaliteit een gunst en moet de aanvrager aantonen dat hij zich wil integreren. Aan deze logica wordt nu een einde gemaakt. De integratiewil, essentieel voor het bekomen van de nationaliteit, wordt niet langer als voorwaarde voor de verwerving van de Belgische nationaliteit aanvaard.

Enkel zeer minieme verblijfvoorwaarden spelen nog een rol, en dan nog een zeer beperkte, als we vergelijken met de doorgaans gehanteerde gemeenrechtelijke termijnen voor het verkrijgen van rechten.

Om de woorden van het VLD-programma te gebruiken: de wet is werkelijk het verkeerde signaal. Ze neemt elke aansporing tot integratie weg. Na drie jaar verblijf heeft een vreemdeling nagenoeg volledig recht op de nationaliteit en kan hij de naturalisatie aanvragen. Na zeven jaar beschikt hij over een absoluut recht op de nationaliteit en kan hij de nationaliteitsverklaring afleggen. Waarom zou hij dan intussen nog inspanningen doen om zich in te burgeren? De wil tot integratie wordt niet gestimuleerd. Dat een samenleving niet wordt gevormd door naast elkaar levende atomen, maar door verbondenheid en samenhorigheid, wordt, wat de meerderheid ook moge beweren, in het ontwerp zelf veel te weinig onderstreept. Het wordt niet in de wet ingeschreven.

Het is nochtans duidelijk dat inburgering voor de migranten zelf van levensbelang is . Als ze in onze samenleving werkelijk kansen willen hebben, dan is integratie onontbeerlijk. Met integratie bedoel ik natuurlijk niet assimilatie - daar zijn we nooit voorstander van geweest - maar wel alle kansen krijgen met respect voor de fundamentele opties van onze samenleving. De naturalisatie en het verlenen van de nationaliteit gelijkstellen met of terugbrengen tot, het uitreiken van een Belgische identiteitskaart en het verlenen van kiesrecht, vinden we veel te formeel.

Ik weet wel dat de argumenten uit andere landen in België niet meer van tel zijn, maar in de ons omringende landen is integratie precies wel een voorwaarde voor de nationaliteitsverwerving. Laten we het voorbeeld nemen van de redelijke kennis van de taal van het land. We kunnen Nederland bezwaarlijk een repressief land noemen. Integendeel. Het is een zeer permissief land. Iedereen weet dat de democratisering zich op alle niveaus doorzet, ook de democratisering van de decadentie. In Nederland wordt de redelijke kennis van het Nederlands wel geëist. In ons land wordt dat niet eens overwogen. Wat een minimaliseren van het belang van de taal! Wat een gebrek aan respect voor de taal! Taal is het communicatiemiddel bij uitstek. Taal is het middel waarvan de collectieve verbeelding zich bedient, waarmee men zijn maatschappijopvattingen, ideeën en angsten tot uitdrukking brengt. Een vreemdeling die de taal niet spreekt, wordt meteen geconfronteerd met vervreemding, met communicatieproblemen en gebrek aan perceptie, wat integratie zeer bemoeilijkt.

Ik verwijs naar de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap van augustus 1994, die over inburgering het volgende zegt.

"Het begrip inburgering dient om een ontwikkelingsproces aan te duiden dat leidt tot een daadwerkelijke participatie in de samenleving die men heeft aanvaard en waarin men zijn weg heeft leren vinden. Het mag niet zo worden opgevat dat een aanpassing aan de Nederlandse samenleving vereist zou zijn waarbij de vreemdeling zijn culturele identiteit heeft opgegeven of zijn nationale afkomst heeft verloochend. Wel mag worden verlangd dat de verzoeker niet uitsluitend op zijn (minderheids)groep is georiënteerd of daarvan geheel afhankelijk is. Hij moet in staat zijn ook met anderen te communiceren. Aangezien de taal het belangrijkste communicatiemiddel is, is voldoende beheersing van het Nederlands een kenmerk van inburgering. Hoe die kennis wordt verkregen is van geen belang." De overheid kan daartoe trouwens een veelheid van initiatieven in het leven roepen.

Het hoofddoel van de wet is natuurlijk partijpolitiek ingekleurd met allerlei hoogdravende principes die geen stand houden, omdat ze voorbijgaan aan de kern van de zaak: de inburgering. Daarenboven kunnen we er niet omheen dat deze wet de deur openzet voor een nieuwe migratiegolf, die zich trouwens niet tot België zal beperken. Wie de Belgische nationaliteit verwerft, krijgt immers meteen het recht op vrij verkeer in heel Europa.

Ik weet dat mijn volgend argument zal worden afgedaan als een schimmige bedreiging, maar wie dat doet, geeft alleen blijk van gebrek aan feitenkennis. De wijze waarop de nationaliteit in ons land kan worden bekomen, is voordelig voor personen uit de georganiseerde criminaliteit. Een soepele toegang tot de nationaliteit maakt allerlei misbruiken mogelijk. Vreemdelingen met minder nobele bedoelingen zullen pogen via de Belgische wetgeving toegang tot Europa te verkrijgen, te meer daar de verschillende procedures volgens welke de aanvraag moet worden onderzocht, uiterst zwak zijn.

Dat de wet verregaande gevolgen heeft op de migratie kan het best geïllustreerd worden met een voorbeeld. Via de nationaliteitsverklaring zal iemand van wie een van de ouders Belg is geworden onmiddellijk een recht kunnen laten gelden op de Belgische nationaliteit.

Dit betekent dat telkens wanneer het parlement iemand de Belgische nationaliteit toekent, wat mogelijk wordt na drie jaar verblijf in België, diens meerderjarige kinderen eveneens het subjectieve recht verwerven op de Belgische nationaliteit. Artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen bepaalt dat `van rechtswege' tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk zijn toegelaten: de vreemdeling die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de Belgische nationaliteit door een nationaliteitsverklaring te verkrijgen! De enige voorwaarde voor de nationaliteitskeuze op basis van artikel 12 §1, 2° van het ontwerp is dat de ouder Belg is. De betrokkene moet zelfs geen nationaliteitsverklaring afleggen. De vraag is dan ook hoe de minister van Binnenlandse Zaken aan deze vreemdelingen de toegang tot het Rijk voor meer dan drie maanden zal ontzeggen.

Er is zelfs meer. Aan de persoon die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de Belgische nationaliteit door een nationaliteitsverklaring te verkrijgen, moet overeenkomstig artikel 15 van dezelfde wet de machtiging tot vestiging worden verleend! Een uitdeinend effect is daardoor onvermijdelijk. Het verkrijgen van de Belgische nationaliteit door naturalisatie of een andere procedure brengt mee dat de kinderen van de betrokkene de Belgische nationaliteit zelfs kunnen verkrijgen wanneer ze nooit in ons land hebben verbleven. Hetzelfde zal uiteraard gelden voor de kinderen van deze kinderen.

Aan het verlenen van de Belgische nationaliteit aan de tweede en derde generaties van de vreemdelingen is veel aandacht besteed. Er bestaat daarover ook een rechtspraak. Het gaat dan echter altijd om kinderen die in België geboren zijn of hier reeds geruime tijd verblijven. Op dat vlak is er dus een belangrijke verschuiving gebeurd, die tot misbruik kan leiden.

Ik wees er reeds op dat ook de procedures en de termijnen die in het voorgestelde ontwerp zijn opgenomen, een vrij theoretisch karakter hebben. Die termijnen werden pas in 1998 gewijzigd. Vandaag stelt de regering een nieuwe wijziging voor, maar ze geeft geen enkele waarborg dat het advies van het openbaar ministerie, van de Staatsveiligheid en van de dienst Vreemdelingenzaken tijdig kunnen worden geformuleerd. Die termijn bedraagt volgens het ontwerp een maand. Het valt echter te betwijfelen of die termijn zal worden gerespecteerd, meer bepaald door de grote parketten, waar nog altijd een groot tekort aan magistraten is. Door te verhuizen kan de vreemdeling alles trouwens nog grondig in de war sturen. Ook de Staatsveiligheid en de dienst Vreemdelingenzaken beklemtoonden dat die termijn weinig realistisch is. De dienst Vreemdelingenzaken heeft thans drie tot negen maanden nodig om een advies te formuleren. Wat de termijnen betreft, verwijs ik verder naar het verslag en de discussie in de commissie.

De controle zal dus uiterst miniem of onbestaande zijn. Het zou dan ook logisch zijn te voorzien in de mogelijkheid om de Belgische nationaliteit te ontnemen indien later zou blijken dat ze op bedrieglijke wijze is aangevraagd en op basis van valse informatie is toegekend. Ook die regel is verworpen.

In een mondiale samenleving houdt een gebrekkige controle op de aanvraag van de nationaliteit een groot gevaar in voor de veiligheid van de burgers. Het is zonder meer duidelijk dat de overgrote meerderheid van de personen die de Belgische nationaliteit aanvragen, correct en integer zijn, maar het valt niet uit te sluiten dat bepaalde criminele groepen gebruik zullen maken van de mogelijkheden die de nieuwe wet biedt. Dat is voor hen bijzonder aanlokkelijk, omdat de Belgische nationaliteit de toegang tot het hele Europese grondgebied verzekert.Wie een ketting wil doorbreken, zal immers altijd de zwakste schakel kiezen. Hier is dat de Belgische nationaliteitswetgeving.

Ook met betrekking tot de voorwaarden voor de nationaliteitsverklaring en de naturalisatie, meer precies de verblijfsvoorwaarden, is de tekst van het ontwerp problematisch. Zo is er steeds sprake van een hoofdverblijf in België gedurende een bepaalde periode, bijvoorbeeld drie jaar in het geval van de naturalisatie. De hoofdverblijfplaats is een feitelijke situatie en zegt als dusdanig niet veel over de rechtmatigheid van het verblijf in ons land. De CVP-fractie had in de commissie dan ook voorgesteld te specificeren dat het moet gaan om een onafgebroken wettelijk verblijf in België. Het is toch maar normaal dat er aan wettelijke toestanden rechtsgevolgen worden verleend. Volgens de minister is de vermelding "wettelijk verblijf" echter overbodig. Ik ben het daar helemaal niet mee eens. Volgens de rechtspraak van de Raad van State moet het illegaal verblijf in België immers worden beschouwd als een verblijf in het buitenland, dat met een verblijf in België kan worden gelijkgesteld wanneer de belanghebbende bewijst dat hij een werkelijke band met België heeft gehad.

Deze gelijkstelling van een verblijf in het buitenland met een onwettig verblijf in België is in verscheidene procedures opgenomen, onder meer in deze met betrekking tot de naturalisatie. Dit betekent concreet dat al wie nu wordt geregulariseerd, in toepassing van de voornoemde rechtspraak de periode van illegaal verblijf kan laten meetellen voor het bekomen van de naturalisatie. Dit verblijf zal immers kunnen gelden als een verblijf in het buitenland dat wordt gelijkgesteld met een verblijf in België. De geregulariseerden zullen bijgevolg onmiddellijk de naturalisatie kunnen aanvragen.

Indien het om een lange periode van illegaal verblijf in België gaat, kan er wellicht op een iets soepeler manier worden beslist, maar het is voor onze fractie onaanvaardbaar dat ook een korte periode van illegaal verblijf vrijwel automatisch de mogelijkheid biedt tot het bekomen van de Belgische nationaliteit. Deze regeling leidt tot grote ontevredenheid bij de bevolking. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de regering een dergelijke oplossing heeft uitgewerkt.

Het was van in het begin echter zeer duidelijk dat de meerderheid geenszins bereid was ook maar één amendement goed te keuren. De meerderheid voert een openbaar debat waarin iedereen een inbreng mag hebben en zich mag profileren. Daarna brengt ze het ontwerp naar het parlement, maar daar wordt de oppositie uitgeschakeld. Dat is de nieuwe politieke cultuur! Zo ontkracht de meerderheid het principe van het parlementair debat, dat erin bestaat redelijke argumenten uit te wisselen en amendementen, ook al worden er partijpolitieke keuzes gemaakt, op hun redelijkheid te toetsen. Het ontwerp moest en zou ongewijzigd door de Senaat worden goedgekeurd, en wel zo snel mogelijk.

Nochtans zijn er amendementen die, de inhoudelijke standpunten buiten beschouwing gelaten, zouden moeten worden aangenomen. Ik verwijs naar mijn amendement dat voorstelt in artikel 4, aangaande de nationaliteitsverklaring, de woorden "in het buitenland geboren" te schrappen. Volgens dat artikel komen de volgende categorieën van personen in aanmerking voor de nationaliteitsverklaring: meerderjarige vreemdelingen die in België geboren zijn en er sinds hun geboorte verbleven hebben, meerderjarige vreemdelingen die in het buitenland geboren zijn en van wie een van de ouders Belg is geworden, en meerderjarige vreemdelingen, ongeacht of ze al dan niet in België geboren zijn, die zeven jaar in België verblijven.

In de commissie werd aan de minister van Justitie gevraagd of er geen discriminatie was met betrekking tot de vreemdelingen die de verklaring afleggen uit hoofde van het feit dan een van hun ouders Belg is geworden. Deze mogelijkheid wordt immers enkel aan in het buitenland geboren vreemdelingen geboden. In België geboren meerderjarige vreemdelingen kunnen van deze mogelijkheid dus geen gebruik maken. Zij kunnen dus geen Belg worden door nationaliteitsverklaring wanneer een van hun ouders zelf Belg is geworden, terwijl in het buitenland geboren vreemdelingen dit wel kunnen. De vraag of er sprake is van discriminatie, is dan ook volkomen terecht. De minister antwoordde dat hij geen enkel probleem zag, omdat in België geboren vreemdelingen in dit geval gebruik kunnen maken van de nationaliteitskeuze.

Is dat echter wel zo? Ja en neen. Om Belg te kunnen worden door nationaliteitskeuze moeten er immers een aantal bijkomende voorwaarden worden vervuld.

Om in aanmerking te komen voor de nationaliteitskeuze moet de betrokkene ten minste 18 jaar zijn en niet ouder dan 22 jaar, gedurende de twaalf voorafgaande maanden hier zijn hoofdverblijf hebben gehad, van de leeftijd van 14 tot 18 jaar of gedurende ten minste 9 jaar in België hebben verbleven .

Er is dus wel degelijk sprake van een discriminatie. Wanneer een van zijn ouders Belg wordt, zal een in het buitenland geboren vreemdeling zelf Belg kunnen worden door nationaliteitsverklaring, zonder dat één andere bijkomende voorwaarde vervuld moet zijn. Een in België geboren vreemdeling daarentegen zal dat enkel en alleen kunnen als hij voldoet aan de voorwaarden inzake de nationaliteitskeuze, iets wat in de praktijk veelal niet het geval zal zijn. Deze voorwaarden zijn immers vrij streng, zowel wat de leeftijd van de betrokkene als wat zijn verblijf in België betreft. Ik zou dat met een concreet voorbeeld kunnen illustreren, maar ik zal daar in de algemene bespreking niet verder op ingaan. De regeling is echter, afgezien nog van mogelijke politieke opties, een van de afgeleide gevolgen van de niet homogene tekst.

De bespreking van het ontwerp toont aan dat de Senaat verwordt tot een reflectiekamer in de meest strikte zin van het woord: er mag wel gedacht worden, maar niet gehandeld. De VLD-fractie blijft overigens afwezig. Wellicht omdat de leden niet in staat zijn om onze pertinente argumenten te beantwoorden en ze liever vluchten dan geconfronteerd te worden met hun eigen verkiezingsprogramma.

Het ontwerp maakt een einde aan het integratiebeleid dat vroeger door de federale overheid in ons land werd gevoerd. Tijdens de vorige regeerperiode werd eenparig een resolutie aangenomen waarin de oprichting werd gevraagd van een cel "wetsevaluatie". Eén van de beginselen van goede wetgeving is dat men een wet pas kan wijzigen nadat men de effecten van die wet heeft kunnen nagaan. Hoe kan men dan pleiten voor een nieuwe wet op de nationaliteit als we niet eens de effecten kennen van de recente wet van 22 december 1998 tot wijziging van het Wetboek van Belgische nationaliteit, die wat de naturalisatieprocedure betreft, de verwerving van de Belgische nationaliteit al aanzienlijk versoepelde?

Door van de nationaliteitsverwerving bijna een automatisme te maken, zullen migranten evenwel niet meer aangespoord worden om zich te integreren. Dit is zowel voor allochtonen als voor autochtonen een slechte zaak.

De nieuwe wet zal dus een tegengesteld effect hebben en in plaats van de integratie te verzekeren de onverdraagzaamheid nog bevorderen. Het is immers een illusie te denken dat de discriminatie van vreemdelingen zal verdwijnen door hen na een kort verblijf - of voor sommigen zelfs zonder verblijf - in ons land nagenoeg automatisch een Belgische identiteitskaart te verschaffen. We moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat ze ingeburgerd geraken. De ontkoppeling van het verlenen van de nationaliteit en de inburgering, kunnen we in geen geval aanvaarden. Die ontkoppeling zal de angst voor het vreemde of het onbekende overigens alleen nog doen toenemen.

Dit wetsontwerp is het tegendeel van een evenwichtige integratiepolitiek en dat is uiterst betreurenswaardig. Integratie wordt niet afgekondigd bij wet of bij decreet. Er is een maatschappelijk draagvlak voor nodig waarmee ook rekening moet worden gehouden. De wet zal het verkeerde signaal geven. De participatie van vreemdelingen aan onze samenleving, de integratie is immers niet langer een voorwaarde om de Belgische nationaliteit te verwerven.

Om al deze redenen zal de CVP-fractie deze wet niet goedkeuren.

M. Jean-François Istasse (PS). - Bien entendu, notre groupe soutient ce projet de loi.

Je voudrais tout d'abord remercier, devant cette Haute Assemblée, Mme Kaçar de son excellent rapport, très complet et auquel je m'associe pleinement.

Je précise également que tout à l'heure, M. Daïf me succédera à cette tribune afin d'émettre quelques considérations. Symboliquement, le fait que Mme Kaçar et M. Daïf interviennent dans la présente discussion me paraît très important.

À mes yeux, il n'y a, dans ce débat, ni scandale ni accélération injustifiée. Nous nous trouvons ici dans le cadre d'une procédure bicamérale optionnelle, demandée par des sénateurs. L'urgence ayant été requise, le délai expirait le 21 février. Je pense pouvoir dire, pour y avoir assisté, que nos débats en commission - le ministre l'a d'ailleurs souligné - ont été particulièrement sereins. Tous ceux qui avaient quelque observation à formuler ont pu le faire, même s'ils ont dû tenir compte des délais impartis. Dès lors, nous devrions pouvoir conclure aujourd'hui, dans les délais, c'est-à-dire avant le 21 février. Je ne pense donc pas que nous nous soyons « hâtés dans la précipitation ». Par ailleurs, ce n'est pas parce que les amendements présentés par l'opposition n'ont pas été retenus qu'il y aurait scandale.

Pour le reste, les critiques qui viennent d'être émises à l'encontre de certains collègues de la majorité me paraissent excessives. Pendant des décennies, monsieur Vandenberghe, votre parti est passé maître dans l'art des compromis et des déminages. Il ne faut pas reprocher à l'actuel gouvernement qui, dans une formule, nouvelle certes, regroupe six partis, de mettre de l'eau dans son vin et d'essayer de présenter des projets à mon sens tout à fait intéressants et défendables.

Pour nous, l'insertion par l'acquisition de la nationalité doit être le point de départ de l'intégration et non pas de l'assimilation. Nous sommes très nombreux à le penser dans cette assemblée.

Le groupe socialiste apporte son soutien à la politique du gouvernement et, plus particulièrement aux équilibres qu'elle définit, équilibres qui ont été rappelés par le ministre dans son exposé introductif en commission et qui reposent sur trois éléments importants, à savoir l'intégration des étrangers, objet du projet, la politique d'asile, qui doit rester réaliste et humaine, et enfin la lutte contre le racisme et l'intolérance.

L'acquisition de la nationalité belge est un élément de construction d'une société multiculturelle, basée sur l'enrichissement mutuel des différences culturelles existant parmi les citoyens qui composent notre population.

L'acquisition de la nationalité est un élément fondamental en vue de l'intégration, au sens noble du terme, des personnes étrangères qui vivent chez nous depuis longtemps, voire très longtemps.

Nous soutenons dès lors les modifications prévues dans le projet de loi sous les deux aspects suivants, déclaration de nationalité, d'une part, demande de naturalisation, de l'autre.

Nous estimons en effet équitable de répondre à la preuve d'intérêt manifestée en vue d'une intégration en Belgique. De notre point de vue, la législation peut être - elle l'est en l'occurrence - un outil d'intégration.

Autre considération: la plupart des personnes concernées ne retourneront jamais dans leur pays d'origine où elles seraient d'ailleurs fort probablement considérées comme étrangères. Cela est particulièrement vrai pour celles qui sont chez nous depuis plus de sept ans, ce qui, me semble-t-il, justifie amplement la nouvelle procédure de déclaration. Sans ce geste, la Belgique risquerait de créer de nombreux apatrides de fait, sinon de droit.

Sur un plan juridique, il me paraît extrêmement important de souligner que des observations intéressantes formulées par le Conseil d'État ont été rencontrées, notamment sur les distinctions à opérer entre déclaration et demande.

En outre, nous sommes spécialement heureux de la disparition des fameux questionnaires qui, sous certains aspects, pouvaient constituer des violations de la vie privée.

Le délai d'un mois pour le Parquet est effectivement court, mais je ne crois pas personnellement que la difficulté serait fondamentalement différente si l'on accordait deux, voire trois mois. Je pense - et cela a été rappelé dans le rapport de Mme Kaçar - que tout est question de volonté et de moyens, principalement à Bruxelles. Pour le reste et à l'heure de l'informatique, il me semble que ce délai ne devrait, en aucune façon, constituer en soi une difficulté insurmontable. De plus, le ministre a rappelé que les procédures mises en place feraient l'objet d'une évaluation qui pourrait, le cas échéant, déboucher sur une remise en question de ce point en cas de difficultés graves, ce que je ne crois pas.

Je rappelle que le Parquet doit se prononcer uniquement sur la non-application de la procédure et sur des faits personnels graves qu'il ne nous appartient pas ici de préciser. Le Parquet peut le vérifier en un mois; des bases de données informatiques existent. Si cela n'était pas possible, permettez-moi de m'interroger dans ce cas sur la gravité des faits qui est néanmoins requise pour que le Parquet intervienne dans cette procédure.

Par ailleurs, je note la déclaration qui a été faite en commission de la Chambre par M. Eerdekens qui a souligné l'intérêt de pouvoir recueillir l'avis de la Sûreté de l'État en cas de problème.

Quant aux demandes de naturalisation, nous partageons l'assouplissement indiqué dans le projet en ce qui concerne les conditions d'accès: trois ans au lieu de cinq.

Nous restons certes favorables au droit de vote des étrangers hors Communauté européenne sur le plan communal. Nous considérons ce projet comme un premier pas, puisqu'il va ouvrir le droit de vote aux personnes qui acquerront la nationalité.

Nous marquons dès lors la satisfaction du groupe socialiste à l'égard du projet voté par la Chambre, projet qui nous semble d'une grande simplicité. Outre les conditions rigoureuses qui sont posées par la loi, il y aura essentiellement deux voies d'accès à la nationalité: une déclaration ouverte aux personnes qui comptent sept ans de présence en Belgique et une demande de naturalisation, faveur pour ceux qui résident en Belgique depuis trois ans et qui implique une procédure parlementaire.

Comme je l'ai dit en commission, ce projet constitue, pour nous socialistes, une avancée incontestable pour le pays et pour tous ceux qui veulent promouvoir les principes d'humanisme. Notre vision est optimiste: nous faisons confiance aux hommes et aux femmes de bonne foi qui partagent nos valeurs démocratiques.

Mme Clotilde Nyssens (PSC). - Un premier mot sur le sens de ce que nous faisons pour le moment. J'ai toujours l'impression, quand j'interviens dans un dossier qui a été évoqué, que l'exercice est inutile. Je demande vraiment que, dans cette assemblée, une réflexion soit entamée sur le sens de l'évocation et sur son utilité. L'évocation peut, indépendamment des idées politiques, avoir un sens, c'est-à-dire améliorer les textes. Il est clair que dans ce dossier-ci, la marge de man_uvre était nulle.

Nous nous retrouvons aujourd'hui pour discuter, en séance plénière, d'un projet de loi modifiant le code de la nationalité, un peu plus d'un an seulement après la loi du 22 décembre 1998 modifiant ce même code, publiée en mars et entrée en vigueur le 1er septembre 1999. Je vous rappelle que ce texte avait fait l'objet d'un large consensus, au-delà des partis de la majorité de l'époque, parce que, comme l'a dit M. Vandenberghe, il s'agit d'une matière où tous les partis ont leurs idées et où tous les partis sont demandeurs d'un débat qui dépasse majorité et opposition.

Ce constat m'amène à deux réflexions. Tout d'abord, d'une manière générale, la majorité entretient cette vieille habitude, bien belge, qui consiste à modifier sans cesse des législations fondamentales sans avoir contrôlé l'efficience, l'efficacité des précédentes modifications apportées à la loi. Il faut laisser suffisamment de temps aux lois pour qu'elles puissent prendre racine et être évaluées. Il est inutile d'instaurer ici des mécanismes d'évaluation des lois si, par définition, on ne laisse pas le temps aux lois de s'appliquer. Une loi doit mûrir pour être modifiée. Or, cet exercice n'a pas été fait.

De plus, comme il est manifestement trop tôt pour évaluer la mise en _uvre de la nouvelle loi et procéder à des ajustement éventuels, j'imagine que le projet de loi déposé par la nouvelle majorité doit s'expliquer pour d'autres raisons, bien entendu. Ces raisons me semblent claires. Tout d'abord, les élections communales approchent. Il ne faut pas être grand clerc pour se rendre compte que le nouveau régime aura une incidence sur le résultat de ces élections. Comment, dès lors, résister à la tentation de faire des cadeaux à bon compte? Je regrette ici l'absence du parti Ecolo, étant donné que, dans cette matière, nous avons des idées fort semblables et nous aurions aimé avoir des interlocuteurs dans cette assemblée. Ensuite, il apparaît clairement que le projet de loi résulte d'un compromis regrettable dans lequel Ecolo et le PS renoncent à l'octroi du droit de vote aux étrangers non européens pour les communales de 2006. Prérogative de la citoyenneté au profit de l'acquisition très simplifiée de la nationalité, dont l'objectif est pourtant différent. J'ai entendu que vous n'étiez pas opposés mais, en tout cas, cette loi est un marchandage politique entre la nationalité et la citoyenneté politique.

En contrepartie, les libéraux obtiennent dès lors non seulement l'enterrement de la question du droit de vote des non-Européens, mais surtout l'adoption d'un projet de loi insérant dans notre pays, sans doute - peut-être la comparaison est-elle forte mais j'aime le répéter ici - une procédure accélérée avec arrestation en vue de comparution, ce fameux snelrecht dont nous aurons, j'espère, la chance de débattre, au Sénat - chambre d'évocation - avec un temps pour la mûrir et des auditions d'acteurs sur le terrain. Ce véritable troc est illustré par les agendas imposés par la majorité au parlement. À la Chambre, le projet de loi relatif à la comparution immédiate a été inscrit en même temps que le projet de loi relatif à la nationalité. Celui-ci a été examiné et voté rapidement. À présent que le projet de loi relatif à la nationalité est discuté au Sénat, la majorité joue le forcing à la Chambre pour faire adopter le texte relatif à la procédure accélérée, cette fin de semaine, avec prolongation éventuelle le week-end.

Après ces remarques préliminaires et avant d'évoquer les questions concrètes, je souhaite commencer cette intervention par une réflexion générale sur la distinction entre naturalisation et déclaration de nationalité.

En effet, dans son avis, le Conseil d'État insiste clairement sur cette différence constitutionnelle entre, d'une part, la procédure d'obtention de la nationalité par une déclaration de nationalité et, d'autre part, la procédure de naturalisation.

Alors que la naturalisation est une réelle faveur que la Chambre des représentants accorde d'une manière discrétionnaire, sans être tenue de motiver sa décision, la déclaration de nationalité, tout comme l'option d'ailleurs, est un droit subjectif. En cas de contestation sur l'existence de ce droit, les cours et tribunaux tranchent.

Lors de la dernière réforme, nous nous sommes en effet quelque peu éloignés de ce schéma en prévoyant, pour l'acquisition de la nationalité par déclaration un recours possible devant la Chambre, si le demandeur le souhaite, en cas d'avis négatif du parquet. À partir du moment où la majorité propose simultanément, d'une part, de réduire pour la naturalisation le délai de résidence à trois ans et de supprimer la volonté d'intégration, critère qui a donné lieu à de nombreuses difficultés d'application dans le passé et, d'autre part, d'étendre l'acquisition de la nationalité par déclaration aux étrangers qui résident chez nous depuis sept ans, la seule différence qui subsiste entre ces deux procédures est la durée, à savoir trois ans dans un cas et sept ans dans l'autre.

Je me pose par conséquent la question de l'utilité de la procédure de naturalisation, dès lors que l'on supprime la condition de la volonté d'intégration. Cette question a une portée particulière dans la mesure où l'octroi de la naturalisation est devenu et devient une décision purement politique. En effet, nous savons tous et toutes à quel point le rôle de la commission des naturalisations de la Chambre est déterminant en la matière puisque c'est là que les décisions se prennent, alors que n'y siègent pas tous les partis représentés au parlement, et en particulier certains partis démocratiques.

Cette commission a certes une jurisprudence, mais nous ne voyons toutefois pas clairement quel contrôle la Chambre, réunie en séance plénière, exerce réellement sur les décisions prises par celle-ci. À l'heure actuelle, nous ne connaissons ni les tendances existant au sein de cette commission ni les critères, subjectifs ou objectifs, que les commissaires appliquent pour examiner les demandes de naturalisation. Il est dès lors très difficile d'expliquer à une personne qui demande la naturalisation la raison du rejet ou de l'acceptation de sa demande. Nous sommes tous confrontés sur le terrain à ce genre de question.

Je vous rappelle que l'approbation des demandes de naturalisation en séance plénière est une pure formalité. Je m'interroge donc à long terme sur cette faveur que, selon la Constitution, la Chambre des représentants peut accorder. Étant donné qu'il y a maintenant des présomptions d'intégration et que le critère est la seule durée, je me demande s'il n'y a pas lieu de réviser en profondeur cette faveur politique.

À partir du moment où l'on veut faciliter à ce point l'acquisition de la nationalité et traduire une nouvelle culture politique, il me paraîtrait plus logique, si l'on pousse jusqu'au bout les raisonnements de chacun, de faire de la naturalisation ce qu'elle aurait toujours dû être, à savoir une procédure discrétionnaire dans le sens noble et politique du terme, mais exceptionnelle, c'est-à-dire limitée aux étrangers qui ont des liens tout à fait particuliers et privilégiés avec notre pays ou qui lui ont rendu des services.

Quant à l'acquisition de la nationalité par la déclaration, qui deviendrait la voie principale, il serait logique dans cette optique d'en faire un réel droit subjectif et, dès lors, de l'entourer de toutes les garanties propres à ce type de droit, à savoir l'obligation de motivation et surtout la possibilité d'introduire un recours devant les cours et tribunaux.

Je sais que l'article 9 de la Constitution ne peut être révisé au cours de cette législature et que la discussion de fond ne peut donc être entamée. Il n'en demeure pas moins que si le législateur assortit la déclaration de nationalité de conditions moins sévères, il devrait avoir le courage de limiter strictement l'application de la procédure de naturalisation.

Dans la ligne de cette réflexion générale, permettez-moi à présent d'examiner en détail les deux principaux effets pervers de ce projet: l'abandon du droit de vote pour les étrangers non européens et le fait de devoir dès lors galvauder une notion aussi essentielle que la nationalité.

J'évoquerai tout d'abord l'abandon du droit de vote. Je vous rappelle que le nouvel article 8 de la Constitution prévoit que le droit de vote des citoyens de l'Union européenne n'ayant pas la nationalité belge peut être étendu par loi aux résidents en Belgique qui ne sont pas ressortissants d'un État membre de l'Union, étant entendu que cette loi ne peut pas être adoptée avant le 1er janvier 2001.

Étant donné les débats passionnés qui ont eu lieu sous la précédente législature et les prises de position progressistes des uns et des autres en la matière, je m'attendais légitimement à ce que la nouvelle majorité tombe d'accord sur les principes de cette loi. Il n'en est rien.

Dans l'accord gouvernemental du 7 juillet dernier, rien n'apparaît sur les droits de vote des étrangers non européens. Le gouvernement privilégie clairement l'acquisition de la nationalité belge comme facteur d'intégration important dans notre société et estime que des modifications importantes seront apportées à notre code de la nationalité afin de favoriser cette intégration. Comme en témoigne le projet qui nous est proposé, le nouveau gouvernement a ainsi fait son choix entre citoyenneté et nationalité. Il opte clairement pour la nationalité.

Or, comme le montre clairement le rapport des commissions de la Justice de la Chambre et du Sénat, le débat philosophique de fond sur le droit de vote et le droit à la nationalité n'a pas encore eu lieu. Je tiens à vous dire ici que le PSC ne renonce pas. IL faut octroyer le droit de vote aux étrangers qui résident chez nous depuis un certain temps. Le PSC est résolument favorable à l'octroi du droit de vote et d'éligibilité aux étrangers non européens aux élections communales, à condition qu'ils résident depuis cinq ans au moins en Belgique et qu'ils aient effectué une démarche volontaire auprès de la commune pour demander leur inscription sur les listes électorales. C'est avant tout une question de citoyenneté et non de nationalité. L'un n'exclut pas l'autre. Les deux sont nécessaires et complémentaires. Comme le disait aussi Ecolo dans son programme électoral, je crois qu'il faut découpler nationalité et citoyenneté. En effet, la question centrale qui se pose est celle de la place que l'on accorde aux gens dans notre pays sans qu'il soit nécessaire pour autant qu'ils soient belges.

Comme le dit très bien Michel Molitor, professeur à l'UCL, « la citoyenneté est le droit à l'appartenance. À cette appartenance sont liés un certain nombre de devoirs mais aussi des droits et des bénéfices. Si la démocratie repose sur la responsabilité des citoyens d'un pays, c'est la citoyenneté qui leur confère l'appartenance qui leur permet de se sentir responsables de ce pays.»

En conséquence, nous ne pouvons pas cautionner une approche dans laquelle on semble abandonner l'option de la citoyenneté active couplée au droit de vote actif, ce qui a pour effet de refuser le droit de vote aux étrangers résidant en Belgique qui sont intégrés mais qui ne désirent pas obtenir la nationalité belge. L'octroi du droit de vote aux étrangers non européens, qui n'était déjà pas possible pour ces élections communales, ne le sera pas non plus pour les élections de 2006. Comme nous le constations déjà il y a plus de six mois, lors de notre réaction à la déclaration gouvernementale, la voie que vous ouvrez vers le 21ème siècle ne sera ouverte qu'aux Belges.

Ecolo en est réduit à devoir demander timidement que cette problématique soit abordée dans le cadre de la commission parlementaire pour le renouveau politique.

Au-delà de l'abandon du droit de vote, le projet de loi galvaude une notion si essentielle qu'est la nationalité. Le PSC partage l'objectif général du projet de loi concernant notamment la gratuité, l'accélération de la procédure, la facilitation de l'acquisition de la nationalité pour les étrangers qui résident chez nous depuis un certain nombre d'années ainsi que la suppression de la notion de volonté d'intégration. Mais nous regrettons que l'on simplifie tellement la procédure d'acquisition de la nationalité que celle-ci tend à devenir une simple formalité totalement dénaturée, essentiellement pour trois raisons au-delà de ce que j'ai déjà expliqué plus haut. Tout d'abord, dénaturée car les délais prévus pour l'avis du parquet sont impraticables. Passer de deux ou quatre mois selon les cas à un mois dans tous les cas ne laisse pas aux instances un délai suffisant pour leur permettre de rendre un avis utile et suffisamment étayé à l'heure où certains parquets du Royaume sont surchargés et connaissent un manque d'effectifs. Les réponses qui m'ont été données par le ministre n'ont pas apaisé mes inquiétudes à ce sujet, surtout en ce qui concerne le parquet de Bruxelles. Pourtant, des solutions existent. Mais la majorité ne semble pas vouloir régler le problème. Je pense notamment aux propositions formulées récemment à l'unanimité par des acteurs du terrain bruxellois en matière de justice en général, magistrats et avocats, tant francophones que néerlandophones. Le risque est donc grand qu'avec des délais si courts, cette formalité de l'avis perde tout son sens et soit dès lors inopérante.

Elle est dénaturée ensuite car une durée de résidence de trois ans seulement, qui n'est pas nécessairement continue, pour la naturalisation est insuffisante. Le PSC préfère en rester au délai actuel de cinq ans, qui est une durée plus communément admise et qui caractérise une attache plus durable avec le pays, d'autant plus que le critère d'intégration est supprimé. Étant donné que c'est presque le seul critère qui reste déterminant, il faut évidemment qu'il soit substantiel.

Enfin, elle est dénaturée car, dans l'optique où la majorité persiste à diminuer les délais, elle ne s'assure pas que les durées de séjour exigées par la loi pour obtenir la nationalité soient effectives et pas simplement formelles. On pourrait limiter considérablement les risques de contournement de la règle en exigeant par exemple une résidence habituelle et continue comme le proposait le PSC dans ses amendements.

À cet abandon du droit de vote des étrangers non européens et à cette dénaturation de la nationalité, s'ajoute bien entendu un effet d'annonce. Si je me réjouis que l'on tente d'assouplir la procédure relative à la présentation de l'acte de naissance, je m'interroge sur l'applicabilité du texte proposé. En effet, si l'on prévoit une possibilité de suppléer à un acte de naissance, dans le cadre des procédures d'obtention de la nationalité, par un document diplomatique ou consulaire équivalent ou par un acte de notoriété délivré par le juge de paix et homologué par le tribunal de première instance, la formulation de cette disposition me paraît trop stricte. Elle laisse en outre des questions ouvertes, comme la question de savoir qui va apprécier l'impossibilité ou la difficulté de se procurer le document équivalent.

Par ailleurs, le texte qui est discuté accroît les risques du caractère arbitraire voire politique de l'octroi de la nationalité par une commission parlementaire qui ne se verra imposer aucun autre critère d'appréciation que le sien et une durée de séjour pour octroyer la nationalité.

En conclusion, je crois que deux conceptions de la société se sont affrontées lors des débats, l'une fondée sur la multiculturalité et l'autre fondée sur le repli identitaire. Le PSC a opté clairement en faveur d'une société multiculturelle. Celle-ci repose sur deux piliers essentiels : la citoyenneté et la nationalité. La citoyenneté n'est pas complète si on continue à refuser le droit de vote aux étrangers non européens qui résident chez nous depuis un certain temps.

La nationalité perd tout son sens si la procédure d'octroi est tellement simplifiée que ce dernier devient presque automatique.

En refusant de donner tout son sens à la citoyenneté et en privilégiant clairement la voie de la nationalité, le projet de la majorité a trois effets pervers : il force à l'assimilation car l'étranger n'aura de droits et ne se verra associé aux décisions que s'il accepte de devenir belge ; il dénature la notion de nationalité avec des délais impraticables de l'avis du parquet, avec une durée de résidence de trois ans seulement qui n'est pas nécessairement continue, avec des durées de séjour dont rien ne garantit qu'elles seront effectives.

En simplifiant à l'extrême et en limitant les instances intervenantes, il accroît l'influence du monde politique et génère donc des risques d'arbitraire.

Le PSC a déposé des amendements pour corriger ces effets pervers. Ceux-ci ont tous été rejetés par la majorité.

Cela dit, le projet comporte bien évidemment des éléments très positifs : la gratuité, la possibilité de pallier dans certains cas l'absence d'acte de naissance, la facilitation de l'acquisition de la nationalité pour les étrangers qui résident chez nous depuis au moins sept ans ainsi que la suppression de la notion de volonté d'intégration, laquelle posait des problèmes dans son application.

En conclusion, parce que nous ne pouvons cautionner un repli d'identité quel qu'il soit et parce que le projet de loi qui nous est présenté a deux effets contraires - il sert la multiculturalité, mais il la dessert aussi -, nous nous abstiendrons lors du vote.

Mme Nathalie de T' Serclaes (PRL-FDF-MCC). - Le groupe PRL-FDF-MCC soutiendra le projet de loi relative à la nationalité. Comme j'ai déjà eu l'occasion de le souligner en commission, il apporte des améliorations certaines aux différentes procédures actuelles d'acquisition de la nationalité. Ces améliorations vont d'ailleurs dans le sens des discussions qui ont eu lieu ces dernières années en la matière et il me paraît normal et évident de modifier les textes de loi en conséquence. C'est le souhait de tous, me semble-t-il.

Certains points particuliers méritent d'être soulignés. Je pense tout d'abord à la suppression de ce fameux questionnaire, en réponse à un souhait général. Ce point a d'ailleurs fait l'objet de longs débats à la Chambre au sein de la commission traitant des naturalisations.

Autre point: la nouvelle procédure permettant de résoudre les difficultés rencontrées par certaines personnes dans leur démarche visant à se procurer un acte de naissance, notamment parce que, dans leur pays d'origine, les services administratifs ne sont pas aussi développés que chez nous.

Enfin, l'adhésion à la convention de sauvegarde des droits de l'homme est importante, tout autant que celle à notre Constitution et à nos lois, et davantage encore aujourd'hui que par le passé.

Le ministre s'est engagé à procéder à une évaluation de la mise en _uvre de cette loi dans un an. À mes yeux, c'est une bonne initiative. En effet, il me paraît essentiel de voir comment nos lois sont appliquées sur le terrain.

Le ministre s'est également engagé à donner les moyens aux différents services concernés pour qu'ils puissent respecter les délais qui leur sont octroyés par la loi.

Le fait de faciliter l'acquisition de la nationalité va dans le sens de l'évolution notre société qui est et devient de plus en plus multiculturelle. Cette évolution va dans le sens de l'histoire, elle est inéluctable et positive. Nous vivons aujourd'hui dans une société mondialisée. Le développement des moyens de communication et d'information met le monde entier à notre portée. Nous devons aussi montrer que notre pays est prêt à accueillir ceux qui souhaitent y vivre définitivement. C'est une preuve d'ouverture et une évolution indispensable.

Ce projet ne doit pas nous empêcher de poursuivre une véritable politique d'intégration. Nous savons tous que posséder la nationalité belge ne préserve pas les gens d'actes de racisme et de xénophobie. Nous connaissons tous des cas de personnes qui ont été victimes de tels actes commis non seulement par des simples citoyens, mais aussi par des membres de la fonction publique. Je pense ici aux administrations communales ou aux services de police.

Donc, acquérir la nationalité belge ne résout pas tous les problèmes. Tous les niveaux de pouvoir - qu'il s'agisse du fédéral, des communautés, des régions et des communes - ont une responsabilité importante dans les politiques de lutte contre le racisme et la xénophobie mais aussi en matière d'intégration, de logement, d'emploi et d'enseignement.

Madame Nyssens, le droit de vote des non-membres de l'Union fait aussi partie d'une politique qui doit pouvoir être mise en _uvre. J'ai présidé la commission de Révision de la Constitution sous la précédente législature et j'ai donc assisté au débat relatif à l'article 8. Vous êtes au courant, madame Nyssens, des limites qui ont été fixées à l'époque et vous savez donc que le droit de vote des étrangers ne pourra, au mieux, être mis en _uvre que pour les élections de 2006. Il n'est, dès lors, pas utile de tenir de grands discours en la matière. Ce débat reste ouvert. Il est possible. La question devra être posée pour les élections de 2006. Il est donc dommage de faire des procès d'intention sur un point qui, de toute manière, n'est pas réalisable pour les prochaines élections. C'est pour cette raison qu'il a été reporté à 2006 par la majorité précédente, dont vous et moi faisions partie. Nous en rediscuterons à ce moment, soyez-en assurée.

Mme Clotilde Nyssens (PSC). - Rendez-vous en 2006.

Mme Nathalie de T' Serclaes (PRL-FDF-MCC). - Nous sommes en l'an 2000 et vous savez qu'en six ans, beaucoup d'eau coulera sous les ponts. Ce débat a subi une évolution considérable et certains partis qui y étaient opposés ont revu leur position parce que la situation a changé sur le terrain. Il n'y a que les imbéciles qui ne changent pas d'avis. Vous savez également que les francophones n'étaient pas les plus réticents. En ce qui me concerne, je reste optimiste à cet égard.

(Mme Sabine de Bethune, première vice-présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

Pour conclure, nonobstant les débats que nous avons déjà tenus à ce sujet, nous devrons avoir le courage d'entamer une discussion plus globale, au niveau européen et au niveau belge, sur une véritable politique d'immigration. Nous devons décider de ce que nous ferons à l'égard des ressortissants de certains pays qui, malgré toutes nos lois, se retrouvent sur notre territoire. Comment réagirons-nous face aux trafiquants d'êtres humains qui utilisent la pauvreté de ces pays ?

Tout cela prouve que le débat avance de manière positive, sachons l'aborder sereinement dans nos assemblées.

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Vandaag bespreken we en gaan we ook stemmen over een zeer belangrijk wetsontwerp. De belangstelling is duidelijk overweldigend. De Senaat heeft de pretentie een reflectiekamer te zijn, maar meestal stemt de meerderheid toch over de wetsontwerpen zoals ze van de regering of van de Kamer komen, zonder ook maar één amendement aan te nemen. Die belangstelling zou er nochtans moeten zijn vermits de impact van deze wet voor Vlaanderen enorm is. Mij komt het voor dat het de meesten niet eens kan schelen wat hier vandaag besproken wordt, want een debat zal er nauwelijks gevoerd worden. Waarom zou het ook? De Groenen hebben hun slag thuisgehaald, de CVP ligt aan de basis van dit wetsontwerp en de VLD, de verantwoordelijken voor deze wet, willen ze hier zo snel mogelijk laten goedkeuren zodat de stemming zo ver mogelijk af ligt van de volgende verkiezingen en de kiezers zich het kiesbedrog van de VLD dan hopelijk niet meer zullen herinneren.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Mevrouw, heb ik het goed begrepen dat u zegt dat de CVP aan de basis ligt van dit ontwerp? Dat is een interessante gedachte die bovendien origineel klinkt. Ik zal aandachtig luisteren, maar ik wilde me er toch eerst van vergewissen of ik u wel goed had begrepen.

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Ja, u hebt mij goed begrepen. Ik meen van wel en ik zal uitleggen waarom. U hebt daarnet zelf gezegd dat er vorig jaar ook een wijziging is gebeurd. Er zijn al verschillende versoepelingen van de nationaliteitswetgeving geweest en bij mijn weten zat de CVP toen in de regering.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Maar nu gaan we niet akkoord.

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Is het Vlaams Blok dan tegen de naturalisaties gekant? Natuurlijk niet. Het Vlaams Blok pleit immers niet voor een zuiver homogene cultuur of voor een mono-etnische gemeenschap, zoals sommigen willen doen geloven. Cultuur is per definitie iets dat evolueert en voortdurend van buitenaf wordt beïnvloed. Als één volk altijd heeft opengestaan voor de invloed van elders, dan zijn het wel de Vlamingen. Door onze talenkennis en internationale bedrijvigheid bewijzen we dit dag na dag. Niemand wenst dat te veranderen, ook wij niet. Intercuturele uitwisseling is echter pas mogelijk wanneer men zelf over een eigen culturele identiteit beschikt. Deze identiteit kan zich pas handhaven wanneer ze over een eigen territorium, een eigen afgebakend gebied beschikt. Wanneer anderen zich blijvend in dit gebied willen vestigen, dan wordt van hen verwacht dat zij zich aan deze cultuur aanpassen, zich integreren en de cultuur van hun nieuwe thuis in ruime mate tot de hunne maken. Vandaar dat het meer dan gerechtvaardigd is zich te verzetten tegen de aanhoudende inwijking van zeer grote groepen van vreemdelingen of anderstaligen, zeker wanneer duidelijk blijkt dat ze zich niet wensen te integreren. Willen zij dit wel, dan belet niets hen toe te treden tot onze gemeenschap.

In de Kamer van Volksvertegenwoordigers stelde Agalev-vertegenwoordigster Fauzaya Talhaoui dat dit wetsontwerp de bedoeling heeft personen van de eerste generatie die hun integratie hebben bewezen door hun werk - en niet door hun taal of gewoonten, zoals ze zelf toegaf - de mogelijkheid te geven de Belgische nationaliteit te verkrijgen. Dit is puur bedrog. Dit wetsontwerp is speciaal gemaakt voor mensen die hier kort verblijven. De nationaliteit kan nu worden aangevraagd via een eenvoudig briefje aan de Kamer, als men hier drie jaar verblijft. Voor de tweede en de derde generatie geldt op dit moment de regel dat de tweede generatie automatisch de nationaliteit kan verkrijgen en de derde via een eenvoudige nationaliteitsverklaring, zonder dat daarvoor de integratiewil nog wordt getoetst. Dit wetsontwerp wil de nationaliteit toekennen aan personen die hier nog maar drie jaar verblijven. Dit wetsontwerp wil naast het jus sanguinis en het jus solis, een jus domicilii invoeren: na drie jaar kan men de Belgische nationaliteit krijgen en integratie is niet nodig. Integendeel, het is de bedoeling dat ieder zijn eigen cultuur, naast elkaar, behoudt.

Dit wetsontwerp is het hoogfeest van de multiculturele waanzin. Wij verzetten ons niet zo maar tegen de multiculturele ideologie, tegen de ideologie van Agalev en de linkerzijde die met deze wet duidelijk de overwinnaars zijn. Er bestaan immers geen voorbeelden van een geslaagde multiculturele samenleving, met name een samenleving waar op hetzelfde grondgebied verschillende culturen samenleven die elkaar ten volle respecteren. Altijd opnieuw moeten we vaststellen dat een dergelijke situatie hoogstens tijdelijk is en dat uiteindelijk de ene cultuur de andere gaat domineren en verdringen. Dat is dan nog de meest gunstige evolutie. Veelal belandt men in een crisissituatie, waar een regelrecht conflict ontstaat tussen de bevolkingsgroepen. Het meest recente voorbeeld is Sarajevo. Precies daarom is het zo belangrijk dat van mensen die hier echt willen verblijven, wordt geëist dat ze zich volledig aanpassen, dat ze Vlaming of Waal worden.

Wij verzetten ons niet tegen de multiculturele ideologie en het vreemdelingenbeleid van deze en vorige regeringen omdat we buitenlanders zouden afwijzen en hun integratie willen beletten. Wij moeten echter vaststellen dat zeer grote groepen buitenlanders op vele plaatsen in onze steden de meerderheid van de bevolking uitmaken en zich bijgevolg onmogelijk nog kunnen integreren in onze maatschappij. Wij verzetten ons tegen de multiculturele maatschappij omdat wij ons vragen stellen bij het inplanten van een onverdraagzame godsdienst op ons grondgebied. Onze vrees voor de oprukkende islam is niet uit de lucht gegrepen, maar stoelt op concrete feiten. Zodra landen op grond van het meerderheidsprincipe in islamitische handen komen, wordt de gelijke behandeling van onderdanen opgeschort en krijgen de islamitische onderdanen een voorkeursbehandeling en worden de anderen onderdrukt. Dat is onze vrees. Wij wensen dan ook dat mensen die hier willen blijven en mee het beleid en de toekomst van het land willen bepalen, de normen en de waarden van de westerse samenleving tot de hunne maken. Ze moeten afstand nemen van hun oorspronkelijke nationaliteit en ondubbelzinnig voor ons land en onze samenleving kiezen.

Volgens dit wetsontwerp is voor het verwerven van de nationaliteit integratie niet noodzakelijk. De integratiewil moet op geen enkel moment worden aangetoond. Na een jarenlange verwaarlozing van het vreemdelingenprobleem in de hoop dat alles vanzelf wel goed komt, beseft de Belgische Staat nu dat zelfs na meerdere generaties nog geen integratie heeft plaatsgevonden, enkele uitzonderingen daargelaten. Men verkeert in de waan dat die integratie er zal komen door de toegang tot de Belgische nationaliteit te vergemakkelijken. Er wordt dus een omgekeerde logica gevolgd. Het toekennen van de nationaliteit kan immers niet aan de integratie voorafgaan, maar zou de bekroning moeten zijn van een geslaagd integratieproces. De verwerving van de nationaliteit mag niet verworden tot een papieren aangelegenheid of een reeks administratieve formaliteiten die haast automatisch leiden tot de verlening van de nationaliteit.

Nu wordt de nationaliteit in alle betekenissen van het woord gratis gemaakt. De enige vereiste is een kort verblijf van amper drie jaar. Buitenlanders die zich tot de Kamer wenden, hoeven zelfs niet langer over een permanente verblijfsvergunning te beschikken. Aangezien nergens anders in Europa zo een gunstige regeling bestaat, betekent ze voor al wie in Europa wil inwijken een regelrechte smeekbede om naar België te komen. Meer dan ooit worden we de toegangspoort tot Europa omdat bij ons de drempel het laagst is. Samen met de regularisatieoperatie, het gulle OCMW-beleid voor buitenlanders, het lakse asielbeleid en de wetgeving inzake familiehereniging zal het wetsontwerp zorgen voor een onophoudelijke immigratiestroom naar ons land. De soepele wetgeving zal ook een aanzuigend effect hebben voor binnen-Europese immigratiebewegingen. Wanneer binnenkort dertien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toetreden, zullen de tientallen miljoenen inwoners van die landen dankzij de naïviteit van het huidige Europese beleid kunnen genieten van onbeperkt vrij verkeer en zich vrij kunnen vestigen in de Europese Unie. Juist omdat België zo kwistig omspringt met de nationaliteit zal het meer dan ooit de aantrekkingspool worden.

Nochtans is naturalisatie het middel om buitenlanders tot integratie aan te zetten en de weigering ervan de sanctie als er onwil is om zich te integreren. De VLD gooit dat instrument nu definitief in de vuilbak waardoor de zo verhoopte integratie van de buitenlanders minder dan ooit kans op slagen zal hebben. Nochtans amper 18 maanden geleden tijdens een Kamerdebat over naturalisaties zei Vlaams minister-president Dewael tegen de CVP : "Zij die kiezen voor de Belgische nationaliteit moeten vooraf het bewijs leveren dat zij daadwerkelijk de bedoeling hebben zich in onze samenleving te integreren." Ik beperk mij tot dit citaat, maar collega Frank Creyelman zal andere staaltjes van het VLD-bedrog geven.

Geen enkel ander land ter wereld heeft een dermate soepele nationaliteitswetgeving waarbij geen enkele voorwaarde wordt gesteld. Zelfs de CVP, die zelf aan de basis van dit wetsontwerp ligt en bij een vroegere versoepeling van de nationaliteitswetgeving het lijstje voor het nagaan van de integratiewil tot een vodje papier degradeerde, vindt het nu toch al te gortig worden. Misschien zijn "de schellen van de ogen" gevallen nu de partij in de oppositie zit. Laten we het hopen.

Alle gewicht wordt dus gelegd bij de adviezen van de Veiligheid van de Staat, de Dienst Vreemdelingen en het openbaar ministerie. Dat laatste mag advies uitbrengen over de vraag of de persoon gewichtige feiten ten laste kunnen worden gelegd. Dat is echter een heel vage omschrijving. Bovendien beschikken de parketten slechts over een termijn van een maand om die gewichtige feiten na te gaan. In de Kamer zei de minister van Justitie dat hij het gerecht en het college van procureurs-generaal schriftelijk had gevraagd of de parketten in staat zouden zijn om de dossiers binnen de periode van een maand te onderzoeken. De minister gaf de indruk dat de parketten dat hadden beaamd. Uit een brief van de heer De Lentdecker achteraf bleek echter dat zulks absoluut niet het geval is, zeker niet in Brussel, waar al zoveel moeilijkheden bestaan. De heer De Lentdecker deelde zelfs mee dat het college van procureurs-generaal helemaal geen brief van de minister heeft ontvangen. De minister loog dus, om te voorkomen dat het debat langer zou duren, dat het college zou worden gehoord en dat men tot de vaststelling zou komen dat een termijn van een maand voor de parketten onvoldoende is. De Volkunie, die zich in het Kamerdebat eveneens verzette tegen een zo korte termijn, diende in de Senaat een wetsvoorstel in waarbij de termijn voor de parketten zou worden gereduceerd tot slechts 15 dagen.

Het grote debat gaat echter niet over de termijnen voor het parket. Dat is slechts een technische aangelegenheid. De essentie van het debat is de afschaffing van de wil tot integratie, want als er binnen de maand geen advies komt, wat niet haalbaar is, wordt het advies gunstig geacht. De integratievereiste bestaat dus niet meer, maar deze nieuwe Belgen behouden wel de dubbele nationaliteit. De vereiste om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit werd in 1984 afgeschaft, en dat blijft zo. De dubbele nationaliteit verhindert een daadwerkelijke integratie en leidt ertoe dat migranten gaan shoppen in de wetgeving van twee landen. Iemand die blijvend zijn lot met een bepaald land wil verbinden, moet een ondubbelzinnige keuze maken voor dat land en de banden met het land van herkomst zoveel mogelijk doorknippen. CVP-burgemeester Mondelaers had de moed om de problematiek van de dubbele nationaliteit onder de aandacht te brengen. Hij stelde vast dat 85 % van de Turken uit zijn gemeente hun echtgenote gaan zoeken in Turkije, zodat de immigratiestop massaal wordt omzeild. Door hun Turkse nationaliteit slagen zij erin ginder te huwen met uitgehuwelijkte meisjes, zelfs minderjarigen, die niet eens hun toestemming moeten geven. Het bezit van de Belgische nationaliteit zorgt dan weer voor een vlotte overbrenging en erkenning. Na drie jaar kan die nieuwe eerste generatie - want dat is het telkens weer, en geen tweede of derde generatie - de nationaliteit aanvragen. Naturalisatie wordt aldus een rechtverschaffend instrument, zonder bijkomende betekenis. Op termijn is zo een beleid niet zonder risico's. Men heeft immers verplichtingen tegenover twee landen. Dat kan leiden tot een gebrek aan betrouwbaarheid en loyauteit in openbare functies, bijvoorbeeld bij politie, gerecht of leger. Ook op politiek gebied kan dat een gevaar inhouden. Denken we bijvoorbeeld maar aan de uitleveringskwestie van de Turkse leider Öcalan in Duitsland, waar de regering onder enorme druk stond van de miljoenen Turken in het land.

Om conflicten te vermijden werden diverse internationale verdragen gesloten waardoor de dubbele nationaliteit wordt ingeperkt. Met zijn huidige nationaliteitswetgeving gaat België volledig in tegen de strekking van die verdragen. Om verwarring uit te sluiten moeten we de dubbele nationaliteit zoveel mogelijk voorkomen. In de Kamer zei de minister dat het probleem zich niet bij ons situeert, maar op het internationale forum en dat het dus op een ander niveau moet worden geregeld. Het kan echter ook intern worden geregeld. Zo is in Duitsland, waar de groenen en de socialisten aan de macht zijn, de wetgeving ook versoepeld. Daar moet men echter tussen 18 en 23 jaar een ondubbelzinnige keuze maken tussen de oorspronkelijke nationaliteit en de Duitse. Voor Marokkanen is er helemaal geen probleem, want zij kunnen volgens de oorspronkelijke wetgeving afstand doen van de Marokkaanse nationaliteit. In ons land hoeft men geen keuze te maken. Uit een schriftelijke vraag in de Kamer aan minister Duquesne is gebleken dat er ondertussen reeds 70 000 bipatriden zijn. De huidige regering denkt dus het vreemde-lingenprobleem op te lossen door de grote verdwijntruc : geef ze allemaal de Belgische nationaliteit en er zijn geen vreemdelingen meer.

De eigenlijke reden van die soepele nationaliteitswetgeving, van het gratis uitdelen van identiteitskaarten, ligt elders. Het ontwerp kwam er om het niet verlenen van het algemeen stemrecht aan vreemdelingen, te compenseren. Bestaat er bij de bevolking al geen consensus over de versoepeling van de nationaliteitsverwerving, over het algemeen stemrecht voor vreemdelingen bestaat die zeker niet. Om die discussie te vermijden, kregen we dit ontwerp, dat veel verder gaat aangezien het stemrecht op alle niveaus impliceert.

Een tweede reden waarom het dossier haastig door het parlement wordt gejaagd, zijn de komende gemeente-raadsverkiezingen. Bepaalde partijen hebben dringend nood aan een snelle en massale uitbreiding van hun kiezerskorps. Deze wet dient niet het algemeen belang, wat van een wet toch mag worden verwacht, maar wel de particuliere belangen van een aantal partijen. Ze dient onder meer de belangen van de aftandse SP, die in bepaalde steden 30% en meer van haar aanhangers is kwijtgeraakt. De SP smeekt en bidt om nieuwe kiezers en vindt die onder de nieuwe Belgen. De wet dient ook de belangen van Agalev, de vreemdelingenpartij bij uitstek. Ze komt er trouwens openlijk voor uit deze wet te willen gebruiken in haar strijd tegen het Vlaams Blok en nu reeds roept ze de vreemdelingen in Antwerpen op om zo snel mogelijk de Belgische nationaliteit aan te vragen. Ook de Franstaligen gebruiken deze wet in hun strategie tegen de Brusselse Vlamingen. Het is immoreel om vlak voor de verkiezingen een wet goed te keuren, speciaal met het oog op het vergroten van het electoraat. Het is zeer laag en allesbehalve democratisch. Het manipuleren van de eigen aanhang en kiespubliek is een overblijfsel van het Ancien Régime. Precies als reactie daartegen werd het afstammingsprincipe ingevoerd om de bevolking tegen de willekeur en de manipulatie van de vorst te beschermen. Die bescherming wordt niet alleen tenietgedaan, de manipulatie wordt ook weer ingevoerd. Het toppunt van democratie, waar iedereen toch altijd de mond vol van heeft, zou daarentegen zijn eerst het oordeel van de burger te vragen. VLD en Agalev zijn toch voorstander van het invoeren van referenda of zijn ze misschien bang dat we hetzelfde resultaat krijgen als in Zwitserland, het democratisch land bij uitstek. Daar werden over de nationaliteitswetgeving twee referenda georganiseerd en telkens werd de versoepeling afgewezen. Zwitserland heeft dan ook nog altijd een zeer strenge nationaliteitswetgeving, veel strenger dan de wetgeving die het Vlaams Blok voorstelt.

Uiteindelijk heeft de kiezer het toch altijd bij het rechte eind. Hij zal dat bij de komende verkiezingen opnieuw tonen door massaal op het Vlaams Blok te stemmen en de regeringspartijen voor hun beleid af te straffen.