2-27 | 2-27 |
De voorzitter. - De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, antwoordt namens de heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen.
Mevrouw Jacinta De Roeck (AGALEV). -Vrouwen met borstkanker die ook hormonaal behandeld kan worden, moeten dagelijks het geneesmiddel Tamoxifen gebruiken. Deze patiënten krijgen van de behandelende arts bij herhaling een attest voor aanvraag tot terugbetaling. Ik had zo'n attest graag willen laten zien, maar jammer genoeg kan dat blijkbaar niet. De minister zal me dus op mijn woord moeten geloven.
Is het mogelijk dat op deze attesten het woord "palliatieve behandeling" wordt gebruikt? Voor vele vrouwen is dit een kaakslag. Ze worden telkens geconfronteerd niet alleen met de diagnose, maar ook met de prognose van hun ziekte. Hun ziekte is ongeneeslijk en kan slechts palliatief behandeld worden.
Het attest wordt afgegeven bij het ziekenfonds. Ook daar weet dus iedereen aan de balie wat de levenskansen zijn van de vrouw die zij voor zich hebben. Assertieve vrouwen steken het attest in een enveloppe met "medisch geheim" erop en hopen dat het zo enkel in de handen van de arts terechtkomt. Kan het attest geen andere vorm krijgen, zodat het meer geheim is?
De behandeling met Tamoxifen wordt ook preventief gegeven aan risicogroepen. Is het mogelijk dat er in dat geval geen enkele terugbetaling is? Het product kost ongeveer 1.200 frank per maand en dat weegt op sommige huishoudbudgetten enorm door.
De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Mijn polyvalentie is grenzeloos. Ik lees nu het antwoord van collega Vandenbroucke, wat aantoont dat er in mijn partij geen linker- en rechtervleugel meer is.
Mevrouw De Roeck haalt inderdaad een delicaat probleem aan, namelijk dat van het medisch geheim. Ze verwijst hier naar Tamoxifen, maar het probleem rijst eveneens bij alle geneesmiddelen waarvoor de adviserend geneesheer zijn akkoord voor de terugbetaling moet verlenen.
Het hele probleem staat of valt met de relatie tussen arts en patiënt. Als de patiënt op de hoogte is van de diagnose is het probleem in feite onbestaand. Is de patiënt niet op de hoogte van de diagnose, wat vandaag eerder uitzonderlijk is, dan is het voor de behandelende arts perfect mogelijk zijn aanvraag voor terugbetaling zelf rechtstreeks te richten naar de adviserend geneesheer van het ziekenfonds van de patiënt. In de praktijk is het zelfs zo dat de behandelende arts op de aanvraag dan ook duidelijk vermeldt dat de patiënt niet op de hoogte is van de diagnose zodat, indien de adviserend geneesheer bijkomende informatie nodig heeft, hij deze nooit via de patiënt vraagt, maar altijd rechtstreeks aan de behandelende geneesheer.
Ook de personeelsleden van de ziekenfondsen zijn gebonden door het beroepsgeheim. Bij de ondertekening van hun contract moeten ze eveneens een verbintenis ondertekenen waarin staat dat ze het beroepsgeheim zullen respecteren. Dat speelt echter enkel in de verhouding tussen de werknemer en de werkgever. Een andere werknemer of een derde kan hieruit geen rechten putten.
Er zijn nog andere wettelijke bepalingen van kracht op het personeel van de ziekenfondsen. Ten eerste is er de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die wet is van toepassing op de ziekenfondsen en slaat op de verwerking en het bijhouden van persoonsgegevens. Ze garandeert het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bevat strafbepalingen die de werknemers zelf kunnen treffen. Ten tweede is er de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een kruispuntbank van de sociale zekerheid. Die wet is van toepassing op de ziekenfondsen. Niet alleen stelt ze in artikel 23 een 'finaliteitsbeginsel' voorop - de gegevens mogen enkel worden gebruikt voor het doel waarvoor ze werden verstrekt -, maar bovendien legt ze in artikel 28 een beroepsgeheim op. De werknemers zelf kunnen worden gestraft, overeenkomstig de strafbepalingen van die wet.
De vraag van mevrouw De Roeck, die specifiek betrekking heeft op Tamoxifen, wordt dikwijls gesteld. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat de terugbetaling door de sociale zekerheid gelijk loopt met het registratiedossier. Dat betekent dat de terugbetaling nooit ruimer zal zijn dan wat door het registratiedossier wordt bewezen. Op basis van prijs-kwaliteitsargumenten kan de terugbetaling wel restrictiever zijn. Het registratiedossier vindt zijn weerslag in de wetenschappelijke bijsluiter, in de rubriek indicaties. Voor alle indicaties die in de wetenschappelijke bijsluiter zijn opgenomen, werden de nodige wetenschappelijke bewijzen aan de registratiecommissie voorgelegd. Voor alle andere indicaties zijn er in principe geen problemen. Voor Tamoxifen is het duidelijk dat er bij de indicaties niets opgenomen is omtrent preventie. Vandaar dat er dus ook niet in terugbetaling is voorzien.
Mevrouw Jacinta De Roeck (AGALEV). - Ik dank de minister voor zijn antwoord, maar wil toch nog even reageren.
Zelfs indien een patiënte van de uitzichtloosheid van haar situatie op de hoogte is, dan nog is het voor haar telkens keer weer een kaakslag op het formulier het woord "palliatief" te zien staan. Een vrouw die haar situatie psychisch net een beetje heeft verwerkt, wordt aldus om de twee maanden opnieuw met dat woord geconfronteerd. Sommige mensen zullen dat misschien moeilijk begrijpen, ik vang in elk geval vaak signalen op over die pijnlijke confrontatie. Het lijkt me toch veel eenvoudiger "palliatief" op het attest te schrappen. De informatie zal er niet minder om zijn.
Natuurlijk is het personeel van de ziekenfondsen gebonden door het beroepsgeheim, maar dat verandert niets aan het feit dat ze bij het lezen van het woord "palliatief" op het formulier "die arme vrouw" aan de andere kant van de balie met een bepaalde blik bekijken.
Tot slot wil ik er toch op aandringen Tamoxifen ook bij preventief gebruik terug te betalen. In een land als België, dat zoveel belang hecht aan preventie, moet deze aandacht ook geconcretiseerd worden in de terugbetaling. Ik hoop dat daarover eens wordt nagedacht.
De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Ik zal die boodschap aan mijn collega overbrengen.