Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-12

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiën

Vraag nr. 147 van de heer de Clippele d.d. 17 november 1999 (Fr.) :
Werkgelegenheidsmaatregelen. ­ Belastingvrijstelling. ­ Toepassing.

KMO's die op 31 december 1997 (of op het einde van het jaar waarin de exploitatie is aangevangen, als die aanvang op een latere datum valt) minder dan 11 werknemers tewerkstellen en beoefenaars van vrije beroepen krijgen vanaf de inkomsten van het jaar 1998 een belastingvrijstelling van 165 000 frank ­ na indexering ­ voor elke nieuwe werknemer die is aangeworven in 1998, 1999 en 2000 (dit wil zeggen nieuw in vergelijking met respectievelijk 1997, 1998 en 1999).

Er worden ook nog voorwaarden opgelegd met betrekking tot het maximumbrutoloon en de duur van de tewerkstelling.

Ik heb echter nog enkele vragen over deze vrijstelling :

1. Als een notarispraktijk op 1 januari 1998 wordt overgedragen, moet men dan het door de overdrager in 1997 tewerkgestelde personeel vergelijken met het door de overnemer in 1998 tewerkgestelde personeel ?

2. Als een notarispraktijk wordt overgedragen op 1 april 1998, moet men dan het door de overdrager in 1997 tewerkgestelde personeel vergelijken met het door de overdrager begin 1998 tewerkgestelde personeel en het tussen 1 april 1998 en 31 december 1998 door de overnemer tewerkgestelde personeel ?

3. Als een notarispraktijk op 1 januari 1998 wordt omgevormd tot een vennootschap, moet het in 1997 door de notaris als natuurlijke persoon tewerkgestelde personeel dan worden vergeleken met het in 1998 door de vennootschap tewerkgestelde personeel ? En wat gebeurt er als de vennootschap haar activiteit in de loop van het jaar 1998 begint ?

Antwoord : In de door het geachte lid beoogde gevallen moet een onderscheid worden gemaakt tussen de volgende twee hypotheses.

Eerste hypothese : het betreft een verrichting die bedoeld is in artikel 46 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992).

De vrijstelling wordt berekend alsof de overdracht niet had plaatsgevonden (cf. artikel 29, § 6, van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap).

Tweede hypothese : het betreft een verrichting die niet bedoeld is in artikel 46, WIB 1992.

In dergelijk geval gelden de volgende pricnipes :

­ Voor het bepalen van de personeelsaangroei bij de overnemer mag in geen geval rekening worden gehouden met het overgenomen personeel dat reeds vóór 1 januari 1998 was aangeworven door de overlater (cf. artikel 29, § 3, tweede lid, van de voormelde programmawet).

­ Daarentegen mag in hoofde van de overnemer wel rekening worden gehouden met het overgenomen personeel dat door de overlater in 1998, vóór de overlating, was aangeworven, doch enkel voor de periode vanaf de overname.

­ Voor de overnemer (zelfstandige of vennootschap) die zijn activiteit pas in 1998 heeft aangevangen, stemt de totale personeelsaangroei van het jaar 1998 in principe overeen met het gemiddelde personeelsbestand van dat jaar, met dien verstande dat daarbij geen rekening mag gehouden worden met de overgenomen personeelsleden die vóór 1 januari 1998 door de overlater waren aangeworven.

­ De zelfstandige die zijn activiteit in de loop van het jaar 1998 heeft stopgezet, kan in principe eveneens aanspraak maken op de beoogde vrijstelling voor bijkomend personeel; alsdan moet de personeelsaanwerving evenwel dermate groot zijn dat het gemiddelde personeelsbestand van 1998, berekend op jaarbasis, groter is dan het gemiddelde personeelsbestand van het jaar 1997.

Voor meer bijzonderheden nopens de berekening van de beoogde vrijstelling, die trouwens slechts de personeelsleden met een laag loon betreft, wordt verwezen naar de door de administratie ontworpen tabel 276 T en de erbij horende toelichting.