2-310/1

2-310/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

21 JANUARI 2000


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 755 van het Burgerlijk Wetboek

(Ingediend door de heer Olivier de Clippele)


TOELICHTING


Inzake het recht van erfopvolging bepaalt artikel 768 van het Burgerlijk Wetboek als volgt : « Bij gebreke van erfgerechtigden vervalt de nalatenschap aan de Staat, onverminderd de artikelen 100 en 104 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »

Door een ongenuanceerde toepassing van deze bepaling kan zware schade worden berokkend aan bepaalde burgers, zoals schoonzoons en schoondochters. Daarom is het wenselijk dat artikel 755 van ons Burgerlijk Wetboek een aanvulling krijgt.

Het probleem kan met het volgende geval geïllustreerd worden.

De heer en mevrouw André Desmet hebben één zoon, Romeo, die gehuwd is met Julia.

Door een verkeersongeval komen de heer en mevrouw André Desmet alsook hun zoon Romeo om, terwijl de echtgenote van Romeo zwaar gewond raakt.

De heer en mevrouw André Desmet waren eigenaar van een huis dat bewoond werd door de twee gezinnen.

Het gelijktijdig overlijden van de eigenaars en van hun eigen zoon kan betekenen dat ze geen enkele erfgenaam nalaten.

Overeenkomstig artikel 768 van het Burgerlijk Wetboek vervalt hun nalatenschap bijgevolg aan de Staat.

De weduwe van Romeo bezit dan ook geen enkel recht op het gebouw dat aan haar schoonouders toebehoorde en dat ze al verschillende jaren samen met haar man bewoonde.

Deze toestand is niet zo zeldzaam, in de notarispraktijk is het een vaak voorkomend verschijnsel. Vele vermeende erfgerechtigden staan in dergelijke gevallen perplex.

In landbouwkringen komt het bijzonder vaak voor dat een van de kinderen samen met de echtgenoot een woonhuis betrekt dat aan de ouders van een van de echtgenoten toebehoort.

Het vooroverlijden van het kind of het gelijktijdig overlijden van het kind en van zijn ouders heeft natuurlijk geen nadelige gevolgen wanneer er kleinkinderen zijn.

Heeft het kind van de eigenaars echter geen nakomelingen, dan heeft de echtgenoot geen recht op het onroerend goed dat hij/zij bewoonde.

Dit is een onlogische en onrechtvaardige situatie aangezien de regels van de erfopvolging gegrond zijn op de vermoede wil van de erflater en aangezien de schoonouders meestal verkiezen dat hun erfenis naar de langstlevende echtgenoot van hun kind gaat veeleer dan naar de Staat.

Het lot van de langstlevende echtgenoot is aanzienlijk verbeterd sinds de wet van 14 mei 1981, die evenwel geen oog heeft voor deze wel bijzonder verontrustende regeling.

Dit voorstel beoogt die leemte aan te vullen.

Olivier de CLIPPELE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 755 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 oktober 1919, wordt aangevuld met het volgende lid :

« Wanneer de overledene geen afstammeling, noch echtgenoot, noch bloedverwant in de opgaande lijn of erfgerechtigde bloedverwant in de zijlijn nalaat, wordt zijn nalatenschap verkregen door de niet uit de echt of van tafel en bed gescheiden echtgenoot van zijn vooroverleden of tegelijkertijd overleden afstammelingen. »

Olivier de CLIPPELE.