(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het koninklijk besluit van 20 december 1996, bekrachtigd bij wet van 19 juni 1997, voerde met ingang van het aanslagjaar 1998, ter vervanging van de bezoldiging van de bestuurders van een aandelenvennootschap en van de werkende vennoten van een personenvennootschap, een nieuwe categorie van beroepsinkomsten in : de bezoldigingen van de« bedrijfsleiders », die in artikel 32, eerste lid, van het WIB als volgt worden gedefinieerd :
Bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn alle beloningen verleend of toegekend :
1º aan een natuurlijk persoon, wegens de uitoefening van een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies;
2º aan een natuurlijk persoon die in de vennootschap een werkzaamheid of een leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.
Artikel 32, tweede lid, voegt daaraan toe :
(Tot de bezoldigingen van bedrijfsleiders) behoren inzonderheid :
1º vaste of veranderlijke tantièmes, zitpenningen, emolumenten en alle andere sommen toegekend door vennootschappen, andere dan dividenden of terugbetalingen van eigen kosten van de vennootschap;
2º voordelen, vergoedingen en bezoldigingen die in wezen gelijkaardig zijn aan die vermeld in artikel 31, tweede lid, 2º tot 5º;
3º in afwijking van artikel 7, de huurprijs en de huurvoordelen van een gebouwd onroerend goed verhuurd door de in het eerste lid, 1º, vermelde personen aan de vennootschap waarin zij een opdracht of gelijksoortige functies uitoefenen, voor zover zij meer bedragen dan vijf derden van het kadastraal inkomen gerevaloriseerd met de in artikel 13 vermelde coëfficiënt. Van deze bezoldigingen worden de kosten in verband met het verhuurde onroerend goed niet in aftrek gebracht.
Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 19 juni 1997 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 20 december 1996, heeft u verklaard dat de natuurlijke personen die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of soortgelijke functies uitoefenen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1º, alleen de bestuurders, zaakvoerders en vereffenaars van de vennootschap zijn, maar ook de organen van andere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen. Volgens u bleek dat uit het gebruik van de term « bedrijfsleiders », die ruimer is dan de term « vennootschapsleider ».
Deze interpretatie heeft vooral gevolgen voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing en voor de fiches en het samenvattend overzicht die gebruikt moeten worden.
Ondertussen is zowel bij de organisaties als bij de diensten van de directe belastingen veel twijfel ontstaan over de toepassing van artikel 32 en het wettelijke concept van « bedrijfsleider », waarbij de vraag vooral is of de bezoldigde bestuurders en vereffenaars van VZW's daar ook toe behoren.
Uit het frequente gebruik van het woord vennootschap in de tekst van artikel 32 kan men afleiden dat de wetgever het concept bedrijfsleider wil beperken tot de leiders van een vennootschap. De term onderneming wordt in het WIB niet gedefinieerd, maar lijkt vooral te slaan op industriële, handels- en landbouwactiviteiten, in elk geval op economische activiteiten. In tegenstelling tot de vennootschappen houden VZW's zich niet noodzakelijk met economische activiteiten bezig.
De verenigingen wachten al sinds 1997 op een stellingname van de overheid over dit probleem. De onzekerheid blijft onverminderd bestaan.
Als de bezoldigde bestuurders beschouwd moeten worden als bedrijfsleiders, rijst een tweede interpretatieprobleem : geldt de gelijkstelling van huurprijzen met de bezoldiging krachtens artikel 32, tweede lid, 3º, ook voor de bestuurders van een VZW ? Als men de wettekst bekijkt, moet het antwoord ontkennend zijn, aangezien het woord « vennootschap » uitdrukkelijk in deze bepaling is opgenomen.
Kan u mij zeggen hoe deze interpretatieproblemen volgens u moeten worden opgelost ?