1-82/39 (Senaat)
-82/39-1995 (Kamer)

1-82/39 (Senaat)
-82/39-1995 (Kamer)

Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat

GEWONE ZITTING 1998-1999

1. Wetsontwerp tot bekrachtiging en tot wijziging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels; Gedr. St. Kamer nr 1906/1 - 98/99.

Spoedbehandeling gevraagd door de regering (toepassing van artikel 80 van de Grondwet en artikel 12, § 2, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de evocatietermijn wordt vastgesteld op 5 dagen en de onderzoekstermijn op 30 dagen.

2. Wetsontwerp tot wijziging van artikel 4 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie; Gedr. St. Kamer nr 1908/1 - 98/99.

Spoedbehandeling gevraagd door de regering (toepassing van artikel 80 van de Grondwet en artikel 12, § 2, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de evocatietermijn wordt vastgesteld op 5 dagen en de onderzoekstermijn op 30 dagen.

3. Wetsontwerp betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; Gedr. St. Kamer nr 1912/1 - 98/99.

Spoedbehandeling gevraagd door de regering (toepassing van artikel 80 van de Grondwet en artikel 12, § 2, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de evocatietermijn wordt vastgesteld op 5 dagen en de onderzoekstermijn op 30 dagen.

4. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van de verzekeringen; Gedr. St. Kamer nrs 1587/1 tot 5 - 97/98, Gedr. St. Senaat nrs 1-1076/1 tot 3.

Verzoek tot verlenging van de onderzoekstermijn (toepassing van de artikelen 2, 2·, en 12, § 1, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de onderzoekstermijn wordt verlengd met 20 dagen.

5. Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 318 tot 323 van de nieuwe gemeentewet betreffende de gemeentelijke volksraadpleging, Gedr. St. Kamer nrs 1174/1 tot 16 - 96/97, Gedr. St. Senaat nrs 1-1133/1 tot 4.

Verzoek tot verlenging van de onderzoekstermijn (toepassing van de artikelen 2, 2·, en 12, § 1, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de onderzoekstermijn wordt verlengd met 30 dagen.

6. Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 140-1 tot 140-6 van de provinciewet betreffende de provinciale volksraadpleging, Gedr. St. Kamer nrs 1175/1 tot 17 - 96/97, Gedr. St. Senaat nrs 1-1134/1 tot 3.

Verzoek tot verlenging van de onderzoekstermijn (toepassing van de artikelen 2, 2·, en 12, § 1, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de onderzoekstermijn wordt verlengd met 30 dagen.

7. Wetsontwerp tot beperking van de cumulatie van het ambt van bestendig afgevaardigde met andere ambten en tot harmonisering van het financieel en fiscaal statuut van de bestendig afgevaardigde; Gedr. St. Senaat nrs 1-986/1 tot 6, Gedr. St. Kamer nrs 1687/1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 30 dagen.

8. Wetsontwerp betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid en de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van burgemeesters en schepenen; Gedr. St. Senaat nrs 1-987/1 tot 7, Gedr. St. Kamer nr 1686/1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 30 dagen.

9. Wetsontwerp tot verbetering van het stelsel van politiek verlof voor gemeenteraadsleden, provincieraadsleden, burgemeesters en schepenen in de openbare en de particuliere sector; Gedr. St. Senaat nrs 1-988/1 tot 5, Gedr. St. Kamer nr 1685/1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 30 dagen.

10. Wetsontwerp tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen; Gedr. St. Senaat nrs 1-989/1 tot 6, Gedr. St. Kamer nr 1684/1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 30 dagen.

11. Wetsontwerp tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming en de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn, strekkende tot de oprichting van districten en de organisatie van de rechtstreekse verkiezing van hun raden; Gedr. St. Senaat nrs 1-907/1 tot 10, Gedr. St. Kamer nr 1690/1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 40 dagen.

12. Wetsontwerp tot wijziging van de provinciewet; Gedr. St. Senaat nrs 1-742/1 tot 8, Gedr. St. Kamer nr 1553/-1 - 97/98.

Bepaling van de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken (toepassing van de artikelen 2, 4·, en 12, § 3, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijn waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken is vastgesteld op 40 dagen.

13. Wetsontwerp tot wijziging van artikel 1410, §2, van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 2071 van het Burgerlijk Wetboek; Gedr.St., Kamer, nr. 1287/1 tot 6 - 97/98, Gedr.St., Senaat, nr. 1-1080/1.

Verzoek tot verlenging van de onderzoekstermijn (toepassing van de artikelen 2, 2·, en 12, § 1, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de onderzoekstermijn wordt verlengd met 20 dagen.

14. Schorsing van de termijnen (toepassing van artikel 10, § 1, 3·, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie).

Beslissing van 13 januari 1999: de termijnen worden geschorst van 13 februari 1999 tot 21 februari 1999.

De voorzitters,

R. LANGENDRIES
F. SWAELEN