Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-97

ZITTING 1998-1999

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Volksgezondheid en Pensioenen (Volksgezondheid)

Vraag nr. 1554 van de heer Olivier d.d. 11 januari 1999 (N.) :
Gebruik van antibiotica. ­ Voorschrijfgedrag. ­ Onderzoek naar nieuwe antibiotica.

Jaren hebben we in de overtuiging geleefd dat we de infectieziekten goeddeels overwonnen hadden. De laatste jaren echter verschijnen steeds alarmerender berichten in de gewone en zeker in de vakpers over resistentie die bacteriën ontwikkelen tegen antibiotica. Zo steeg de mortaliteit als gevolg van infecties tussen 1980 en 1992 met 50 %, waardoor die doodsoorzaak in de Verenigde Staten gestegen is naar de achtste plaats.

De oorzaak van de resistentie is paradoxaal genoeg te danken aan het succes van antibiotica. Er wordt immers veel van dat soort geneesmiddelen gebruikt in ziekenhuizen bij onder meer de behandeling van aids, als supplement om de gevolgen van chemotherapie te ondervangen, bij de plaatsing van implantaten, e.d.

Veel erger is het ongebreidelde voorschrijfgedrag van voornamelijk huisartsen, die schijnbaar geen patiënt naar huis durven te sturen met de boodschap : « uitzieken ». Bovendien worden antibiotica al eens voorgeschreven « op de tast », in de hoop dat het medicament het gewenste effect zal hebben en dat de bacterie in kwestie nog niet resistent is. Laboratoriumonderzoek duurt immers een paar dagen en zo lang wil de dokter ­ of de patiënt ? ­ niet wachten. Een zorgwekkend gegeven én een aanslag op het budget van de ziekteverzekering !

De strijd is gelukkig nog niet gestreden : de budgetten voor onderzoek naar antibiotica stijgen pijlsnel en een aantal « oude » onderzoeken worden opnieuw opgediept voor verdere studie in de hoop dat daar nieuwe infectiewerende middelen kunnen uit voortkomen. Daarenboven gaat onderzoek veel sneller door de recente evoluties in de gentechnologie en de steeds krachtiger wordende computers. De overheidsbureaucratie bij de goedkeuring van geneesmiddelen blijkt echter nog altijd een remmende factor te zijn.

In verband met het voorgaande had ik van de geachte minister graag een antwoord op volgende vragen :

1. Welke maatregelen werden reeds genomen om het gebruik van antibiotica in niet-urgente gevallen tegen te gaan en wat zijn de resultaten daarvan ?

2. Welke maatregelen zal hij treffen om een zekere mentaliteitswijziging op gang te brengen bij de dokters en de patiënten dat genezen vaak even snel gaat zonder antibiotica en dat het gebruik van dergelijk medicatie in zulke gevallen dus overbodig is of in elke geval op de iets langere termijn meer kwaad dan goed doet ?

3. Kan hij verklaren waarom in België systematisch veel meer medicamenten worden voorgeschreven door (huis-)artsen dan in bijvoorbeeld Nederland of Duitsland ?

4. Welke maatregelen werden reeds genomen om het onderhand dringende probleem van gevaarlijk en schier onuitroeibare infecties in ziekenhuizen tegen te gaan en werden reeds resultaten geboekt ?

5. Overweegt hij overheidssteun voor onderzoek naar nieuwe antibiotica, gezien het belang voor de volksgezondheid ?

6. Welke maatregelen overweegt hij om de goedkeuring van geneesmiddelen vlotter te laten verlopen ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

1. Het Belgisch Centrum voor farmaceutische informatie (BCFI) verzorgt sinds 1975 de publicatie van de Folia Pharmacotherapeutica en de verspreiding ervan bij artsen en apothekers. De Folia Pharmacotherapeutica is een brochure die schriftelijke en onafhankelijke informatie bevat over geneesmiddelen alsook vergelijkingen van behandelingen, een literatuuroverzicht en eventuele problemen in verband met het gebruik van bepaalde geneesmiddelen, enz.

In 1998 werd onder de auspiciën van het BCFI een Wetenschappelijk Comité onafhankelijke informatie geneesmiddelen opgericht. In dit comité hebben vertegenwoordigers zitting van het BCFI, de Doorzichtigheidscommissie, het bestuur van de Farmaceutische Inspectie, het kabinet van de minister van Volksgezondheid, de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse huisartsen (WVVH) alsook zijn Franstalige tegenhanger, de SSMG, de Algemene Pharmaceutische Bond (APB), de Organisatie van coöperatieve apothekers (Ophaco), het Comité voor de evaluatie van de medische praktijk (« Pharmanet ») en vertegenwoordigers van het intermutualistisch college.

Dit comité heeft als doel het rationeel voorschrijven van geneesmiddelen op basis van bewijzen (evidence based) te bevorderen. Een van de projecten van dit comité betreft het opstellen van dossiers om de deskundigheid op het vlak van geneesmiddelen te bevorderen. Gestandaardiseerde, consensuele informatie, alsook richtlijnen die als gids voor goede praktijk kunnen gelden, worden ter beschikking gesteld van de gebruikers. Doelgroepen zijn de artsen verenigd in LOK's en apothekers.

Een van de dossiers die door dit comité worden voorbereid, betreft de behandeling van infecties van de bovenste luchtwegen (angina, sinusitis, otitis) waaromtrent verschillende studies verkeerd en onnodig antibioticagebruik aantoonden.

Een ander project van dit comité is nog het verstrekken van mondelinge farmacotherapeutische informatie via onafhankelijke « artsenbezoekers » die een speciale opleiding gekregen hebben en die zich in eerste instantie richten tot artsen verenigd in de LOK's en apothekers. De behandeling van de bovenste luchtwegen is één van de geselecteerde thema's.

2. Het Wetenschappelijk Comité onafhankelijke informatie moet ervoor zorgen dat de artsen onafhankelijke en op wetenschappelijke bewijzen gebaseerde informatie krijgen. Doelstelling hiervan is onder meer een mentaliteitswijziging tot stand te brengen bij de artsen die te snel antibiotica voorschrijven voor infecties die dit niet echt vereisen. Feit is echter ook dat de arts afhankelijk is van de verwachtingen van de patiënt die vaak zelf antibiotica vraagt en daarbij vaak « ongeduldig » is. Er moet dus ook worden nagedacht over informatiecampagnes voor het grote publiek, om de mensen ervan te overtuigen niet al te vlug en onnodig een antibioticavoorschrift aan de arts te vragen. Dergelijke campagne zou in samenwerking met de gemeenschappen, bevoegd inzake preventiebeleid, kunnen worden gevoerd.

3. De gegevens inzake het voorschrijven van geneesmiddelen kunnen maar moeilijk tussen de verschillende landen vergeleken worden, aangezien België praktisch het enige land is dat over zo'n uitgebreid verzamelsysteem voor dergelijke gegevens beschikt. Het is evenwel overduidelijk dat inspanningen nodig zijn om tot een rationeler voorschrijfgedrag te komen. Vele factoren liggen aan de oorsprong van het buitensporig voorschrijven van geneesmiddelen : concurrentie tussen artsen, marketing van farmaceutische firma's, vraag van patiënt, leeftijd van de bevolking en sociale situatie zijn een mogelijke verklaring voor de feitelijke situatie.

4. Het koninklijk besluit van 7 november 1988 inzake ziekenhuishygiëne stelt een aantal taken vast voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist en het comité voor ziekenhuishygiëne, met name :

­ de registratie van de ziekenhuisinfecties;

­ het opsporen van de infectiebronnen;

­ het opsporen van de kiemdragers onder het personeel en de patiënten;

­ het bacteriologisch toezicht op het ziekenhuismilieu (...);

­ aanbevelingen i.v.m. antibiotherapie.

Deze wetgeving draagt ertoe bij dat de ziekenhuishygiëne voortdurend verbetert; ze bevat tevens argumenten die tot discussies moeten aanzetten over een rationeler antibioticagebruik in de ziekenhuizen, wat een essentiële factor is bij de bewaking van ziekenhuisinfecties.

Op financieel vlak bedraagt het budget dat de ziekenhuizen in 1999 aan ziekenhuishygiëne kunnen besteden ongeveer 400 miljoen. Hiermee kunnen de ziekenhuizen over ten minste één FTE verpleegkundige-ziekenhuishygiënist beschikken, een geneesheer-ziekenhuishygiënist part-time of meer in dienst nemen en de werkingskosten betalen.

Sinds 1991 steunt het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu het Wetenschappelijke Instituut volksgezondheid-Louis Pasteur in het kader van het nationaal programma voor bewaking van de ziekenhuisinfecties. Het programma spitste zich aanvankelijk toe op de bewaking van infecties van operatiewonden en nosocomiale bloedvergiftingen; thans richt het zich op de bewaking van bloedvergiftingen en nosocomiale longontstekingen in de intensieve verpleegeenheden. Dit project loopt in samenwerking met de Belgische Vereniging voor intensieve geneeskunde en urgentiegeneeskunde. Om dit programma tot een goed einde te brengen krijgt het WIVG-LP nu rechtstreeks fondsen van de ziekenhuizen die aan hun project meewerken. Een ministerieel besluit voorziet immers in een stijging van het budget van de ziekenhuizen die gegevens verzamelen overeenkomstig het protocol van het WIVG-LP.

Al die maatregelen, of zij nu van wetgevende of financiële aard zijn, maken een verbetering van de ziekenhuishygiëne mogelijk en zorgen ervoor dat er binnen de ziekenhuizen een discussie op gang wordt gebracht zowel wat de nosocomiale infecties als het rationeel antibioticagebruik betreft.

De resultaten van deze verschillende initiatieven zijn moeilijk te becijferen maar een Amerikaanse studie heeft aangetoond dat alleen al het registreren van de nosocomiale infecties leidt tot een daling van de incidentie ervan.

Recent werd naar aanleiding van de aanbevelingen van Kopenhagen, die tot stand kwamen tijdens de « The Microbial Threat »-conferentie, een coördinatiecomité voor het antibioticabeleid opgericht. Dit comité heeft als doel de verschillende activiteiten en de lopende en nog te nemen initiatieven op het gebied van antibioticagebruik en antibioticaresistentie te coördineren en dit zowel op het vlak van de humane geneeskunde (intramuraal en extramuraal) als de diergeneeskunde. Het probleem van de nosocomiale infecties en de antibioticaresistentie binnen de ziekenhuizen zal in dat kader worden aangepakt en zullen er oplossingen worden voorgesteld aan de verschillende instellingen en/of commissies die terzake bevoegd zijn.

5. Het valt niet onder de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid en Pensioenen het onderzoek naar nieuwe antibiotica te steunen. Bovendien is de ontwikkeling van nieuwe antibiotica geen duurzame oplossing voor het probleem van de antibioticaresistentie. Om dit probleem daadwerkelijk op te lossen, moet de hele problematiek van het antibioticagebruik beschouwd worden, dit wil zeggen op het vlak van de humane geneeskunde (intramuraal en extramuraal), de diergeneeskunde (preventieve en curatieve aspecten) en de landbouw (groeibevorderaars). Dit is nu precies de taak van het bovenvermelde coördinatiecomité voor het antibioticabeleid.

6. De Geneesmiddelencommissie die een advies moet geven over de registratie van geneesmiddelen is sinds begin december 1997 hervormd : de diverse werkgroepen zijn afgeschaft. Ze is thans samengesteld uit een kamer voor geneesmiddelen voor humaan gebruik en een kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Dit laat toe dat de commissie vlugger een advies kan verstrekken.

Daarnaast zijn interne experten, artsen en apothekers, aangenomen die dossiers beoordelen. In het verleden werd hiervoor beroep gedaan op de universiteitsprofessoren. Heel dikwijls waren hun antwoorden laattijdig opgestuurd. Dankzij de interne experten kunnen de verslagen vlugger opgesteld worden zodanig dat de Geneesmiddelencommissie binnen de wettelijk vastgelegde termijn haar advies kan verstrekken. De Algemene Farmaceutische Inspectie is bovendien versterkt met apothekers die de secretarissen van deze commissie bijstaan en administratieve hulpkrachten.

Ook dit jaar worden nog aanwervingen verwacht.