1-269 | 1-269 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 29 AVRIL 1999 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 29 APRIL 1999 |
Discussion générale
Discussion des articles
De voorzitter. Ik stel de Senaat voor dit wetsontwerp en wetsvoorstel samen te bespreken.
Je propose au Sénat de joindre la discussion de ces projet et proposition de loi. (Assentiment.)
Volgens het Reglement gelden de door de commissie aangenomen teksten als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1407/3 van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)
Conformément à notre Règlement les textes adoptés par la commission serviront de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1407/3 de la commission des Affaires institutionnelles du Sénat. Session 1998/1999.)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Het woord is aan de rapporteur.
De heer Vandenberghe (CVP), rapporteur. Mijnheer de voorzitter, het wetsontwerp, dat in de Senaat werd ingediend heeft de bedoeling het probleem van de caduciteit op een andere wijze op te lossen dan door de Kamer werd voorgesteld. Het voorstel bestaat erin de beginselen van de basiswet aangepast toe te passen, in overeenstemming met de nieuwe evocatieprocedure. Deze oplossing is beter, omdat daarmee het parlementaire werk minder verloren ging dan met het voorstel van de Kamer.
Het is hoe dan ook aangewezen dat er een nieuwe regeling komt. Zonder deze nieuwe regeling zou men na de samenstelling van de Kamer en de Senaat voor een onmogelijke taak staan.
Hoewel een amendering niet vereist is, kunnen bij dit wetsontwerp toch volgende bedenkingen worden gemaakt.
Het moet na de nieuwe samenstelling van de Wetgevende Kamers duidelijk zijn welke de procedure is die men terzake zal volgen. Artikel 2, tweede lid, van het ontwerp bepaalt dat bij de parlementsontbindingen alle hangende teksten vervallen, maar dat een ad hoc -wet individuele wetsontwerpen die reeds door één Kamer zijn aangenomen van verval kan opheffen indien de andere Kamer ze nog niet had verworpen.
De aangenomen tekst zegt echter niets over de kwalificatie van deze ad hoc -wet. De toelichting stelt echter uitdrukkelijk dat het gaat om een ontwerp zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet. Dat wordt verantwoord door de overweging dat de Senaat anders een soort van vetorecht zou hebben tegen de ontheffing van verval van teksten die onder de evocatieprocedure vallen en waarvoor de Kamer in principe het laatste woord heeft. Wanneer men die redenering aanneemt, is het echter vanzelfsprekend dat de ad hoc -wet niet louter kan worden genomen op basis van artikel 78 van de Grondwet, maar dat, zelfs in de lezing van de Kamer, de ad hoc -wet moet worden genomen op grond van artikel 77 van de Grondwet, de bicamerale wetten. Een ad hoc -wet, gebaseerd op artikel 78, kan immers een wetsvoorstel met toepassing van artikel 77 niet van verval ontheffen.
De argumentatie van de Kamer overtuigt dus niet. Ze botst bovendien met artikel 77, eerste lid, 3º, van de Grondwet dat bepaalt dat bicameraal zijn de wetten bedoeld onder meer in artikel 82 van de Grondwet, evenals de wetten ter uitvoering van de voormelde wetten en artikelen. Welnu, in de voorgestelde constructie worden de ad hoc -wetten genomen in uitvoering van de voorgestelde tekst. Bovendien grijpt de ontheffing van verval van teksten, of het nu gaat om bicamerale ontwerpen of om ontwerpen die vallen onder de evocatieprocedure, rechtstreeks in op de bevoegdheden van de beide Kamers zodanig dat, juridisch-technisch gesproken, de ad hoc -wet moet worden genomen op grond van artikel 77 van de Grondwet.
Voorts bepaalt het tweede lid van artikel 2 ook dat in één Kamer aangenomen ontwerpen slechts van verval kunnen worden ontheven als ze door de andere Kamer nog niet waren verworpen. Men kan zich afvragen waarom enkel naar deze laatste hypothese, de verwerping, wordt verwezen. Ze stoort niet, maar ze is in feite overbodig. Ze is vanzelfsprekend indien men het systeem grondig onderzoekt.
De Kamer stelt vast dat artikel 3 een lacune vertoont. De Kamer heeft ervoor gekozen deze lacune op te lossen in de ad hoc -wet. Artikel 3 regelt het lot, bij ontheffing van verval, van de teksten « 78 », namelijk voorstellen of ontwerpen die in de Kamer gestemd zijn op grond van artikel 78 van de Grondwet en die in de Senaat opnieuw aanhangig zullen zijn, en van de teksten « 81 », namelijk voorstellen die eerst in de Senaat gestemd zijn op grond van artikel 78 en die opnieuw in de Kamer aanhangig zullen zijn. De toestand van de teksten « 78 », die opnieuw in de Kamer aanhangig zullen zijn, is daarentegen niet geregeld.
De Kamercommissie was zich van dat probleem bewust, maar heeft geoordeeld dat « de tijd kort was » en dat het probleem « te technisch » is om het nu nog te regelen. Dat zou dan maar moeten gebeuren in de ad hoc -wet die dergelijke ontwerpen van verval ontheft. Men moet beseffen dat er aldus wel een zeer asymmetrische constructie tot stand komt. Voor bepaalde categorieën van teksten zullen de principes in de wet op de caduciteit staan, voor andere in de ad hoc -wet waarmee ze van verval worden ontheven. Die zou, als de Kamer wordt gevolgd, dan nog anders zijn gekwalificeerd, namelijk « 78 » in plaats van « 77 ». Bovendien moet erop worden gewezen dat het wetsontwerp ervan uitgaat dat alle teksten die in de Senaat herleven na ontheffing van verval, dus ook de gewezen voorstellen « 81 » en de ontwerpen « 78 » in tweede behandeling, de zogenaamde « tweede navette », slechts kunnen worden besproken door de Senaat als ze eerst worden geëvoceerd.
Voor artikel 6 van het ontwerp werd voor de datum van inwerkingtreding gekozen voor een klassieke formule van inwerkingtreding die verwijst naar de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en niet voor een specifieke verwijzing naar de nakende parlementsontbinding. Dat houdt in dat deze wet in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt vóór de ontbinding om interpretatie- of toepassingsproblemen te vermijden. Indien de wet geen wet zou zijn op de dag van de ontbinding, is het de vorige wet die de ontbinding regelt, zodanig dat het wetsontwerp met de nodige spoed in het Belgisch Staatsblad moet worden gepubliceerd.
Tijdens de algemene bespreking betreurde een lid bij de behandeling van dit wetsontwerp te moeten vaststellen dat het wederzijds vertrouwen tussen de federale Kamers eens te meer niet bijzonder groot was. Reeds op 16 maart 1999 dienden de fractievoorzitters van de zes grootste politieke fracties in de Senaat terzake een wetsvoorstel in. Dit wetsvoorstel is volgens het lid juridisch-technisch en inhoudelijk volmaakter dan het wetsontwerp dat ter bespreking voorligt. Wegens tijdsgebrek wordt de Senaat echter verplicht het wetsontwerp ne varietur goed te keuren. Het lid deelde de interpretatie van de rapporteur, maar stelde toch vragen bij de wijze waarop kan worden bekomen dat ook de Kamer van volksvertegenwoordigers deze interpretatie zou delen. Volgens hem volstaat het niet dit in het verslag op te nemen. Indien men er zekerheid over wil dat de ad hoc -wet waarvan sprake is, wordt gekwalificeerd als een wet, zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, dan zou dit volgens datzelfde lid als zodanig in het wetsontwerp moeten worden ingeschreven.
Een ander lid repliceerde hierop dat de tekst van het voorliggende wetsontwerp inderdaad niet de zekerheid biedt dat de zogenaamde ad hoc -wet een volledig bicamerale wet zal zijn. Men zal terzake de geëigende procedure moeten volgen : aangezien de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat er een verschillende mening op nahouden, zal de Parlementaire Overlegcommissie zich hierover moeten uitspreken. Tevens wees hetzelfde lid erop dat hij er ook van overtuigd is dat de tekst van het wetsvoorstel van de heer Vandenberghe en mede-ondertekenaars beter is, maar dat hierover reeds lang is gediscussieerd in de Parlementaire Overlegcommissie, die zich uiteindelijk achter het wetsontwerp van de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft geschaard.
Een volgend lid vroeg zich af wat het gevolg zou zijn als de commissie het wetsvoorstel van de heer Vandenberghe zou aannemen. Vorig lid antwoordde er niet zeker van te zijn dat er in de Senaat een meerderheid zou worden gevonden voor het betreffende wetsvoorstel, dat in de Senaat werd ingediend. Tijdens de bespreking in de Parlementaire Overlegcommissie hebben verschillende senatoren zich immers aangesloten bij het voorstel van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Bovendien merkte het lid op dat de Senaat niet op zijn houding zal kunnen terugkomen wanneer hij het wetsontwerp van de Kamer niet goedkeurt. Er is dan geen nieuwe wet, waardoor het probleem na de samenstelling van de nieuwe Wetgevende Kamers door de bestaande wet wordt geregeld. Deze laatste biedt echter geen oplossing voor het probleem van de evocatie.
Wanneer de bestaande wet zou worden toegepast, is het volgens de rapporteur onduidelijk binnen welke termijn de Senaat gebruik kan maken van zijn evocatierecht. Worden de termijnen gestuit zodat ze opnieuw beginnen lopen ? Deze problemen werden niet geregeld. De door de Senaat voorgestelde regeling was beter. Het is echter aangewezen om de tekst van de Kamer aan te nemen, eerder dan te worden geconfronteerd met toepassingsproblemen bij de installatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Men zou immers onmiddellijk de Parlementaire overlegcommissie moeten installeren en haar belasten met het onderzoek van alle hangende ontwerpen, met de bijkomende complicatie dat er op dat ogenblik geen meerderheid is. De Senaat zal hier ongetwijfeld minder goed uitkomen dan met de door de Kamer voorgestelde oplossing. Een van de leden was ook van mening dat de aanneming van de tekst van de Kamer de weg van het minste kwaad was.
Dan kom ik bij de bespreking van de artikelen. Artikel 1 werd door de tien aanwezige leden eenparig aangenomen. Artikelen 2 tot 6 werden aangenomen met negen stemmen bij één onthouding. Het wetsontwerp in zijn geheel werd ongewijzigd aangenomen met negen stemmen bij één onthouding. Bijgevolg wordt het wetsvoorstel betreffende de gevolgen van de ontbinding van de Federale Kamers ten aanzien van de vroeger ingediende ontwerpen en voorstellen van wet dat door mij was ingediend zonder voorwerp.
De voorzitter. Daar niemand het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.
Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.
L'article premier est ainsi libellé :
Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 77 de la Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 2. En cas de dissolution des Chambres législatives fédérales, sont considérés comme non avenus tous les projets et propositions de loi dont les Chambres dissoutes sont saisies.
Une loi peut cependant désigner, parmi les projets de loi qui ont été adoptés au cours de la législature précédente par une des deux Chambres législatives fédérales, ceux dont l'autre Chambre législative fédérale est saisie, sans nouveau renvoi, à condition qu'ils n'aient pas été rejetés par cette assemblée au cours de la législature précédente.
Art. 2. In geval van ontbinding van de federale Wetgevende Kamers worden alle bij de ontbonden Kamers aanhangige wetsontwerpen en wetsvoorstellen als niet-bestaande beschouwd.
Een wet kan evenwel onder de wetsontwerpen die in de loop van de vorige zittingsperiode door een van beide federale Wetgevende Kamers waren aangenomen, die ontwerpen aanwijzen welke zonder nieuwe verzending aanhangig zijn bij de andere federale Wetgevende Kamer op voorwaarde dat laatstgenoemde assemblee ze tijdens de vorige zittingsperiode niet had verworpen.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 3. Les projets de loi qui doivent être examinés conformément aux articles 78 et 79 de la Constitution et dont le Sénat est saisi selon la procédure prévue à l'article 2, alinéa 2, sont censés être pendants au Sénat dans la phase visée à l'article 78, alinéa 2, de la Constitution.
Les projets de loi qui doivent être examinés conformément à l'article 81 de la Constitution et dont la Chambre des représentants est saisie selon la procédure prévue à l'article 2, alinéa 2, sont censés être pendants à la Chambre dans la phase visée à l'article 81, alinéa 2, de la Constitution.
Art. 3. Wetsontwerpen die moeten worden behandeld overeenkomstig de artikelen 78 en 79 van de Grondwet en die op de in het tweede lid van artikel 2 beschreven wijze bij de Senaat aanhangig zijn gemaakt, worden geacht bij de Senaat aanhangig te zijn in de fase bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Grondwet.
Wetsontwerpen die moeten worden behandeld overeenkomstig artikel 81 van de Grondwet en die op de in het tweede lid van artikel 2 beschreven wijze bij de Kamer van volksvertegenwoordigers aanhangig zijn gemaakt, worden geacht bij de Kamer aanhangig te zijn in de fase bedoeld in artikel 81, tweede lid, van de Grondwet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 4. Pour les projets de loi dont une Chambre législative fédérale nouvellement élue est saisie conformément à l'article 2, alinéa 2, et par dérogation à l'article 10, § 1er , 1º, de la loi du 6 avril 1995 organisant la Commission parlementaire de concertation prévue à l'article 82 de la Constitution et modifiant les lois coordonnées sur le Conseil d'État, les délais prévus aux articles 78 à 81 de la Constitution prennent cours le jour qui suit l'entrée en vigueur de la loi visée à l'article 2, alinéa 2.
Art. 4. In afwijking van artikel 10, § 1, 1º, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gaan de termijnen bedoeld in de artikelen 78 tot 81 van de Grondwet, ten aanzien van de overeenkomstig het tweede lid van artikel 2 bij een nieuw verkozen federale Wetgevende Kamer aanhangig gemaakte wetsontwerpen, in de dag na de inwerkingtreding van de in het tweede lid van artikel 2 bedoelde wet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 5. Sont abrogés :
A) la loi du 3 mars 1977 relative aux effets de la dissolution des Chambres législatives à l'égard des projets et propositions de loi antérieurement déposés;
B) l'article 18 de la loi du 6 avril 1995 organisant la Commission parlementaire de concertation prévue à l'article 82 de la Constitution et modifiant les lois coordonnées sur le Conseil d'État.
Art. 5. Opgeheven worden :
A) de wet van 3 maart 1977 betreffende de gevolgen van de ontbinding der Wetgevende Kamers ten aanzien van de vroeger ingediende ontwerpen en voorstellen van wet;
B) artikel 18 van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 6. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge .
Art. 6. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Adopté.
Aangenomen.
De voorzitter. We stemmen later over het geheel van het wetsontwerp.
Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble du projet.