1-265 | 1-265 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU MARDI 27 AVRIL 1999 |
VERGADERINGEN VAN DINSDAG 27 APRIL 1999 |
Discussion générale
Discussion des articles
(Article 61 du Règlement)
De voorzitter. We vatten de bespreking aan van het wetsontwerp.
Nous abordons l'examen du projet de loi.
Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-419/25 van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)
Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-419/25 de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat. Session 1998/1999.)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
De rapporteur, de heer D'Hooghe, verwijst naar zijn verslag.
Het woord is aan mevrouw Nelis.
Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD). Mijnheer de voorzitter, de eerste versie van dit wetsontwerp werd op 29 oktober 1998 in plenaire vergadering door de Senaat goedgekeurd. Na de behandeling in de Kamer kwam het terug naar de Senaat. De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat heeft zich gedurende maanden over dit wetsontwerp gebogen en heeft zeer degelijk legistiek werk geleverd.
Op 1 april werd het ontwerp door de Kamer opnieuw overgezonden aan de Senaat met 53 goedgekeurde amendementen. Sommigen van ons vroegen zich af of dit een aprilgrap was. Helaas was dit niet het geval.
De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft het ontwerp op 20 april opnieuw op de speeltafel gelegd teneinde de amendementen van de Kamer te onderzoeken. De vergadering van deze commissie kan in zekere zin buitengewoon worden genoemd, want zelfs de meerderheid, die het aanvankelijk eens was met het ontwerp, diende bij monde van de heer Weyts zes nieuwe amendementen in. De VLD diende vier amendementen in en de PRL drie.
De amendementen hadden grotendeels betrekking op de gewijzigde artikelen omdat het de bedoeling was terug te keren naar de initiële tekst van de Senaat.
De VLD heeft de amendementen van de heer Weyts goedgekeurd, maar heeft ook eigen amendementen ingediend. Ik zal de goedkeuring van deze amendementen uitvoerig motiveren. Het was onze bedoeling de tekst van de Senaat te « herstellen ». Het wetsontwerp zoals het door de Kamer werd geamendeerd, was vatbaar voor verbetering en moest op een aantal punten worden gewijzigd. Artikel 8, zoals geamendeerd door de Kamer, bepaalt dat de speler gemiddeld niet meer dan 500 frank verlies per uur mag lijden. De VLD geeft nog steeds de voorkeur aan de tekst van de Senaat, die bepaalt dat het aan de Koning toekomt het maximumbedrag vast te leggen dat de speler mag verliezen. Het voorgestelde bedrag van 500 frank is overigens te laag, rekening houdend met de bedragen in de omringende landen. Om die reden steunen we het amendement van de heer Weyts, die een maximumbedrag van 1 000 frank voorstelt. Ik herhaal dat we de voorkeur blijven geven aan een koninklijk besluit. We vrezen immers dat de beperking van het maximumbedrag tot 500 frank de sector zal wurgen omdat de concurrentiestrijd met de kansspelinrichtingen in de ons omringende landen zeer groot is. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat men dit wetsontwerp eigenlijk wil afbreken met de bedoeling de sector ten gronde te richten. De minister heeft in de commissie verklaard dat hij een voorstander is van de eerste tekst, die bepaalt dat het maximumbedrag wordt vastgelegd in een koninklijk besluit. Bij de bespreking in de Kamer is gebleken dat het bepalen van het maximumbedrag een zeer technische en complexe materie is. De regering wenst hiervoor een beroep te doen op de kansspelcommissie en op een groep deskundigen.
Voorts waren we van oordeel dat de wijzigingen die door de Kamer werden aangebracht aan artikel 11, geen enkele zin hebben. De Kamer keurde immers een bepaling goed waardoor leden of plaatsvervangende leden van de kansspelcommissie geen familieleden of verwanten tot de vierde graad mogen hebben die belang hebben of belang hebben gehad in de exploitatie van een kansspelinrichting. We vinden deze restrictie uiteraard belachelijk. Ze zou immers tot gevolg kunnen hebben dat op een bepaald ogenblik niemand meer in aanmerking komt om te worden benoemd in deze kansspelcommissie. In haar pogingen om de onafhankelijkheid van de leden van deze commissie te waarborgen heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het probleem met een zeker fundamentalisme benaderd. De bepalingen met betrekking tot de familieleden in de vierde graad grenzen werkelijk aan het absurde en zouden ons inziens moeten worden geschrapt.
Ook op artikel 25 in verband met het vergunningstelsel van de kansspelinrichtingen, hebben we een amendement ingediend. Het strekt ertoe de exploitatie van kansspelen in een inrichting klasse III toe te staan aan vergunninghouders klasse E. Klasse III omvat de drankgelegenheden en klasse E heeft betrekking op de vergunningen voor de verkoop, verhuur, leasing, levering, uitvoer en productie van kansspelen.
De tekst van de Kamer roept echter een situatie in het leven waarbij de herbergier die zijn eigen kansspelen uitbaat, geen vergunning meer nodig heeft. De wet heeft toch tot de bedoeling de controle op de kansspelen op een adequate manier te organiseren. De controle heeft toch niet tot doel te weten wie de exploitant is of wie de eigenaar is.
De artikelen 43 en 53 met betrekking tot de vergunninghouders C en E voorzien in een passend informaticasysteem. De installatie van een dergelijk systeem bij de 10 000 potentiële kansspelinrichtingen klasse III zal evenwel nooit de efficiëntie evenaren van een soortgelijk systeem bij de 300 vergunninghouders die instaan voor de productie, de invoer en de uitvoer. Dit wetsontwerp lijkt dus verre van neutraal en heeft blijkbaar de bedoeling de sector te treffen. Als de overheid de sector echt wil treffen, dan kan ze beter meteen klare wijn schenken en publiekelijk verklaren dat kansspelen in ons land ongewenst zijn in plaats van aan te sturen op hun afschaffing door het opleggen van zogezegd objectieve criteria.
Ook artikel 29 doet problemen rijzen. De Kamer had een bepaling geschrapt in verband met de lokalisatie van de kansspelinrichtingen klasse I, met name de casino's. Met toepassing van dit wetsontwerp wordt hun vestigingsplaats voor eeuwig vastgelegd. Bij sluiting van een kansspelinrichting klasse I, zou deze toch eventueel naar een andere gemeente van hetzelfde gewest moeten kunnen verhuizen. De vergunning zou voor een andere gemeente geldig moeten kunnen worden verklaard, uiteraard nadat terzake het advies van de kansspelcommissie is ingewonnen. Een dergelijke bepaling werd destijds eenparig door de Senaat aangenomen. Vandaag luidt er ineens een andere klok. Ik kan alleen maar vaststellen dat bepaalde belangengroepen, en vooral dan bepaalde gemeenten, zeer goed lobbywerk hebben geleverd om deze bepaling te doen schrappen.
Ook de oorspronkelijke, door de Senaat goedgekeurde tekst van artikel 34 betreffende de kansspelinrichtingen van klasse II of de speelautomatenhallen, draagt onze voorkeur weg. De huidige tekst bevat voor de kandidaat-uitbaters en -investeerders een aantal onzekerheden op het gebied van de vrijheid van vestiging en handel. De beslissing om in deze een convenant af te sluiten behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de gemeente. Dit betekent dat de gemeente alleen kan beslissen en dat er tegen deze beslissing geen beroepsmogelijkheid bestaat.
Dit is voor ons onaanvaardbaar, gezien de manier waarop in ons land het gemeentebeleid tot stand komt. Naar onze mening moet steeds worden voorzien in een beroepsmogelijkheid tegen de beslissingen van de openbare sector. Wanneer een gemeente een convenant weigert of aan de uitbater voorwaarden oplegt die voor hem onaanvaardbaar zijn, moet de betrokkene hiertegen beroep kunnen aantekenen. We stellen voor terug te keren naar de initiële tekst van de Senaat, zodat de procedure minder afhankelijk is van de politieke samenstelling van de gemeenteraad.
De wijzigingen die de Kamer in artikel 62 heeft aangebracht, zijn ronduit belachelijk. Hoe kunnen we de bevolking ervan overtuigen dat de exploitant van een drankgelegenheid een register moet bijhouden van personen die willen gebruik maken van een spelautomaat? Dit is volkomen absurd. De kamerleden die zoiets hebben goedgekeurd, wisten niet wat ze stemden. Waarschijnlijk hebben ze de tekst niet goed gelezen en deden sommige commissieleden in de Senaat dat al evenmin.
We hebben het amendement op artikel 71 van de heer Weyts betreffende de zakelijke waarborg die vergunninghouders dienen te storten, goedgekeurd. Het is inderdaad redelijk dat hiervoor een plafond wordt vastgesteld.
De VLD-fractie zal zich bij de eindstemming onthouden. We kunnen ons niet scharen achter een aantal soms ronduit absurde wijzigingen die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werden aangebracht. In de commissie hebben we hierover onze teleurstelling geuit. De voorzitter van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, de heer Hatry, gaf zelf toe dat deze tekst talrijke tekortkomingen vertoont en dat deze moest worden gecorrigeerd. Er is een voorstel gedaan om een nieuw wetsvoorstel in te dienen dat rekening houdt met de amendementen. Maar dat was tevergeefs. Het tijdstip van de zittingsperiode noopt de Senaat tot deze overhaaste werkwijze. De VLD-fractie kan niet akkoord gaan met dit krakkemikkig legistiek werk en zal zich dan ook bij de stemming over het geheel onthouden.
M. le président. La parole est à M. Hatry.
M. Hatry (PRL-FDF). Monsieur le président, cette étape est l'aboutissement d'un travail de longue haleine qui a trouvé son origine au Sénat dans une proposition de loi déposée par notre collègue M. Weyts, proposition sur laquelle il avait beaucoup travaillé et sur laquelle s'est greffé ensuite un amendement gouvernemental qui en a recentré quelque peu les éléments.
Nous avons longuement travaillé sur ce projet et j'avoue regretter quelque peu l'absence du rapporteur. Ce projet méritait d'autant plus sa présence que certains aspects controversés ont été évoqués. Il eut été préférable que tous les courants de pensée puissent s'exprimer aujourd'hui.
Le projet initial était bon mais certainement pas parfait. Je voudrais soulever un point important. Dans notre version, nous avions indiqué notamment que pouvaient être soumis à licence d'importation ou d'exportation, les machines, les équipements, les « bandits manchots », comme on les appelle parfois, qui pouvaient être éventuellement produits dans d'autres pays de l'Union européenne ou en Belgique. Ils auraient donc dû faire l'objet d'une licence demandée au ministère des Affaires économiques. Je m'interroge encore aujourd'hui sur la faisabilité d'une telle mesure dans le cadre du marché unique de 1993. Le texte initial du Sénat n'était probablement pas parfait. La Chambre l'a corrigé; elle a introduit un certain nombre de modifications restrictives et moralisatrices comme, par exemple, l'interdiction des équipements qui permettent de perdre, en moyenne, plus de 500 francs à l'heure. Mme Nelis a aussi soulevé les problèmes qui résultent des conditions extrêmement restrictives auxquelles on soumet la nomination des membres de la commission. Je le répète, cette oeuvre n'est pas parfaite, même maintenant.
Je tiens à rappeler que l'origine de ce projet ne date nullement de 1995. En ma qualité de membre du gouvernement, en 1985, j'ai eu à connaître d'un projet du ministre de la Justice de l'époque qui a également cerché un équilibre entre les courants moralisateurs et restrictifs et la nécessité de ne pas se trouver continuellement dans l'illégalité. Les casinos sont très intéressants pour le ministre des Finances mais constituent, en principe, un coup de poing dans l'oeil du ministre de la Justice chaque fois qu'un utilisateur n'est pas frappé d'interdiction ou un exploitant arrêté.
Ce projet de loi n'est donc pas le résultat de quatre mais bien de quatorze ans de travail. Le projet de 1985 a été retiré par le ministre de la Justice. En effet, selon le Conseil d'État, il ne donnait pas satisfaction en ce qui concerne la durabilité des concessions accordées.
Pour ma part, je considère que nous sommes arrivés à un aboutissement qui incontestablement mérite de ne pas être perdu, comme cela aurait été le cas si notre commission des Finances et des Affaires économiques avait accepté certains des amendements proposés. Les uns étaient logiques pourquoi pas ? , d'autres étaient irrecevables. Mais quoi qu'il en soit, je me réjouis qu'en fin de compte, le projet soit sorti ne varietur de la commission. En effet, il faut qu'une loi mette enfin en oeuvre une régularisation sérieuse d'une pratique qui existe depuis 1903 et qui est globalement assez ridicule et profondément hypocrite. Au statu quo, je préfère une loi éventuellement perfectible par des propositions de loi ou un projet de loi correctif ultérieur.
Mais, avouons-le, par rapport à l'acquis du projet, les observations, certes respectables de Mme Nelis, ne constituent que des points mineurs facilement perfectibles. Si nous devions envoyer ce projet aux oubliettes, ce qui serait le cas si nous avions adopté des amendements en commission et que le Sénat nous suivait en séance plénière. Je préfère une loi quelque peu imparfaite, à pas de loi du tout.
Si le temps nous le permet cette semaine, je me suis engagé, avec des collègues d'autres groupes, à mettre sur pied une proposition de loi qui je ne me fais aucune illusion pourra, au maximum, être prise en considération jeudi, et ce à titre simplement symbolique. Je ferai appel à mes collègues des autres groupes qui soutiennent mon point de vue afin que soit apposé au moins une signature de leur groupe en plus de la nôtre pour que nous puissions démontrer notre volonté de conserver la loi telle qu'elle est, tout en ayant la volonté de corriger ses imperfections.
Ce point de vue est celui de mon groupe et également celui que j'ai essayé de défendre en ma qualité de président de la commission qui a eu à traiter ce projet durant de nombreuses années. Je le voterai avec plaisir et intérêt; il est absolument nécessaire que cette loi entre en vigueur le plus rapidement possible. (Applaudissements.)
M. le président. La parole est à Mme Willame.
Mme Willame-Boonen (PSC). Monsieur le président, mes prédécesseurs à cette tribune ont déjà exprimé une grande partie de ce que je désirais dire.
À la fin de la session parlementaire précédente, le Sénat adoptait un projet de loi relatif aux jeux de hasard après de longues et intéressantes discussions. Aujourd'hui, le texte qui est soumis à votre approbation est issu des débats tenus à la Chambre, qui ont mené à la modification de trente articles. Un grand nombre de ces modifications constituent, reconnaissons-le, une amélioration par rapport au texte que nous avions adopté. Par ailleurs, certaines de nos revendications n'ayant pas été retenues par la Chambre, ce texte ne peut nous satisfaire entièrement.
Cependant, par souci de réalisme et compte tenu des échéances législatives et de la dissolution prochaine des Chambres, il nous fallait choisir entre l'adoption d'un texte avec quelques imperfections, sur lesquelles Mme Nelis s'est longuement étendue, ou la modification du texte avec le risque que la Chambre n'adopte plus les nouveaux amendements du Sénat et qu'il n'y ait pas de loi pour encadrer les jeux de hasard et assumer la protection des joueurs.
Notre groupe a donc estimé qu'il était plus sage d'accepter le projet de loi tel qu'il nous a été transmis par la Chambre. La commission des Finances et des Affaires économiques s'est d'ailleurs ralliée à notre position, et ce par neuf voix contre quatre abstentions.
Un texte de loi bien qu'imparfait était et reste, selon nous, préférable à un vide juridique et cela pour deux raisons essentielles.
D'une part, compte tenu du cadre réglementaire actuel inexistant ou en tout cas dépassé par l'évolution technologique en matière de jeux de hasard, une nouvelle base légale était indispensable afin de permettre un contrôle et une répression des actes illicites, qui sont légion dans certains milieux du jeu, mais également de permettre une meilleure protection des joueurs dépendants, qui représentent plus de 80 000 personnes en Belgique, dont 20 000 cas plus que sérieux.
D'autre part, laisser mourir ce texte équivalait à mettre au panier un travail de fond et de longue haleine que la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat a mené pendant plus de deux ans, ce que nous ne pouvions accepter.
Cependant, nous devons reconnaître que dans sa version actuelle, le texte aurait pu être revu et amélioré sur plusieurs points. Je les cite rapidement, Mme Nelis les ayant longuement commentés.
Premièrement, le lieu d'implantation en cas de fermeture d'un casino existant. Mme Nelis appréciera à quel point je me suis sacrifiée; en effet, j'avais déposé moi-même cet amendement lors de la première analyse au Sénat.
Deuxième imperfection : le montant de la perte maximale que peut subir un joueur ou un parieur dans les luna-parks et les débits de boisson avait été fixé par la Chambre de façon très morale, à 500 francs par heure.
Troisièmement, l'interdiction du cumul de la licence de classe C et E pour les cafetiers propriétaires de leurs jeux de hasard.
Enfin, d'autres problèmes ont été révélés en commission qui ne pouvaient plus faire l'objet de modifications pour les raisons de procédure que je viens d'évoquer.
Conscients, dès lors, que le texte que nous allons voter n'est pas parfait mais la perfection existe-t-elle ? , mon groupe s'engage à prendre les mesures adéquates afin qu'il puisse être revu le plus rapidement possible. (Applaudissements.)
M. le président. Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles auxquels des amendements ont été déposés.
Daar niemand meer het woord vraagt is de algemene bespreking gesloten. We gaan nu over tot de bespreking van de artikelen waarop amendementen werden ingediend.
L'article 11 est ainsi libellé :
Art. 11. Pour être nommé et rester membre de la commission, effectif ou suppléant, il faut :
1. être Belge;
2. jouir de ses droits civils et politiques et être d'une moralité irréprochable;
3. avoir l'âge de 35 ans accomplis;
4. avoir son domicile en Belgique;
5. ne pas exercer ou avoir exercé des fonctions dans un établissement de jeux de hasard ou ne pas avoir ou avoir eu un intérêt personnel, direct ou indirect pour soi ou pour un parent ou un allié jusqu'au 4e degré, quelle qu'en soit la nature, dans l'exploitation d'un tel établissement ou dans une autre activité à licence et visée par la présente loi;
6. ne pas être titulaire d'un mandat électif, que ce soit au niveau communal, provincial, régional ou fédéral;
7. exercer depuis 10 ans au moins, une fonction académique, juridique, administrative, économique ou sociale.
Dans les cinq années qui suivent la fin de leur mandat, les membres effectifs et suppléants de la commission ne peuvent exercer aucune fonction dans un établissement de jeux de hasard ou avoir un quelconque intérêt, direct ou indirect, quelle qu'en soit la nature, dans l'exploitation d'un tel établissement.
Dans les 5 années qui suivent la fin de leur mandat, les membres effectifs et suppléants ne peuvent exercer aucune fonction dans un établissement de jeux de hasard ou avoir un quelconque intérêt personnel, direct ou indirect pour soi ou par un parent ou un allié jusqu'au 4e degré, quelle qu'en soit la nature, dans l'exploitation d'un tel établissement ou dans une autre activité à licence et visée par la présente loi.
Art. 11. Om tot lid of plaatsvervangend lid van de commissie te worden benoemd en het te blijven, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen :
1. Belg zijn;
2. de burgerlijke en politieke rechten genieten en van goed zedelijk gedrag zijn;
3. de volle leeftijd van 35 jaar bereikt hebben;
4. zijn woonplaats in België hebben;
5. geen functie uitoefenen of hebben uitgeoefend in een kansspelinrichting of geen persoonlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben of hebben gehad voor zichzelf noch voor een familielid of een verwante tot in de vierde graad, in de exploitatie van een dergelijke inrichting of in een andere vergunningsplichtige activiteit die bedoeld is in deze wet;
6. geen titularis zijn van een verkozen mandaat op gemeentelijk, provinciaal, regionaal of federaal vlak;
7. gedurende ten minste tien jaar een academisch, juridisch, administratief, economisch of sociaal ambt uitoefenen.
De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie mogen gedurende een termijn van vijf jaar na beëindiging van hun mandaat geen functie uitoefenen in een kansspelinrichting of enig rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben in de exploitatie van dergelijke inrichting.
De werkende en plaatsvervangde leden mogen gedurende een termijn van vijf jaar na de beëindiging van hun mandaat geen functie uitoefenen in een kansspelinrichting of enig persoonlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben voor zichzelf noch voor een familielid of een verwant tot in de vierde graad in de exploitatie van een dergelijke inrichting of in een andere vergunningsplichtige activiteit die bedoeld is in deze wet.
De heer Coene c.s. stelt volgend amendement voor :
« Het laatste lid van dit artikel schrappen. »
« Supprimer le dernier alinéa de cet article. »
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
L'article 25 est ainsi libellé :
Chapitre III. Des licences
Art. 25. Il existe cinq classes de licences :
1. la licence de classe A permet, pour des périodes de quinze ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe I ou casino;
2. la licence de classe B permet, pour des périodes de neuf ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe II ou salles de jeux automatiques;
3. la licence de classe C permet, pour des périodes de cinq ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, l'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe III ou débit de boissons;
4. la licence de classe D permet, aux conditions qu'elle détermine, à son titulaire d'exercer une activité professionnelle de nature quelconque dans un établissement de jeux de hasard de classe I ou II;
5. la licence de classe E permet, pour des périodes de dix ans renouvelables, aux conditions qu'elle détermine, la vente, la location, la location-financement, la fourniture, la mise à disposition, l'importation, l'exportation, la production, les services d'entretien, de réparation et d'équipement de jeux de hasard.
Hoofdstuk III. Vergunningen
Art. 25. Er bestaan vijf soorten vergunningen :
1. de vergunning klasse A staat voor hernieuwbare periodes van vijftien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse I of casino;
2. de vergunning klasse B staat voor hernieuwbare periodes van negen jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse II of speelautomatenhal;
3. de vergunning klasse C staat voor hernieuwbare periodes van vijf jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse III of drankgelegenheid;
4. de vergunning klasse D staat, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de houder ervan toe een beroepsactiviteit, van welke aard ook, uit te oefenen in een kansspelinrichting klasse I of II;
5. de vergunning klasse E staat voor hernieuwbare periodes van tien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer en de productie van kansspelen, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen toe.
De heer Coene c.s. stelt volgend amendement voor :
« Punt 5 van dit artikel aanvullen als volgt :
« Zij staat bovendien, voor een hernieuwbare periode van 10 jaar, de exploitatie van kansspelen toe in de kanspelinrichtingen klasse III. »
« Compléter le point 5 de cet article par la disposition suivante :
« Elle permet en outre l'exploitation de jeux de hasard dans les établissements de jeux de hasard de classe III pour une période de dix ans renouvelable. »
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
L'article 29 est ainsi libellé :
Art. 29. Le nombre total des établissements de jeux de hasard de classe I autorisés est limité à 9.
Un établissement de jeux de hasard de classe I ne peut être exploité que sur le territoire des communes de Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namur, Ostende, Spa ainsi que sur le territoire d'une des 19 communes de la Région de Bruxelles-Capitale. Après avis du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et sur la base des possibilités d'implantation et d'infrastructure ainsi que sur la base de l'impact social de l'implantation d'un établissement de jeux de hasard de classe I, le Roi désigne, par un arrêté délibéré en Conseil des ministres, la commune, parmi les communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui ont posé leur candidature par lettre recommandée à la poste adressée au ministre de la Justice dans les trois mois à compter de l'entrée en vigueur de la présente loi.
Un seul établissement de jeux de hasard de classe I peut être exploité par commune. à cette fin, chaque commune conclut une convention de concession avec le candidat exploitant.
Le Roi peut déterminer par arrêté délibéré en Conseil des ministres les conditions auxquelles doit répondre la convention de concession.
Art. 29. Het totaal aantal toegestane kansspelinrichtingen klasse I is beperkt tot 9.
Een kansspelinrichting klasse I kan slechts worden geëxploiteerd op het grondgebied van de gemeenten Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namen, Oostende, Spa en een van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Na advies van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, duidt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op basis van de vestigings- en infrastructuurmogelijkheden, alsook van de sociale impact van de vestiging van een kansspelinrichting klasse I, de gemeente aan tussen de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die zich daarvoor kandidaat hebben gesteld en dit bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de minister van Justitie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
Per gemeente kan slechts één kansspelinrichting klasse I worden geëxploiteerd. Daartoe zal elke gemeente een concessieovereenkomst afsluiten met een kandidaat-exploitant.
De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden bepalen waaraan de concessieovereenkomst dient te voldoen.
De heer Coene c.s. stelt volgend amendement voor :
« Dit artikel aanvullen als volgt :
« Bij sluiting van een kanspelinrichting klasse I, kan de Koning op advies van de commissie, bij een in Ministerraad overlegd besluit de toestemming verlenen om de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest. »
« Compléter cet article par la disposition suivante :
« En cas de fermeture d'un établissement de jeux de hasard de classe I, le Roi peut, sur l'avis de la commission, autoriser par un arrêté délibéré en Conseil des ministres, le transfert du siège d'exploitation de l'établissement dans une autre commune de la même région. »
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
L'article 34 est ainsi libellé :
Section II. Des établissements de jeux de hasard de classe II
ou salles de jeux automatiques
Art. 34. Les établissements de jeux de hasard de classe II sont des établissements dans lesquels sont exploités exclusivement les jeux de hasard autorisés par le Roi.
Le nombre total des établissements de jeux de hasard de classe II autorisés est limité à 180.
L'exploitation d'un établissement de jeux de hasard de classe II doit s'effectuer en vertu d'une convention à conclure entre la commune du lieu de l'établissement et l'exploitant. La décision de conclure une telle convention relève du pouvoir discrétionnaire de la commune. La convention détermine où l'établissement de jeux de hasard est établi ainsi que les modalités, jours et heures d'ouverture et de fermeture des établissements de jeux de hasard de classe II et qui exerce le contrôle de la commune.
Afdeling II. Kansspelinrichtingen klasse II
of speelautomatenhallen
Art. 34. De kansspelinrichtingen klasse II of speelautomatenhallen zijn inrichtingen waar uitsluitend de door de Koning toegestane kansspelen worden geëxploiteerd.
Er worden ten hoogste 180 kansspelinrichtingen klasse II toegestaan.
De uitbating van een kansspelinrichting klasse II moet geschieden krachtens een convenant dat voorafgaandelijk wordt gesloten tussen de gemeente van vestiging en de uitbater. De beslissing om een dergelijk convenant te sluiten, behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de gemeente. Het convenant bepaalt waar de kansspelinrichting wordt gevestigd alsook de nadere voorwaarden, de openings- en sluitingsuren, alsook de openings- en sluitingsdagen van de kansspelinrichtingen klasse II en wie het gemeentelijk toezicht waarneemt.
De heer Coene c.s. stelt volgend amendement voor :
« Het laatste lid vervangen als volgt :
« Er wordt een convenant afgesloten tussen de gemeente van vestiging en de uitbater van de kansspelinrichting klasse II. Dit convenant bepaalt waar automaten mogen worden opgesteld, wie toegang krijgt tot welk gedeelte van de automatenhal en wie het gemeentelijk toezicht waarneemt. »
« Remplacer le dernier alinéa comme suit :
« Une convention est conclue entre l'établissement de jeux de hasard de classe II et la commune du lieu de l'établissement. La convention détermine où l'exploitant peut installer les jeux automatiques, qui pourra accéder aux différentes parties de la salle de jeux automatiques et qui exerce le contrôle de la commune. »
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
Le vote sur l'amendement est réservé.
De aangehouden stemmingen en de stemming over het geheel van het wetsontwerp hebben later plaats.
Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu'au vote sur l'ensemble du projet de loi.