1-257 | 1-257 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 25 MARS 1999 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 25 MAART 1999 |
De voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw de Bethune.
Het woord is aan mevrouw de Bethune.
Mevrouw de Bethune (CVP). Mijnheer de voorzitter, in 1997 vond na een bloedige burgeroorlog in Congo-Brazzaville een machtswisseling plaats waarbij het vroegere staatshoofd, generaal Sassou-Nguesso opnieuw aan de macht kwam. De gevluchte president Lissouba kreeg politiek asiel in Groot-Brittannië en zijn premier Kollela kreeg een verblijfsvergunning in de Verenigde Staten. De onrust in Congo-Brazzaville bleef de voorbije maanden nog steeds zeer groot. In de kerstperiode vonden overigens hevige gevechten plaats.
Zowel de Britse kranten, The Mirror en The Observer , als sommige andere media maken melding van de activiteiten van voormalig president Lissouba, die bezig zou zijn met het voorbereiden van een coup om opnieuw aan de macht te komen. Daartoe zou hij in London verschillende vergaderingen hebben belegd met Britse, Amerikaanse, Zuid-Afrikaanse en Belgische zakenlui. In een artikel in The Mirror van 8 maart 1999 geeft een Britse zakenman toe dat hij zijn kantoren voor deze vergadering ter beschikking heeft gesteld, zelf aan een vergadering heeft deelgenomen en bereid werd gevonden om te voorzien in de bewapening van 1 000 huurlingen en in de financiering van de operatie om het huidige regime onder druk te zetten om zijn industriële en commerciële contracten na te leven. Zodra hij echter had begrepen dat er sprake was van een echte militaire operatie met onvermijdelijk bloedvergieten tot gevolg, zou hij de onderhandelingen hebben verlaten. Tot zover dit kranteartikel, dat ik zo dadelijk aan de minister zal bezorgen.
Ik laat deze informatie uiteraard voor rekening van de betrokken krant, aangezien ik niet beschik over de vereiste middelen om de betrouwbaarheid ervan na te trekken. Toch lijkt ze me voldoende verontrustend om er een vraag om uitleg over te stellen.
In dezelfde krant en op dezelfde dag wordt overigens een kopie gepubliceerd van een brief van voormalig president Lissouba aan de zaakvoerder van een Brusselse firma. Ik zal de betrokkene en zijn bedrijf in Sint-Gillis niet bij name noemen, maar eenieder kan ze in The Mirror terugvinden. In die brief gelast de gewezen president de zaakvoerder en geeft hij hem de bevoegdheid om en zo pompeus wordt het verwoord de democratie in Congo-Brazzaville te herstellen en de nodige maatregelen te nemen om de grenzen te beschermen. De krant publiceert ook een lijst van zes pagina's met een gedetailleerde opsomming van oorlogsmateriaal ter waarde van 40 miljoen pond, waaronder napalm, blindmakende lasers, en dergelijke meer, die door de voornoemde Brusselse firma moeten worden aangekocht. Het is de bedoeling een contingent van 2 000 huurlingen te bewapenen voor het plegen van een staatsgreep. Daarom de volgende vragen.
Ten eerste, heeft de minister kennis van deze mediainformatie en van de eventuele betrokkenheid van een Belgische onderneming bij de voorbereiding van een mogelijke militaire coup in Congo-Brazzaville? Zo ja, werd of wordt dit onderzocht door de bevoegde diensten?
Ten tweede, in welke mate kan de Belgische overheid optreden wanneer een Belgisch bedrijf of onderdaan betrokken zou zijn bij de voorbereiding en/of de uitvoering van een militaire staatsgreep ? Zijn deze feiten, indien bewezen, strafbaar? Ik vermoed van wel en verwijs hierbij naar de huurlingenwet van 1979. Werd er in het kader van deze wet reeds gerechtelijk opgetreden ?
Ten derde, rekening houdend met het exportverbod van wapens naar Congo-Brazzaville, is het des te opmerkelijker dat een bedrijf wapens kan aankopen en verzenden naar het betrokken land. Kan de minister formeel bevestigen of zulk exportverbod naar Congo-Brazzaville bestaat? Zo ja, welke zijn de mogelijke maatregelen die kunnen worden genomen jegens een bedrijf dat zonder exportvergunning wapens uitvoert?
Ten vierde, in de marge hiervan wens ik de stand van zaken te kennen van het dossier met betrekking tot de VN-conventie over huurlingen. Naar aanleiding van een schriftelijke vraag van collega Boutmans aan de minister van Buitenlandse Zaken verklaarde deze, dat de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken in 1990 de conventie voor onderzoek en advies had overgemaakt aan de minister van Justitie. Hoever staat het met de redactie van het voorontwerp van de goedkeuringswet betreffende de VN-conventie? Waarom duurt deze redactie reeds negen jaar ? Is de aanpassing van de interne wetgeving noodzakelijk om de implementatie van deze conventie mogelijk te maken ? Welke zijn de wetsartikelen die eventueel moeten worden aangepast ? Hopelijk kunnen we na al deze jaren de conventie ratificeren.
De voorzitter. Het woord is aan de minister Van Parys.
De heer Van Parys, minister van Justitie. Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat Belgische firma's betrokken zijn bij de voorbereiding van een staatsgreep in Congo-Brazzaville.
Ten tweede, de beschreven feiten kunnen aanleiding geven tot zeer verschillende strafrechtelijke kwalificaties, bijvoorbeeld inbreuken op de wetgeving aangaande wapens en wapenhandel en inbreuken op de zogenaamde huurlingenwet van 1979, waarbij er zich handelingen op of buiten het grondgebied kunnen afspelen. Wanneer misdrijven worden gepleegd op Belgisch grondgebied, zijn de Belgische gerechtlijke autoriteiten bevoegd om de vermoedelijke daders te vervolgen. Worden de misdrijven in het buitenland gepleegd, dan is de algemene regel van toepassing dat misdrijven en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd, in België strafbaar zijn op voorwaarde dat ze eveneens strafbaar zijn op de plaats waar ze werden gepleegd. Ik verwijs naar artikel 7 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering. Aan een vervolging kunnen in een dergelijk geval soms nog voorwaarden worden gekoppeld, zoals een officieel bericht van de vreemde overheid. Het hangt af van de concrete kwalificatie van de feiten of dit laatste al of niet als voorwaarde wordt gesteld.
Ten derde is er geen formeel embargo op de uitvoer van militair materieel. Een aanvraag voor een uitvoervergunning van militair materieel naar Congo-Brazzaville zou echter op basis van de criteria vervat in artikel 4 van de wet van 5 augustus 1991 op de in-, uit- en doorvoer van wapens en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel, natuurlijk weinig kans maken om goedgekeurd te worden. De afgelopen vijf jaar werden er trouwens geen aanvragen voor militair materieel in de strikte zin van het woord ingediend. Wel waren er in 1997 enkele aanvragen voor tweedehandsvoertuigen afkomstig uit legerstocks, maar met een civiele eindbestemming. De uitvoering van het militair materieel zonder uitvoervergunning wordt gestraft volgens de bepalingen van artikel 10 van de voormelde wet van 5 augustus 1991.
Ten vierde heb ik op 11 december 1998 een volledig dossier met een ontwerp van instemmingswet en een memorie van toelichting aan mijn collega van Buitenlandse Zaken overgemaakt. Over de noodzaak om het Belgisch recht in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de conventie, werd een nota opgesteld. Deze nota besluit dat een wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering nodig zal zijn om onze rechtsmachtregels in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de conventie. Daarnaast is het noodzakelijk de wet van 1 augustus 1979 betreffende diensten bij een vreemde leger- of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevindt, op een aantal punten te wijzigen.
De voorzitter. Het woord is aan mevrouw de Bethune.
Mevrouw de Bethune (CVP). Mijnheer de voorzitter, eerst wil ik graag even ingaan op het antwoord op mijn vierde vraag. Het verheugt mij dat na al die jaren het dossier ten minste door de diensten van de minister van Justitie werd afgerond. Ik hoop dan ook dat we vrij snel tot ratificatie van deze conventie kunnen overgaan. Vele landen in de wereld en in het bijzonder de regio van de Grote Meren worden vandaag geteisterd door het ingrijpen van huurlingen. We hebben wel een huurlingenwet, maar het is toch van groot belang dat we de internationale conventie ratificeren en internationaal ervoor blijven ijveren dat ook in andere landen, paal en perk wordt gesteld aan het optreden van huurlingengroepen.
Het verbaast mij een beetje dat de minister geen weet heeft van het concrete dossier dat ik heb gesignaleerd, omdat het niet enkel in de Britse pers, maar ook in het Britse en Europees Parlement ter sprake kwam.
De heer Van Parys, minister van Justitie. Ik heb wel degelijk weet van het dossier, maar de gegevens die in de media zijn verschenen en waarover ik uiteraard ook beschik, heb ik laten toetsen. Daaruit bleek dat er tot op heden geen aanwijzingen zijn dat Belgische firma's bij die zaak betrokken zijn.
Mevrouw de Bethune (CVP). U hebt de zaak dus laten onderzoeken.
De heer Van Parys, minister van Justitie. Dit is gebeurd door de diensten die ik daarvoor heb geconsulteerd. Deze toetsing gebeurde uiteraard op basis van de gegevens waarover ik vandaag beschik. De conclusie is dat er geen aanwijzingen zijn dat Belgische firma's betrokken zijn. We moeten afwachten of er in de toekomst aanleiding is tot andere conclusies.
Mevrouw de Bethune (CVP). Het dossier was aan de orde in het Brits Parlement en het wordt ook behandeld in het Europees Parlement. Ik weet niet wat op administratief of gerechtelijk vlak in andere landen gebeurt, maar ik dring erop aan dat de minister opdracht geeft tot een gerechtelijk onderzoek. Het is immers niet de eerste keer dat Belgische firma's in opspraak komen. De voorbije twee jaar heeft niet alleen de Britse, maar de hele internationale pers aan het licht gebracht dat Belgische onderdanen of firma's in de rand van de illegale wapenhandel en huurlingenoperaties opereren in de regio van de grote meren, waaronder ook in Congo-Brazzaville. Ik ben zeer ongerust, want dat kan erop wijzen dat er ook vanuit, België mensen op een nieuwe burgeroorlog in die regio van de wereld aansturen. Ik dring er dus nogmaals op aan dat de minister de opdracht geeft dat verder te onderzoeken.
Ik heb nog een aanvullende vraag die misschien later kan worden beantwoord. In welke mate wordt in de praktijk gebruikt gemaakt van onze huurlingenwet ? Zijn er veroordelingen geweest op basis van de Belgische huurlingenwet ? Twee jaar geleden was er, bij de val van het Mobuturegime, sprake van de inzet van Belgische huurlingen. Personen die erbij betrokken waren, werden in de internationale pers bij naam genoemd. Was er een onderzoek ? Zijn die zaken in rechte behandeld ? Het volstaat niet een wet te hebben, het is belangrijk of er een onderzoek gebeurt en er eventueel wordt vervolgd op basis van het wettelijk kader.
De heer Van Parys, minister van Justitie Mijnheer de voorzitter, als mevrouw de Bethune over concrete gegevens beschikt, ben ik bereid ze mede te delen aan de bevoegde autoriteiten en ze te laten onderzoeken. Ik zal de nodige informatie bezorgen in verband met de praktijk op de Belgische huurlingenwet.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Dames en heren, onze agenda voor vanochtend is afgewerkt.
Notre ordre du jour de ce matin est ainsi épuisé.
De Senaat vergadert opnieuw deze namiddag om 15 uur.
Le Sénat se réunira cet après-midi à 15 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 12.35 uur.)
(La séance est levée à 12 h 35.)