Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-94

ZITTING 1998-1999

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiën

Vraag nr. 1434 van de heer Goovaerts d.d. 10 november 1998 (N.) :
Fiscale categorie « bedrijfsleider ». ­ Implicaties voor artsen.

Bij koninklijk besluit van 20 december 1996 (Belgisch Staatsblad van 31 december 1996) werden de fiscale categorieën van bestuurder en werkend vennoot afgeschaft en werd de nieuwe categorie van bedrijfsleider ingevoerd. Deze categorie werd verder onderverdeeld in twee subcategorieën en voor het eerst opgenomen in de aangifte van aanslagjaar 1998.

De eerste subcategorie betreft bedrijfsleiders die « wegens de uitoefening van een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies bezoldigingen ontvangen » van een vennootschap (artikel 32, 1º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992). De tweede subcategorie betreft bedrijfsleiders die « in een vennootschap een werkzaamheid of een leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard, uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst » (artikel 32, 2º, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992).

Volgens een bepaalde interpretatie konden de vergoedingen die door een artsenvennootschap aan een arts werden betaald niet als bezoldigingen van een bedrijfsleider van de eerste subcategorie worden beschouwd. Dit volgde uit de deontologische regel die artsen verbood een bezoldiging te ontvangen voor een bestuurdersmandaat (parlementaire vragen, Kamer, 27 mei 1998, C 582, blz. 6-7).

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft onlangs beslist het verbod op het bezoldigd uitoefenen van een bestuurdersmandaat in een artsenvennootschap uit de beroepscode te schrappen. Dit sluit echter niet uit dat de statuten van de vennootschap nog steeds kunnen bepalen dat het bestuurdersmandaat onbezoldigd is.

Hierbij dringen zich de volgende vragen op :

1. Betekent deze nieuwe wending dat artsen voortaan wel kunnen worden beschouwd als bedrijfsleiders van de eerste subcategorie voor zover hun mandaat in de vennootschap bezoldigd is ?

2. a) Kunnen artsen die, als natuurlijke persoon, buiten enige band van ondergeschiktheid, in een vennootschap hun beroepswerkzaamheden uitoefenen, worden beschouwd als bedrijfsleiders van de tweede subcategorie ?

b) Kunnen in het bijzonder de vergoedingen die door een professionele artsenvennootschap worden betaald aan de arts voor de prestaties die de arts voor deze vennootschap heeft verricht, worden beschouwd als vergoedingen voor een werkzaamheid of leidende functie van dagelijks bestuur enerzijds of van commerciële, technische of financiële aard anderzijds, en dit in de zin van artikel 32, 2º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ?

3. In de hypothese dat artsen bedrijfsleiders kunnen zijn zoals hiervoor onder 1 of 2 beschreven, bestaat dan de mogelijkheid dat een deel van de vergoedingen door de vennootschap aan de arts betaald, beschouwd worden als bezoldigingen van bedrijfsleiders en een ander deel als baten van de arts ?

4. In de hypothese dat een deel van de vergoedingen door de vennootschap aan de arts betaald, beschouwd kan worden als « bezoldigingen van bedrijfsleider » en een ander deel als « baten » van de arts, hoe kan dan een deel van de baten worden toegekend aan de meehelpende echtgenoot ?

Antwoord : De vragen van het geachte lid hebben betrekking op het antwoord van mijn voorganger op de mondelinge vraag van 27 mei 1998 van volksvertegenwoordiger Cornet (Beknopt Verslag , Kamer, 1997-1998, COM 27 mei 1998, C 582-4), waarin wordt gesteld dat het attractiebeginsel wegens de uitoefening van een mandaat van bestuurder of zaakvoerder voor de toepassing van artikel 32 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 1996 houdende diverse fiscale maatregelen, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2º en 3º, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, wordt geschrapt.

Terzake kan ik u mededelen dat de Ministerraad een wetsontwerp heeft goedgekeurd om het zogenaamde attractiebeginsel zoals het vóór het aanslagjaar 1998 bestond bij voortduur op de bezoldigingen van bedrijfsleiders toe te passen.

Dat wetsontwerp houdt in dat alle sommen en voordelen die door de vennootschap aan de bestuurders, zaakvoerders, vereffenaars en zij die gelijksoortige functies uitoefenen worden betaald of toegekend, belastbaar zijn als bezoldigingen van bedrijfsleiders, zelfs indien die sommen en voordelen andere werkzaamheden (bijvoorbeeld als arts) bezoldigen en dit ongeacht of die werkzaamheid al dan niet binnen het kader van een arbeidsovereenkomst wordt verricht.

Het ontwerp van wet strekt ertoe het voormelde artikel 32 WIB 92 in die zin te verduidelijken.