1-239 | 1-239 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 21 JANVIER 1999 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 21 JANUARI 1999 |
De voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Hostekint.
Ik stel voor de vraag om uitleg van de heer Ceder eraan toe te voegen.
Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, vorige week bracht de minister van Buitenlandse Zaken een vierdaags officieel bezoek aan Cuba. Dit bezoek kan als historisch worden bestempeld. Sinds de revolutie van 1995 legde hij immers als eerste federale minister officiële contacten met Cuba. Over dit bezoek is reeds veel inkt gevloeid. Ook op de televisie is er veel over gesproken. De minister was zelfs te gast in een populair programma. Op die manier slaagt men erin de hele bevolking te sensibiliseren voor de Cubaanse problematiek.
Ik moet toegeven dat ik als socialist en als mens altijd een zwak heb gehad voor Cuba en Castro. Dit kleine eilandje met zijn 11 miljoen inwoners, in die zin kan het enigszins worden vergeleken met België, wordt al veertig jaar lang in een wurggreep gehouden door de Verenigde Staten, een kapitalistische wereldmogendheid die als enige bedoeling heeft Cuba op de knieën te krijgen om het opnieuw te kunnen inpalmen, met alle gevolgen van dien voor de gewone bevolking.
Hoewel ik niet blind ben voor de problematiek van de mensenrechten, heb ik als bewijs van mijn engagement in deze ongelijke strijd in 1996 samen met mevrouw Sémer in de Senaat een voorstel van resolutie ingediend ter veroordeling van het embargo tegen Cuba en van de wet-Helms-Burton. Deze resolutie werd op 8 juli 1997 door de plenaire vergadering van de Senaat unaniem aangenomen.
Door het bezoek van de minister aan Cuba en de standpunten die hij in de Europese Unie en in de internationale gemeenschap heeft ingenomen, is hij in ruime mate tegemoetgekomen aan de aanbevelingen van deze resolutie. Het is eerder uitzonderlijk dat een minister rekening houdt met een resolutie die door het Parlement werd aangenomen.
Dit bezoek moet in de eerste plaats worden beschouwd als een signaal aan het adres van Washington dat België in navolging van een aantal andere landen, het zijn er niet veel, geen heil meer ziet in de immorele Amerikaanse politiek van isolering en boycot van Cuba. Ik ben ervan overtuigd dat België als klein land een voorbeeldfunctie kan vervullen om andere landen ertoe te bewegen hun relaties met Cuba te normaliseren.
Naar aanleiding van dit bezoek kreeg ik graag een antwoord op een aantal vragen die betrekking hebben op de relaties tussen de Verenigde Staten en Cuba, op de houding van de Europese Unie tegenover Cuba en op de concrete resultaten van dit bezoek voor Cuba en voor ons land.
Er kan inderdaad niet worden ontkend dat er zich in het voorbije jaar een zichtbare, zij het voorzichtige, verbetering heeft afgetekend in de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Cuba. Het Amerikaanse embargo blijft weliswaar onverkort van toepassing, maar de Clinton-administratie is kennelijk overgeschakeld naar een politiek van humanitaire versoepeling. Reeds in maart van vorig jaar werden in dit verband een reeks maatregelen van kracht, zoals het herstel van bepaalde rechtstreekse vluchten tussen de Verenigde Staten en Havana, de versoepeling en versnelling van procedures om voedsel en medicijnen te verkopen, of het voorzien in meer mogelijkheden om geld naar Cuba te transfereren. Sommige van die maatregelen werden begin dit jaar nog verruimd.
Hoe wordt deze zogenaamde versoepeling van de Amerikaanse houding beoordeeld in Cuba ? Is de minister van mening dat de politiek van constructieve betrokkenheid die de Verenigde Staten nu ten aanzien van China voeren, tot Cuba kan worden uitgebreid ?
Verder wil ik even ingaan op de houding van de Europese Unie tegenover Cuba. De onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de extra-territoriale wet-Helms-Burton draaiden in mei vorig jaar uit op een voor de Europese Unie vernederende ondertekening van een akkoord in Birmingham. Niet alleen heeft de Europese Unie tijdens de onderhandelingen hierover een uitermate zwakke houding aangenomen, een aantal EU-partners, waaronder Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië, hebben zich ook nog economisch door de Verenigde Staten laten chanteren.
De minister heeft het akkoord van Birmingham altijd betwist en hij heeft het embargo en de wet-Helms-Burton tijdens zijn bezoek openlijk veroordeeld.
Graag had ik van de minister vernomen hoe hij de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Cuba en de Europese Unie ziet. Zoals bekend wordt de houding van de Europese Unie nog steeds bepaald door het gemeenschappelijk standpunt van 2 december 1996, dat om de zes maanden opnieuw wordt bekeken. In de Europese benadering staat de zogenaamde conditionaliteit centraal, dit wil zeggen dat een ruimere samenwerking afhankelijk wordt gemaakt van verbeteringen op het vlak van de mensenrechten en van de politieke vrijheden. Hoe positioneert België zich in dit gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie ?
Ten slotte wil ik nog enkele vragen stellen over de concrete resultaten van het ministerieel bezoek voor Cuba en voor ons land.
Een van de meest opmerkelijke televisiebeelden die ons vorige week bereikten, waren de hartelijke ontvangst door Fidel Castro en de symbolische overhandiging van een zilveren euro. Toch geloof ik dat hier niet alleen symboliek speelde, want Cuba heeft begin januari aangekondigd zijn economie op de nieuwe Europese munt te willen orienteren.
Cuba heeft in België een schuld van 6 miljard Belgische frank uitstaan. Welke regeling werd getroffen met betrekking tot deze schuld ? Welke inhoud ligt vervat in de akkoorden inzake juridische, gerechtelijke en economische samenwerking, die de minister heeft gesloten met zijn Cubaanse ambtsgenoot, Roberto Robaina ?
De voorzitter. Het woord is aan de heer Ceder.
De heer Ceder (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, de minister van Buitenlandse Zaken heeft een officieel bezoek gebracht aan Cuba. Volgens de televisiebeelden ging het er gezellig aan toe. Fidel Castro maakte er een mediashow van en sleurde een niet-onwillige minister van Buitenlandse Zaken mee in het feest.
Wat was de eigenlijke reden voor dit bezoek ? Welk belang hadden we bij dit bezoek ? De handelsrelaties met Cuba, die zeer bescheiden zijn, zullen zeker niet het motief geweest zijn. Dat Fidel Castro er wel belang bij had was duidelijk. Hij poogt het isolement van zijn regime dat wordt georganiseerd door de Verenigde Staten, te doorbreken. Dat probeert hij vooral via Europa, de voornaamste bondgenoot van de Verenigde Staten. Een bezoek van een minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, kwam Fidel Castro dan ook zeer gelegen.
In een interview verschenen in La Libre Belgique van 12 januari verklaarde de minister dat er in België een onmiskenbare stroming van sympathie voor Cuba bestaat. Ik kan dat niet ontkennen. Ze bestaat vooral bij de media en bij een aantal progressieve intellectuelen, het soort mensen dat vroeger een poster van Che Guevara op zijn kamer hing. Naar aanleiding van de aanhouding van Pinochet kregen we reportage na reportage het relaas te horen over de gruwelen van zijn regime. Maar ik wacht nog altijd op de eerste VRT-uitzending die een grondige en kritische analyse maakt van het regime van Castro. Het is nooit anders geweest : rechtse en linkse dictators werden in de media altijd al verschillend behandeld.
Laat ons het curriculum vitae van het regime Castro overlopen. In 1959 wierp Castro het regime van Batista omver. De eerste jaren van zijn regime werden gekenmerkt door de terechtstelling van meer dan duizend zogenaamde « contra-revolutionairen » en het opruimen van vroegere medestrijders die zich hadden verzet tegen de almacht van Castro. Het waren mensen als Huber Matos, Humberto Sori Marin en Pedro Luis Boitel. Deze laatste was bij verkiezingen tegenkandidaat van een man van het regime. Hij werd opgesloten, gefolterd en mishandeld. Daarna liet men hem creperen bij gebrek aan medische behandeling. Castro organiseerde ook onmiddellijk een geheime dienst, de Direccion General de Contra-Intelligencia, bijgenaamd de « Rode Gestapo ». Vooral de Direccion 5 van deze dienst was gespecialiseerd in het opruimen van opposanten, zelfs in het buitenland, zoals de Castro-opposanten Elias de la Torriente en Aldo Vera.
De repressie vierde hoogtij in de jaren '60. Het aantal politieke gevangenen in die periode wordt geschat op 30 000. Tussen 7 000 en 10 000 mensen werden vermoord. Folteringen zowel van fysieke als van geestelijke aard, waren schering en inslag. Er bestonden ook speciale concentratiekampen voor homoseksuelen, katholieken, protestanten en getuigen van Jehova.
Politieke gevangenen werden samengebracht met misdadigers van gemeen recht. De gevangenissen van Pinar del Rio en Camagüey zijn in dat verband berucht. De cellen van deze gevangenissen werden tostadoras genoemd, letterlijk « broodroosters », omwille van de ondraaglijke hitte die er heerste zowel in de zomer als in de winter. Eerst waren de folteringen er van lichamelijke aard, sinds enkele jaren werd echter overgeschakeld op geestelijke folteringen, zoals slaapdeprivatie, een methode die in de Sovjet-Unie sedert de jaren '30 populair werd. Nog andere politieke gevangenen werden weken- of maandenlang opgesloten met verschillenden in één cel van een meter op een meter tachtig zonder dat deze ooit werd verlucht of schoongemaakt.
De meest beruchte gevangenis was La Cabana. Daar werden enkele vooraanstaande dissidenten, zoals Sorin en Carreras vermoord. Nog in 1982 werden er bijna 100 gevangenen gefusilleerd. Na het sluiten van deze instelling ging de vervolging voort in Boniato, waar men tientallen politieke gevangenen van honger heeft laten creperen.
Ik zal hier de verschillende Cubaanse gevangenissen niet verder opsommen, noch de mishandelingen die politieke gevangenen er moesten en nog steeds moeten ondergaan. In 1986 waren er tussen 12 000 en 15 000 politieke gevangenen en dan reken ik de 35 000 jongeren niet mee die dwangarbeid moesten verrichten in het kader van hun heropvoeding. Sinds 1959 hebben 100 000 Cubanen de binnenzijde van de kampen gezien en werden tussen 15 000 en 17 000 mensen vermoord. Is er intussen iets veranderd ? In 1994 verklaarde Castro nog dat « hij liever zou sterven dan de Revolutie op te geven ».
Tegen dit soort fanatisme en de hoogmoed van deze dictator, die elke voeling met de tijd heeft verloren, steekt het naïeve optimisme van de minister schril af. Aan de pers verklaarde hij dat hij een zeker respect heeft voor de verworvenheden van de Cubaanse revolutie, waarschijnlijk net zoals sommige mensen respect hebben voor de economische heropleving van Chili onder Pinochet. De minister verklaarde eveneens de zaken op progressieve manier te zien, want « we kunnen toch niet alles tegelijk willen ». Dat veronderstelt dat er in Cuba een aanzienlijke verbetering zichtbaar is.
Gustavo Arcos Bergnes, voorzitter van het Cubaans Comité voor mensenrechten, denkt er anders over. Vorige week verklaarde hij : « Men moet zich toch neerleggen bij wat evident is. Deze kameraadschappelijke houding helpt niet. Het is niet nieuw dat westerse leiders elkaar hier opvolgen. En wat zien we ? Er is nog steeds slechts één partij toegestaan. Elke vorm van interne oppositie wordt ongenadig onderdrukt. Castro heeft nog steeds alle macht op wetgevend, uitvoerend en rechterlijk vlak en op het gebied van de media. » Over de vrijlating van politieke gevangenen naar aanleiding van het pausbezoek denkt Arcos het volgende : « Dit is toch een grap. Degenen die zijn vrijgelaten waren aan het einde van hun straf. Ze leven nu in de marge van de maatschappij zonder werk of vooruitzichten. »
In Europa wordt graag het beeld opgehangen van Castro als een David die het tegen de Amerikaanse Goliath opneemt, van een Robin Hood die de sheriff van Nothingham het leven zuur maakt. Maar Castro is geen Robin Hood. Hij is nog steeds dezelfde bloedige dictator die hij altijd is geweest en als de Verenigde Staten hem hard aanpakken dan doen ze dat niet voor hun plezier, zeker niet als de wet-Helms-Burton hun goede relaties met Europa dreigt te verstoren. In het tropische totalitaire Cuba worden de mensenrechten nog steeds op grote schaal geschonden en zijn er nog altijd duizenden politieke gevangen.
Daarom heb ik de volgende vragen.
Heeft de minister bij zijn bezoek de mensenrechten in Cuba en de afwezigheid van elke democratisering ter sprake gebracht ?
Heeft de minister, zoals zijn collega's van Canada en Spanje en zoals de paus, om de vrijlating gevraagd van « de vier van het vaderland », René Gomez Manzano, Felix Bonne, Martha Beatriz Roque en Vladimir Roca. Deze vier intellectuelen zitten sinds twee jaar in een Cubaanse gevangenis in cellen van twee vierkante meter. Hun misdrijf : het schrijven van een document dat kritiek geeft op Castro.
De minister heeft de schulden van Cuba herschikt. We weten dat dit eigenlijk een schuldvermindering betekent. Waar heeft het regime van Castro dit verdiend ? En hoeveel kost deze maatregel netto aan ons land ?
Als Cuba te weinig geld heeft om zijn schulden af te betalen, waarom stuurt het dan opnieuw troepen naar Angola om het marxistisch regime van de MPLA in stand te houden ? Welke prestatie van Cuba, op het gebied van mensenrechten en democratie, staat er tegenover de schuldvermindering ? Blijkbaar staat daarover niets op papier. Er wordt gehoopt, door Castro vriendelijk te behandelen, deze tot democratisering aan te zetten en de mensenrechten te doen respecteren. Er is een groot verschil met de aanpak van Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid, waar met succes een absolute boycot en een volledig isolement als tactieken werden aangewend. Van waar dit verschil ?
Ik wees reeds op de misdaden van het communistisch bewind in Cuba. Enkele maanden geleden werd Augusto Pinochet, die voor een medische behandeling naar Groot-Brittannië kwam, van zijn bed gelicht en gearresteerd. Hij zal wellicht zijn laatste dagen in een Spaanse cel doorbrengen. Castro krijgt evenwel een vriendschappelijk bezoek en geniet blijkbaar een zeker respect bij de minister. Hij krijgt zelfs symbolisch een euro in de handen gestopt. Wat onderscheidt Castro van Pinochet ? Volgens de Chileense waarheidscommissie zou Pinochet 2 025 personen hebben laten verdwijnen of vermoorden, anderen schatten het aantal slachtoffers op 3 200. Castro is verantwoordelijk voor de dood van 15 000 tot 17 000 Cubanen in een land met minder inwoners dan Chili. Waarom verdient Castro meer respect dan Pinochet ? Ik heb voor geen van beiden enige waardering, maar ik leg ook geen vriendschapsbezoekjes af bij Castro, zeker niet zonder ook de mensenrechten of de democratie ter sprake te brengen.
Ik vraag mij af of de minister beseft dat hij als minister uit de Europese Unie, door dit vriendschappelijk bezoek heeft geholpen om de respectabiliteit van dicator Castro te verbeteren.
De voorzitter. Het woord is aan minister Derycke.
De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. Mijnheer de voorzitter, de relatie tussen Cuba en de Verenigde Staten wordt gekenmerkt door een antagonisme met traditioneel geworden confrontaties en wederzijdse beschuldigingen. Het Amerikaanse embargo en de « Cuban Liberty and Democratic Solidarity Act » van 1996, beter gekend als de Helms-Burton-wet, plaatst beide landen recht tegenover elkaar. De Verenigde Staten lanceerden drie humanitaire maatregelen als antwoord op de aanhoudende kritiek op de isolatiepolitiek ten opzichte van Cuba, namelijk het mits licentie opnieuw toelaten van directe humanitaire vluchten van de Verenigde Staten naar Cuba, het toelaten aan de Cubaans-Amerikanen om hun familieleden in Cuba geld te sturen ten belope van 300 US dollars per trimester en een vereenvoudiging van de procedures voor exportlicenties voor geneesmiddelen en medisch materiaal bestemd voor Cuba. Cuba beschouwt die maatregelen als minimaal en meent dat ze geen wezenlijke verbetering van de situatie op gang brengen. Ook over de recente Amerikaanse versoepelingsmaatregelen is Cuba nogal ontgoocheld. Dit kwam tot uiting in de contacten die ik had met hoge gezagsdragers van de Cubaanse Staat en met kardinaal Ortega.
De uitbreiding van de VS-politiek van constructieve betrokkenheid ten aanzien van Cuba, is mijns inziens geen optie, wel het opheffen van het unilaterale embargo en de Helms-Burton-Act. De principieel afwijzende houding tegen het embargo en tegen de Helms-Burton-Act wordt gedeeld door de andere lidstaten van de Europese Unie en zal ook in de multinationale fora blijvend worden verdedigd.
Overigens was ik lang niet de eerste minister die daar op bezoek kwam, maar zijn waarschijnlijk al vijf of zes anderen mij voorgegaan.
Hoewel er al enige tijd een tendens tot bilateralisering van de relaties tussen de Europese Unie en Cuba merkbaar is, houden we toch vast aan het gemeenschappelijk standpunt van de Unie, dat voor ons de leidraad blijft. Dit standpunt werd door al de lidstaten van de Unie aanvaard en moet derhalve worden gerespecteerd. Het uiteindelijke doel daarvan is Cuba te helpen bij een democratische overgang naar een pluralistische democratie, het afdwingen van een groter respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en een verbetering van de levensstandaard van het Cubaanse volk.
Het alternatief is Cuba te laten imploderen en er opnieuw een casino van de wereld van maken, zoals het dat was onder het Batista-regime.
Deze gemeenschappelijke positie van de Unie, die voor de eerste keer werd ingenomen op 2 december 1996 en die om de zes maand kan worden herzien, geeft uitdrukking aan de wens van de lidstaten om toenadering tot Cuba mogelijk te maken, maar maakt volledige samenwerking afhankelijk van enkele voorwaarden. Het item van de mensenrechten is belangrijk voor het gemeenschappelijk buitenlands beleid ten overstaan van Cuba, aangezien dit land zeker nog kampt met belangrijke problemen dienaangaande.
Toch bevat de nieuwe Cubaanse benadering van de mensenrechten verschillende positieve elementen. Een eerste teken hiervan kwam naar voren tijdens het bezoek van mijn collega Axworthy van Canada in januari 1997. Daarbij werd een gemeenschappelijk communiqué ondertekend waarin Cuba de bespreekbaarheid van een aantal thema's inzake mensenrechten in een bilaterale relatie aanvaardde. Het gaat hier om een thematiek die ikzelf voor het eerst naar voren bracht bij onze relaties met Vietnam. Hoewel nog lang niet alle problemen in verband met Vietnam opgelost zijn, heeft dit land sindsdien een belangrijke evolutie ten goede doorgemaakt.
Een tweede signaal werd gegeven door het open verloop van het pauselijk bezoek, dat door kardinaal Ortega wel zeer positief werd beoordeeld, wat men er ook van mag beweren. Als gevolg daarvan kwam er duidelijk meer organisatorische vrijheid voor de Kerk, die nu erkend wordt als een tweede macht in Cuba. Dit werd mij trouwens door de kardinaal zelf bevestigd. De gevolgen van de erkenning van de Kerk voor het geheel van de burgerlijke vrijheden voornamelijk op het gebied van het verenigingsrecht en van de persvrijheid, zijn potentieel zeer belangrijk. Bovendien leidde het pausbezoek ook tot de vrijlating van een aantal gevangenen.
Ten slotte wordt nu als alternatief voor het verdwijnen van het mechanisme van de bijzondere VN-verslaggever, waaraan een einde werd gemaakt door de afwijzing van de Cuba-ontwerpresolutie tijdens de voorbije bijeenkomst van de commissie voor de Mensenrechten in Genève, langs Cubaanse zijde de mogelijkheid van ad-hoc mechanismen aanvaard. Zo nodigde Cuba voor 1999 de speciale rapporteur over geweld tegen vrouwen uit, wenst het ook over te gaan tot seminaries en vergaderingen met andere landen aangaande de mensenrechtenproblematiek en bestaat er een zekere wil om de nationale wetgeving aan te passen aan de internationale bepalingen inzake mensenrechten.
Deze nieuwe Cubaanse houding heeft reeds geleid tot een versoepeling van de gemeenschappelijke positie, zoals bleek tijdens de vierde evalutatie. Tijdens mijn bezoek kwam het thema van de mensenrechten regelmatig aan bod. Ik raad iedereen aan de speech te lezen die ik hield voor de universiteit en die integraal in de kranten werd gepubliceerd. Er werd heel duidelijk gezegd dat Cuba de nadruk wenst te leggen op het universele, ondeelbare, onderling afhankelijke en samenhangende karakter van de mensenrechten. Het was de eerste keer dat Cuba dit verklaarde. Tevens werd de waarde en de rechtskracht van het internationale normatieve stelsel inzake de mensenrechten erkend en formuleerden Cuba en België de wens dit kader universeel te ratificeren. Daarbij werd vooral gedacht aan de Conventie inzake burgerlijke en politieke rechten en de Conventie inzake de economische, sociale en culturele rechten, die tot nu toe niet door Cuba werden ondertekend. Deze Cubaanse houding tegenover de mensenrechten, die vanzelfsprekend een gradueel proces volgt, dient te worden aangemoedigd. Ze biedt tevens perspectieven tot het verder omvormen van de globale mensenrechtelijke voorwaardelijkheid van de gemeenschappelijke positie tot een coöperatief en pragmatisch element en een verdere integratie van het land in de regionale en Europese samenwerkingsverbanden.
Zoals ik reeds zei in verband met Soedan, en dat geldt ook voor Cuba, heeft de ervaring mij geleerd dat het beter is met landen te praten en er samenwerkingsprojecten op te zetten dan ze te isoleren wegens schendingen van de mensenrechten, want dan heeft de plaatselijke bevolking het nog slechter.
De economische situatie van Cuba is weinig rooskleurig. Dat kan ook moeilijk anders na veertig jaar embargo. De productiviteit van de landbouw en de veeteelt is teleurstellend laag. Een gedeeltelijke verklaring hiervoor is dat de oostelijke provincies werden geteisterd door een maandenlange droogte en vervolgens door de zware orkanen El Niño en George.
Voor de industrie is het beeld wat rooskleuriger. De nikkel-, textiel- en schoensector, de staalnijverheid en de tabaksproductie kenden een opleving. Het toerisme kende een enorme groei. Verleden jaar bezochten 30 000 Belgen en in totaal 2 miljoen toeristen Cuba. Die toeristen zetten het politieke systeem onder druk en kunnen zo bijdragen tot een opening. Daarom moet het toerisme worden aangemoedigd.
Wat de economische hervormingen betreft, is het opvallend dat Fidel Castro in zijn laatste discours niet meer het woord « communisme » gebruikte. Hij spuide evenmin primaire anti-Amerikaanse kritiek en gaf ook geen blijk van gevoelens dienaangaande. Noch het Amerikaanse, noch het sovjetregime bracht de Cubanen overigens geluk. Na de implosie van het communisme, waarover we ons trouwens mogen verheugen, hadden de Cubanen harde noten te kraken aangezien iedereen opzij keek.
Uit mijn gesprek met minister Lage kon ik opmaken dat het economisch systeem wordt geliberaliseerd. Cuba heeft de privatiseringswet goedgekeurd en heeft allerlei initiatieven genomen, zoals de instelling van free zones , om buitenlandse investeerders aan te trekken. Daarnaast heeft Cuba ook een nieuw fiscaal beleid uitgewerkt evenals een terugkeerpolitiek voor het geïnvesteerd kapitaal. Cuba opent zich dus geleidelijk aan, ook uit noodzaak, voor de moderne wereld.
Ik heb steeds geloofd in het sociale-zekerheidssysteem en het onderwijs van Cuba die beide voorbeeldig zijn, zoals personen met een objectieve kijk kunnen bevestigen. De Belgische universiteiten hebben allemaal contacten in Cuba en werken op hoog niveau samen met de Cubaanse universiteiten. De Belgische regering heeft dit niet moeten aanmoedigen, integendeel de universiteiten waren de regering voor met hun contacten.
Ik heb tijdens mijn bezoek een verklaring ondertekend inzake de Cubaanse schuld tegenover België, die eigenlijk een schuld is van het oude communistische Cuba. Een schijf van 350 miljoen frank van de uitstaande schulden werd geherfinancierd door de Delcrederedienst. De rest van de schuld wordt geconverteerd in een kredietlijn van 350 miljoen die hopelijk klaar is tegen het bezoek van de Vlaamse economische zending. Een aantal Vlaamse bedrijven staan reeds te popelen om in Cuba te investeren. Dat zou het land zeker helpen. De onderhandelingen hierover zouden tegen februari 1999 moeten zijn beëindigd.
We hebben ook een intentieverklaring voor juridische hulp ondertekend. De reden hiervoor is evident. Er gaan jaarlijks meer dan 30 000 Belgen naar Cuba. Nu het land is opengesteld, horen we alarmerende berichten over prostitutie en allerlei excessen die daarmee samengaan, zoals pedofilie. In dit post-Dutroux-tijdperk is het nuttig dat België voorzorgen neemt en een juridisch kader uitbouwt, zodat personen die zich aan dergelijke praktijken schuldig maken op basis van de extraterritorialiteit kunnen worden berecht. Ik meen dat hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van het Parlement.
Verder is er ook een samenwerkingsakkoord gesloten voor meer contacten tussen het Belgische Parlement en de Cubaanse Nationale Vergadering via de bestaande interparlementaire mechanismen. Ik denk dat het zeer nuttig kan zijn dat een Cubaanse delegatie naar België komt om te zien hoe de democratie bij ons werkt. Er zijn contacten gepland op het niveau van de ministeries. Er is ook sprake van academische uitwisseling tussen Cuba en België, de Europese Unie en multilaterale instellingen, waaronder ook de Commissie voor de mensenrechten. De samenwerking inzake geneeskunde en volksgezondheid zal worden uitgebreid. Ik wijs er trouwens op dat België zelf belang heeft bij een goede samenwerking inzake wetenschappelijk medisch onderzoek. Tevens werden gemeenschappelijke seminaries inzake grondwettelijk recht, auteursrecht en intellectueel eigendomsrecht in het vooruitzicht gesteld. We steunen de verdere samenwerking in de strijd tegen de drugshandel, waarbij ook de mogelijkheid tot onderhandelen over een wederzijds akkoord terzake wordt onderzocht. Ten slotte is in mei 1998 een akkoord ondertekend voor de promotie en de bescherming van investeringen. Een dubbelbelastingsverdrag blijft nog noodzakelijk.
Ik wil niemand overtuigen, ik respecteer éénieders mening. Ik heb echter harde discussies gevoerd over de mensenrechten. We hebben tevens contact gehad met de opposanten tijdens een gesprek dat meer dan een uur heeft geduurd. De houding van kardinaal Ortega is kenschetsend voor de hele Cubaanse bevolking. Men vindt er het fiere nationalisme in terug, een sterke anti-Amerikaanse houding en de wil tot politieke ontsluiting. Ook kardinaal Ortega begrijpt dat dit laatste maar mogelijk is door economische ontsluiting. Ook hij verkiest een geleidelijke overgang, waarbij Fidel Castro een belangrijk element blijft teneinde een implosie en politieke moeilijkheden te vermijden.
De heer Ceder heeft een vergelijking gemaakt tussen Castro en Pinochet. Als minister van Buitenlandse Zaken heb ik niet het recht om een uitspraak te doen in de zaak-Pinochet. We leven in het systeem van de scheiding der machten en het is aan de rechtbank om over deze zaak te oordelen. Ik zal mij daarbij moeten neerleggen. De heer Ceder vroeg mij echter wat volgens mij het verschil is tussen Castro en Pinochet. Ik meen dat dit onderscheid hetzelfde is als het onderscheid tussen Arafat en Saddam Hoessein. Ik baseer mij hierbij in de eerste plaats op het politieke element.
Ik excuseer mij als mijn antwoord misschien wat uitvoerig was. Ik meen echter dat de Senaat over deze zaak mag worden ingelicht. Met mijn reis ben ik tegemoet gekomen aan de bijna unanieme verzuchtingen van Kamer en Senaat.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat er nu een gemeenschappelijk Europees standpunt is met betrekking tot het Amerikaanse embargo en het extra-territoriale karakter van de wet-Helms-Burton. Over dit onderwerp bestond immers geen eensgezindheid tussen de lidstaten van de Europese Unie. De politiek van de Verenigde Staten zal pas veranderen wanneer de Europese Unie gemeenschappelijk optreedt.
Ik heb een zwak voor Cuba omdat dit kleine land met 11 miljoen inwoners een ongelijke strijd voert tegen een wereldmacht. Maar het respect voor de mensenrechten en voor de politieke vrijheden mag zeker niet uit het oog worden verloren. Ik verneem dat de minister hierop tijdens zijn bezoek expliciet heeft gewezen. Hij heeft eveneens verklaard dat het beter is een dialoog te starten dan een land te isoleren. Het boycotten van een land is evenmin zinvol omdat dit enkel de machthebbers ten goede komt.
Ik ben het ook volkomen eens met de analyse en de uitspraken van de minister.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Ceder.
De heer Ceder (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, ik heb destijds in politieke en intellectuele kringen weinig sympathie ondervonden voor Zuid-Afrika, dat nochtans eveneens een ongelijke strijd moest voeren tegen de rest van de wereld. Het isolement van Zuid-Afrika was volledig. Zelfs op het gebied van sport werd dit land geboycot.
Het is positief dat naar aanleiding van het pausbezoek aan Cuba in dat land een grotere tolerantie tot stand is gekomen tegenover de katholieke kerk en de kerk in het algemeen. Het is ook positief dat Fidel Castro het woord « communisme » niet meer in de mond neemt en zelfs het beginsel van de mensenrechten althans in theorie erkent. In essentie verandert dit allemaal niet veel. De totalitaire staat blijft immers bestaan. Op politiek gebied noteren we geen enkele opening. Castro heeft ook duidelijk gemaakt dat hij dit nooit zal toestaan. Het erkennen van het principe van de mensenrechten heeft geen enkele betekenis zolang deze rechten in de praktijk niet worden gerespecteerd en afgedwongen. Zolang Castro aan de macht is, zal er niets veranderen. In Irak verandert er immers ook niets zolang Saddam Hoessein aan de macht is en in Chili veranderde er niets zolang Pinochet aan de macht was.
De minister beweert dat de economische moeilijkheden en de armoede van Cuba veel te maken hebben met 40 jaar embargo. Dit is best mogelijk, maar ze hebben vooral ook te maken met het feit dat het land 40 jaar lang onder een communistisch regime heeft geleefd. Iedereen kent de gevolgen op lange termijn van communistische regimes. Ik geloof niet dat Cuba veel vooruitgang zal boeken op economisch gebied en op het gebied van welvaart zolang de communistische ideologie zelfs al wordt ze niet meer bij naam genoemd en zolang dit tropische totalitarisme blijven bestaan.
Ik verschil van mening met de minister over de eventuele gevolgen van een politiek van sterke confrontatie, waardoor Cuba volgens hem zou imploderen en opnieuw zou verworden tot het casino van Noord-Amerika, zoals ten tijde van Batista. Het Chili van Pinochet is toch ook niet uitgegroeid tot het casino van Zuid-Amerika. Waarom zou er voor Cuba na Castro en na het communisme dan geen leefbare, democratische en welvarende toekomst zijn weggelegd ?
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.