1-1168/2 | 1-1168/2 |
4 FEBRUARI 1999
Het « Memorandum van Overeenkomst met betrekking tot Ontwikkelingssamenwerking » dat in maart 1995 tussen België en Zuid-Afrika ondertekend werd, is in feite een memorandum dat een kader schept waarbinnen ons land kan bijdragen tot de socio-economische ontvoogding van de armste bevolkingslagen van Zuid-Afrika.
Het memorandum legt de bakens voor de invulling van de ontwikkelingsbetrekkingen met Pretoria. Het identificeert de domeinen waarin België bereid is de bilaterale samenwerkingsmogelijkheden uit te diepen. Naast de voortzetting van de samenwerking op het vlak van de democratisering zal ook aandacht worden besteed aan een aantal sectoren waarin, naast financiële steunverlening, ook eigen deskundigheid kan worden gevaloriseerd. Deze sectoren betreffen :
gezondheidszorg;
onderwijs en vorming;
landelijke en landbouwkundige ontwikkeling;
democratisering en goed beheer;
gemeenschapsontwikkeling en institutionele capaciteitsopbouw.
Voor de financiering van deze samenwerking werd 450 miljoen Belgische frank voor de periode 1995-1998 uitgetrokken.
Er vindt een zesmaandelijkse multisectoriële evaluatie plaats van de uitvoering der samenwerkingsprogramma's en -projecten.
Op te merken valt dat Zuid-Afrika een van de 24 concentratielanden is die de regering geselecteerd heeft in het kader van de reëvaluatie en heroriëntering van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het ABOS beschikt trouwens over een ontwikkelingssamenwerkingssectie in Zuid-Afrika.
Het ligt in de bedoeling van de Belgische regering op termijn na te gaan of het opportuun in het memorandum in kwestie te vervangen door een volwaardig Belgisch-Zuid-Afrikaans Akkoord in verband met ontwikkelingssamenwerking.
Tot slot verstrekt de minister enkele gegevens over onze betrekkingen met Zuid-Afrika.
Belgie kent politiek uitstekende betrekkingen zoals de talloze bilaterale bezoeken zowel op federaal als op regionaal gebied aantonen.
Zuid-Afrika is gezien zijn politiek en economisch gewicht in de regio een belangrijke politieke speler. In het kader van onze Afrika-politiek is het land dan ook een belangrijke gesprekspartner.
Er leven 30 000 Belgen in Zuid-Afrika (80% Vlamingen en 20 % Franstaligen).
Onze handelscijfers groeien gestadig. In 1997 importeerden wij voor 29,1 miljard frank uit Zuid-Afrika (ten overstaan van 22,9 in 1995) terwijl wij voor 21,3 miljard frank exporteerden naar Zuid-Afrika (ten overstaan van 19 miljard in 1995). Wij zijn trouwens de 6e klant van Zuid-Afrika (en de 13e leverancier).
Een aantal belangrijke Belgische investeringen in Zuid-Afrika kunnen vermeld worden : Solvay, UCB, Janssen Pharmaceutica, Transurb Consult, Sibeka, enz. Daarnast zijn er ook enkele belangrijke Zuid-Afrikaanse investeringen in België : Capespan (50 % aandeelhouder van Belgian New Fruit Company); Safmarine (aandeelhouder van CMB).
Een lid wenst twee opmerkingen te formuleren die weinig te maken hebben met het desbetreffende land maar veeleer verband hebben met de wijze waarop voorliggend memorandum dient te worden geratificeerd.
Hierop werd trouwens uitvoerig door de Raad van State in haar advies van 2 juli 1997 gewezen.
Het gaat om een raamovereenkomst betreffende de ontwikkelingssamenwerking, waarin het Parlement een groot deel van zijn normale verantwoordelijkheden overdraagt aan de regering en aan de minister die bevoegd is voor ontwikkelingssamenwerking. Het lid stelt bijgevolg een duidelijke afwijking vast aangezien het Parlement zijn bevoegdheid delegeert aan de uitvoerende macht : de specifieke regelingen zullen van kracht worden zonder dat ze nog eens door het Parlement moeten worden goedgekeurd.
Verder merkt het lid op dat er in voorliggend memorandum nog steeds sprake van ABOS is, terwijl het wetsontwerp tot oprichting van de « Belgische Technische Coöperatie » in de vorm van een vennootschap van publiek recht reeds door beide Kamers werd aangenomen, en het wetsontwerp betreffende de Belgische internationale samenwerking (Kamer, nrs. 1791/1 en 2) momenteel in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer wordt besproken. Het zou nuttig zijn de minister van Buitenlandse Zaken hierover te horen om een inzicht te hebben in de integratie van de ontwikkelingssamenwerking in de aangekondigde hervorming van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Tot slot heeft het lid bezwaren bij artikel 3. Houdt dit artikel een bescherming voor het Parlement in ?
De bevoegdheden van de regering worden immers uitgebreid ten opzichte van die van het Parlement.
Een lid wenst enkele inhoudelijke opmerkingen over de afgesloten raamovereenkomst te maken.
Hij wijst erop dat het raamakkoord afgesloten werd kort na de belangrijke historische verkiezingen van 1994 in Zuid-Afrika. Deze overeenkomst is wellicht in de euforische context van het democratiseringsproces dat vooral onder leiding van president Nelson Mandela werd gevoerd, tot stand gekomen. Spreker verheugt zich over het voorliggend memorandum.
Gezien de rijkdom en de goede uitrusting van Zuid-Afrika legt de bedrijfswereld in België, en vooral in Vlaanderen grote belangstelling voor investeringen in dat land aan de dag.
Het lid merkt op dat het memorandum van Overeenkomst over de Ontwikkelingssamenwerking tussen België en Zuid-Afrika de domeinen opsomt waarop de samenwerking zich hoofdzakelijk concentreert : gezondheidszorg, onderwijs en vorming, landelijke en landbouwkundige ontwikkeling, democratisering en goed beheer, gemeenschapsontwikkeling en institutionele capaciteitsopbouw. Onderwijs en vorming behoren tot de bevoegdheid van de gewesten en gemeenschappen. Ook Vlaanderen heeft overeenkomsten met Zuid-Afrika afgesloten. In welke mate is er met het oog op de uitvoering van de voorliggende overeenkomst overleg gepleegd met de gewesten en gemeenschappen ?
Een bedrag van 450 miljoen frank werd geprogrammeerd voor een periode van drie jaar vanaf 1995. In hoever werd hierop beroep gedaan ? Welk is de begroting voor de komende jaren ?
Verder is het lid van oordeel dat de stelling die in de memorie van toelichting wordt geformuleerd alsof België grote aandacht blijft schenken aan Centraal-Afrika en daarbij een motorrol wenst te spelen, is achterhaald. De politieke omstandigheden in Congo, Rwanda en Burundi zijn gewijzigd en de voortrekkersrol van Zuid-Afrika naar Midden-Afrika toe is eerder beperkt. Het is algemeen geweten dat Zuid-Afrika een belangrijke rol heeft gespeeld in de bewapening van de regio.
Het lid is het eens met de analyse die door de Raad van State is gemaakt : er wordt een carte blanche gegeven aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking om overeenkomsten af te sluiten waarbij het Parlement geen controle kan uitoefenen.
Een ander lid is het met die laatste opmerking niet eens. Het voorleggen van iedere samenwerkingsovereenkomst zou in werkelijkheid de dynamiek van de ontwikkelingssamenwerking demobiliseren.
Is het memorandum dat in 1994 werd afgesloten maar nog geen instemming van het Parlement heeft gekregen reeds in uitvoering ? Zo ja, waarom wordt dit nu nog aan de Kamers voorgelegd ?
De minister antwoordt dat het politieke akkoord hoe dan ook dient geformaliseerd te worden. Het Parlement heeft de volle vrijheid dit goed of af te keuren.
De minister drukt zijn verwondering uit over de opmerkingen die sommige commissieleden maken over de zin van de instemmingsprocedure door de Kamers met betrekking tot het memorandum. Hij herrinert aan de inspanningen die hij jaren geleden als staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking heeft gedaan om het Parlement te betrekken bij het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. De desbetreffende beleidsnota's worden sedertdien aan de Kamers ter goedkeuring voorgelegd, zodat het Parlement inspraak heeft over de concentratielanden, de programma's en de overeenkomsten. Het is belangrijk erop te wijzen dat op die manier het politieke overleg over het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking tussen regering en Parlement vaste vorm heeft gekregen. Anderzijds is het materieel ondenkbaar dat alle protocollen die in het kader van overeenkomsten over de ontwikkelingssamenwerking met een of ander land worden afgesloten aan het Parlement voor ratificatie zouden voorgelegd worden.
Het lid verwijst naar artikel 9 van het memorandum waarin wordt gestipuleerd dat bij niet naleving door een van de partijen de andere partij passende maatregelen kan nemen. Artikel 10 dat stelt dat indien maatregelen worden genomen er voorrang moet worden gegeven aan diegene die de werking van samenwerkingsprogramma's of projecten het minst storen, spreekt dit enigszins tegen.
De minister geeft het voorbeeld van het samenwerkingsprogramma met Burundi, waarbij gezien de situatie van politieke crisis in dat land op een bepaald ogenblik door België werd beslist het programma op te schorten, met uitzondering van die projecten die hulp verlenen die onmiddellijk de lokale bevolking ten goede komt.
Een ander lid is ook van oordeel dat het voorleggen van alle protocollen inzake ontwikkelingssamenwerking een zware handicap voor de uitvoerende macht zou inhouden. Er dient er trouwens op gewezen dat de door de Kamer van volksvertegenwoordigers goed te keuren begroting van ontwikkelingssamenwerking op zich een mandaat aan de bevoegde minister of staatssecretaris geeft.
Verder wijst het lid erop dat in het eigenlijke wetsontwerp houdende instemming met het memorandum geen sprake is van ABOS. Enkel de overeenkomst zelf bevat deze verwijzing. Een bilateraal verdrag met verdragsrechtelijk karakter kan niet zo maar gewijzigd worden, ook niet wanneer het om een verwijzing naar een instelling betreft die inmiddels is geherstructureerd en een andere naam draagt.
Een lid wenst te weten of het bedrag van 450 miljoen frank voor indexatie vatbaar is en of na de eerste periode van drie jaar deze bovengrens opnieuw dient te worden onderhandeld.
De minister antwoordt dat het om een nominaal bedrag gaat en dat voor iedere nieuwe periode opnieuw over de bovengrens dient te worden onderhandeld.
Hetzelfde lid stelt vast dat er in het voorliggend memorandum geen rekening wordt gehouden met de diversificatie op het vlak van de regio's.
De minister herinnert aan de complexiteit van een land als Zuid-Afrika. Dit heeft zijn weerslag op de onderhandelingen met het oog op het afsluiten van bilaterale overeenkomsten. Er dient wel op gewezen dat de samenwerkingsprojecten zich hoofdzakelijk in de armste regio's van Zuid-Afrika situeren. De minister verwijst naar punt 3 van de landennota die in bijlage bij het verslag is opgenomen. Het bevat een beschrijving van de in uitvoering zijnde projecten.
Een ander lid verheugt zich over het bestaan van het Memorandum van Overeenkomst over de Ontwikkelingssamenwerking tussen België en Zuid-Afrika.
In de marge van de opmerkingen van de Raad van State wenst het lid hulde te brengen aan de minister van Buitenlandse Zaken die sedert lang voor een grotere openheid ijvert.
Hetzelfde lid wijst erop dat het advies van de Raad van State het memorandum als een raamakkoord karakteriseert, waarbij voor alle concrete toepassingen ervan in de toekomst specifieke akkoorden zullen moeten worden gesloten. De instemming met het memorandum houdt dus tevens een voorafgaande instemming in met de akkoorden die in uitvoering van artikel 6 zullen worden gesloten. Uit het advies van de Raad van State blijkt echter dat er reeds een Bijzonder Vergelijk in het kader van artikel 6 van het memorandum werd gesloten. Het betreft de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Zuid-Afrika inzake samenwerking tussen de Belgische rijkswacht en de Zuid-Afrikaanse polititiedienst, ondertekend te Pretoria op 8 mei 1995. Met het oog op de ratificatieprocedure werd het voorontwerp van wet houdende instemming met deze overeenkomst door de regering voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Dit advies dateert van 12 maart 1997.
De minister legt uit dat er binnen de regering grondig van gedachten is gewisseld over de vraag of voor dergelijke overeenkomsten de parlementaire instemming dient gevraagd. Verder herinnert de minister eraan dat ieder programma inzake ontwikkelingssamenwerking aan de Ministerraad wordt voorgelegd. Tot slot is er de bevoegdheid van het Parlement om hierover van gedachten te wisselen en is er de controle door het Rekenhof. Vooral op het vlak van de parlementaire controle heeft er zich een gunstige evolutie afgetekend.
Het lid wenst te weten of voor de andere programmalanden eveneens een raamakkoord zal gesloten worden dat ter instemming bij de Senaat zal worden ingediend.
De minister beklemtoont het feit dat het hier om een innovatie gaat. De juridische discussie over het waarom en het hoe van het voorliggend raamakkoord is het gevolg van het prioritair controle- en ratificatierecht van de Senaat inzake internationale en bilaterale verdragen, overeenkomsten en protocollen. Op de vraag of voorliggend raamakkoord beantwoordt aan de definitie van een verdrag, heeft de minister geacht positief te antwoorden.
De minister verwijst naar het wetsontwerp betreffende de Belgische internationale samenwerking dat momenteel ter besprekking ligt in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer (Stuk Kamer, nr. 1791-1, 98/99). Artikelen 6 en 7 van het wetsontwerp bepalen dat er jaarlijks een strategienota per partnerland en per sector van de directe bilaterale samenwerking naar Kamer en Senaat wordt overgezonden. Dit houdt in dat de kaderakkoorden met onze partnerlanden ter discussie aan het Parlement voorgelegd worden en dat op die manier het Parlement in aanzienlijke mate inspraak heeft in het beleid van de minister of staatssecretaris die de bevoegdheid over ontwikkelingssamenwerking heeft.
De minister geeft toe dat het zoeken naar een evenwicht tussen de uitvoerende macht en het controlerecht van het Parlement geen gemakkelijk proces is.
De artikelen 1 tot en met 3 alsmede het geheel van het wetsontwerp worden aangenomen bij eenparigheid van de 10 aanwezige leden.
Dit verslag is door de aanwezige leden eenparig goedgekeurd.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Patrick HOSTEKINT. | Valère VAUTMANS. |