1-232 | 1-232 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU MERCREDI 16 DÉCEMBRE 1998 |
VERGADERINGEN VAN WOENSDAG 16 DECEMBER 1998 |
Discussion générale
Discussion des articles
De voorzitter. We vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel.
Nous abordons l'examen de la proposition de loi.
Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1064/3 van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)
Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1064/3 de la commission des Affaires sociales du Sénat. Session 1998/1999.)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Het woord is aan de rapporteur.
De heer Olivier (CVP), rapporteur. Mijnheer de voorzitter, het derde jaarrapport van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding stelde het probleem van de mensenhandel, onder meer in de sport, aan de kaak.
Met het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, wil men bepaalde vormen van mensenhandel bestrijden door de hoofdelijke aansprakelijkheid in te voeren voor bemiddelaars en werkgevers. Vaak worden jonge voetballers met de belofte van een mooie carrière met een toeristenvisum door bemiddelaars naar hier gelokt. Velen vinden hier echter niet wat hen werd voorgespiegeld en verdwijnen in de illegaliteit of in de pseudo-illegaliteit. Zij die geluk hebben en door een professionele club worden geëngageerd, komen in een afhankelijkheidspositie terecht, vooral wanneer het erop aankomt een transfer naar een andere club te bekomen. Ook de Belgische Voetbalbond gaat hier niet vrijuit.
Met dit wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nummer 34 van 20 juli 1967 willen de indieners een aantal belangrijke hiaten en knelpunten in de huidige wetgeving wegwerken en de aansprakelijkheid invoeren en verscherpen door de werkgevers en bemiddelaars te laten opdraaien voor de kosten van de gezondheidszorg, het verblijf en de repatriëring van de vreemde werknemers. Hiermee wil men tegemoetkomen aan de initiatieven die in het Vlaams Parlement werden genomen en aan de bezorgdheden die door de Adviesraad voor Buitenlandse Werknemers en door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding werden geformuleerd.
De minister van Tewerkstelling en Arbeid vindt het voorstel positief. Zij bevestigt dat momenteel een coördinatie van de bestaande wetgeving wordt voorbereid en dat er ook nieuwe bepalingen zullen worden uitgewerkt. De wettelijke regels zijn immers te verspreid en niet aangepast aan de nieuwe staatsstructuren. Bovendien moeten ze op grond van de reglementering inzake het vrij verkeer van personen in de Europese Unie worden herwerkt.
Zo heeft het ontwerp onder meer betrekking op au-pairjongeren en bevat het tevens regels in verband met tewerkstelling van beroepssporters, vluchtelingen en buitenlanders die in België stage doen. De huidige wetgeving bepaalt dat de werkgever moet instaan voor huisvesting, gezondheidszorg en dergelijke van de buitenlandse werknemers die bij hem een contract hebben. Die verplichting houdt echter op met de beëindiging van het contract.
Een amendement van de regering verfijnt het voorstel nog door de aansprakelijkheid uit te breiden tot de leden van het gezin die onregelmatig bij de vreemdeling verblijven.
Zowel het regeringsamendement als het geheel van het daardoor gewijzigde voorstel werden in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden aangenomen met tien stemmen tegen een. (Applaus.)
De voorzitter. Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats dank en feliciteer ik de heer Olivier voor zijn uitstekend schriftelijk en mondeling verslag.
Enkele jaren geleden groepeerden een aantal burgers in Vlaanderen zich, mede onder impuls van mijn partijgenoot Jef Sleeckx, in de « Beweging van Mensen van Goede Wil ». Deze beweging wilde over de partijgrenzen heen de gapende kloof tussen burger en politiek helpen dichten. Met veel succes werden over het hele Vlaamse land en ook in Wallonië vergaderingen en hoorzittingen georganiseerd teneinde de fundamentele bekommernissen, zorgen en noden van de gewone vrouw en man te leren kennen. Het doel was om op basis van deze kennis initiatieven tot ontwikkeling te brengen in het Parlement.
Eerlijk gezegd weet ik niet precies hoe het deze beweging en haar nobele doelstellingen vandaag vergaat. Ik vrees dat ze wat uit de actualiteit is en wordt overschaduwd door allerlei bewegingen die sedert de affaire-Dutroux en andere schandalen zijn ontstaan. Wat ik wel weet is dat er zowel in de Senaat als in andere assemblees nog steeds politici zijn met enorm veel goede wil, wat de publieke opinie daarvan ook moge denken of wat sommige media daarover ook mogen vertellen. Een bewijs hiervan wordt vandaag opnieuw geleverd door het snelle gevolg dat aan dit wetgevend initiatief werd gegeven, zowel door de voorzitter van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, mevrouw Maximus, als door de leden van de commissie en de minister van Arbeid en Tewerkstelling, mevrouw Smet, dit over alle partij- en communautaire grenzen heen. Mevrouw Sémer en ikzelf zijn daarover bijzonder tevreden en ik mag gerust zeggen ook wel een beetje fier. Tegelijk realiseren we ons zeer goed dat zonder de actieve medewerking van de minister en van de collega's senatoren er van het wetsvoorstel niets zou zijn terechtgekomen.
Het wetsvoorstel wil een bijdrage leveren tot de strijd tegen de mensenhandel in België, die niet alleen vrouwen, maar jammer genoeg ook kinderen en zwakke vreemde arbeidskrachten treft en sedert jaren welig tiert. Dat de mensenhandel een internationaal probleem is, dat bijgevolg een internationale aanpak vereist, mag geen excuus zijn om in België niets te ondernemen tegen deze schandalige en mensonterende praktijken.
De problematiek van de mensenhandel in de sport, die de inspiratie voor dit wetsvoorstel leverde, is eveneens sinds jaren gekend. Sommige organisaties zoals « Sport en Vrijheid » of « Pag-Asa », die ik hier graag bij naam noem, ijveren reeds jaren op dit terrein. Toch werd deze vorm van mensenhandel pas recentelijk onder de brede aandacht gebracht. Ook hier ere wie ere toekomt : het was het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding dat in zijn derde jaarrapport van maart van dit jaar de vinger op de erg pijnlijke wonde legde.
Het verheugt ons om vandaag, nauwelijks enkele maanden later, te kunnen constateren dat die mensenhandel in de sport op de verschillende beleidsniveaus, het federale en dat van de gewesten en de gemeenschappen en door de diverse bevoegde instanties op een adequate manier wordt aangepakt. Zo heeft het Antwerps parket na een aantal klachten in oktober een grondig onderzoek gestart naar de mistoestanden in de voetbalsport, dat vooral gericht is op de activiteiten van de voetbalmakelaars.
Ook de regering heeft haar verantwoordelijkheid opgenomen. Op de laatste Ministerraad voor het zomerreces keurde ze op voorstel van minister Smet een ontwerp van koninklijk besluit goed betreffende de toekenning en intrekking van arbeidskaarten en -vergunningen voor buitenlandse sporters. Daarbij worden een minimumleeftijd van 18 jaar en een minimumjaarloon van ongeveer 1 miljoen frank opgelegd. Ook het Vlaams Parlement keurde binnen zijn bevoegdheden begin oktober eenparig een voorstel van resolutie goed waarin op een zeer pertinente wijze uiting werd gegeven aan de morele verontwaardiging over de mensenhandel in de sport. Tevens werd benadrukt dat er over de partijgenzen heen een consensus is dat elke vorm van mensenhandel, dus niet alleen in de sport, moet worden bestreden.
Mijnheer de voorzitter, als socialist en als humanist ligt de strijd tegen de mensenhandel mij bijzonder na aan het hart. Samen met collega Sémer oordeelde ik dat het in deze materie niet voldoende was om enkel een beschuldigende vinger uit te steken, maar dat ook daadwerkelijk een wetgevend initiatief moest worden genomen dat het probleem van de mensenhandel in het algemeen en in de sport in het bijzonder bij de wortels aanpakt.
Na ons in het dossier te hebben verdiept, kwamen we al snel tot de conclusie dat het vooral de makelaars en de voetbalclubs zijn die de belangrijkste verantwoordelijkheid dragen. De kern van het probleem zijn de dubieuze gronden en valse beloften waarmee jonge, hoofdzakelijk Afrikaanse, en sinds kort ook steeds meer Oost-Europese voetballers, naar België worden gehaald. Daarbij moet worden vastgesteld dat er geen sociaal vangnet bestaat voor de buitenlandse voetballers die niet voldoen aan de hoge eisen gesteld door de club.
Slechts een zeer klein percentage van hen slaagt dan ook in het avontuur. De meesten worden heel snel aan hun lot overgelaten, komen bij het OCMW terecht of in de illegaliteit. We hebben in dit verband een aantal schrijnende en ontroerende getuigenissen gehoord van jonge, vaak minderjarige, Afrikaanse voetballers, die volledig afhankelijk waren van de goodwill van malafide voetbalmakelaars. Maar ook zij die wel slagen, blijven met handen en voeten gebonden aan de makelaars en aan de clubs waarmee ze een persoonlijk contract hebben gesloten.
Voetbalmakelaars verdienen veel geld aan deze lucratieve mensenhandel in buitenlandse voetbaltalenten. Die makelaars kunnen trouwens volledig vrij opereren zolang het statuut van makelaar binnen de reglementering op de arbeidsbemiddeling niet is geregeld door de gewesten en de gemeenschappen. Nochtans ben ik voorzichtig optimistisch dat er op dit stuk in Vlaanderen binnenkort vooruitgang wordt geboekt, tenminste als ik de bevoegde Vlaamse minister Theo Kelchtermans mag geloven, die op mijn recente vraag hierover in het Vlaams Parlement meer uitleg gaf. Ook de voetbalclubs, en dan vooral de prof- en topclubs, hebben slechts één betrachting, namelijk een mooie slag te slaan zonder dat ze door de voetbalbond een strobreed in de weg worden gelegd. Ze kunnen de spelers voor hoge sommen transfereren zoals gebeurd is met de voetballer Lempti, die voor 250 miljoen door Anderlecht naar een Engelse club kon worden getransfereerd.
Vanuit deze ontnuchterende vaststellingen is het wetsvoorstel tot stand gekomen. Het beoogt de mensenhandel te bestrijden door de hoofdelijke aansprakelijkheid van bemiddelaars en werkgevers in te voeren in het koninklijk besluit nummer 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit. De bepaling met betrekking tot de hoofdelijke aansprakelijkheid behelst dat de club instaat voor de kosten inzake gezondheidszorg, verblijf en repatriëring van de vreemde werknemer.
Hoewel het wetsvoorstel in de eerste plaats tot doel heeft de huidige wantoestanden in de sport aan te pakken, benadruk ik nogmaals dat het van toepassing is op elke vorm van tewerkstelling, ook buiten de sport. Er is immers geen enkele reden waarom deze regeling niet zou worden toegepast in gelijk welke arbeidssituatie.
De heer Olivier heeft er in zijn verslag op gewezen dat de regering een amendement op het voorstel indiende. Het verheugt ons dat het wetsvoorstel door deze aanpassingen nog wordt verstrengd en dat de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt uitgebreid tot de huisvesting van de betrokken vreemde werknemer en tot de leden van zijn of haar gezin.
Ik heb reeds eerder gewezen op de talrijke initiatieven, die een blijk zijn van morele verontwaardiging en die een echte bijdrage willen leveren in de strijd tegen de gesel van de mensenhandel, ook in ons land. Dit wetsvoorstel is een voorbeeld van een dergelijk initiatief. Ik ben mij er terdege van bewust dat hierdoor het probleem van de mensenhandel niet helemaal zal verdwijnen, maar ik ben ervan overtuigd dat het een belangrijke stap in de goede richting is.
Ik hoop dat het Parlement erin slaagt andere dringende problemen op een gelijkaardige manier aan te pakken. Indien iedereen bereid is partijpolitieke belangen opzij te schuiven, kan het Parlement, in samenwerking met de regering, heel wat bereiken. (Applaus.)
De voorzitter. Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.
Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.
L'article premier est ainsi libellé :
Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 2. L'article 6bis , alinéa 1er , de l'arrêté royal nº 34 du 20 juillet 1967 relatif à l'occupation de travailleurs de nationalité étrangère, inséré par la loi du 22 juillet 1976 et modifié par la loi du 1er juin 1993, est remplacé par la disposition suivante :
« Quiconque a commis uneinfraction visée à l'article 27, 1º, est solidairement responsable pour le paiement des frais d'hébergement, de séjour, de soins de santé et de rapatriement de l'étranger concerné et de ceux des membres de sa famille séjournant irrégulièrement avec lui. »
Art. 2. Artikel 6bis , eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, ingevoegd door de wet van 22 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 1 juni 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Al wie zich schuldig maakt aan een inbreuk bedoeld in artikel 27, 1º, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en terugzending, van de betrokken vreemdeling en van de leden van zijn gezin die onregelmatig bij hem verblijven. »
Adopté.
Aangenomen.
De voorzitter. We stemmen later over het geheel van het wetsvoorstel.
Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.
Dames en heren, onze agenda voor vanmorgen is afgewerkt.
Notre ordre du jour de ce matin est ainsi épuisé.
De Senaat vergadert opnieuw vanmiddag om 14 uur.
Le Sénat se réunira cet après-midi à 14 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 11.45 uur.)
(La séance est levée à 11 h 45.)