1-228

1-228

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MARDI 8 DÉCEMBRE 1998

VERGADERING VAN DINSDAG 8 DECEMBER 1998

(Vervolg-Suite)

PROJET DE LOI MODIFIANT LA LOI DU 24 JUILLET 1973 INSTAURANT LA FERMETURE OBLIGATOIRE DU SOIR DANS LE COMMERCE, L'ARTISANAT ET LES SERVICES (ÉVOCATION)

Discussion générale

Discussion des articles

(Article 60 du Règlement)

De voorzitter. ­ We vatten de bespreking aan van het wetsontwerp.

Nous abordons l'examen du projet de loi.

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-983/4 van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-983/4 de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat. Session 1998/1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer Coene (VLD), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, het wetsontwerp op de verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening heeft twee belangrijke doelstellingen : een wettelijk kader creëren voor de activiteit van de nachtwinkels en het aantal uitzonderingen uitbreiden in het toepassingsgebied van de wet van 1973. In deze wet werd de verplichte nachtsluiting tussen 20 uur 's avonds en 5 uur 's morgens ingevoerd, behalve op vrijdagen, en dagen voorafgaand aan een wettelijke feestdag.

In de wet van 1973 waren er al een aantal uitzonderingen opgenomen voor bepaalde plaatsen, zoals stations en luchthavens, voor bepaalde producten, zoals kranten en dagbladen, of voor winkels die een speciale activiteit uitoefenen, zoals horecazaken, bloemenwinkels, begrafenisondernemers, enzovoort. Voor de nachtwinkels, die toch beantwoorden aan een nieuwe maatschappelijke noodzaak, bestond geen reglementering, wat de minister ertoe bracht dit wetsontwerp in te dienen.

Onderhavig wetsontwerp werd besproken in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden. Er ontstond een interessante en uitgebreide discussie, die onderbouwd werd door een hoorzitting tijdens dewelke diverse belangengroepen die in de sector werkzaam zijn en die door het nieuw wetsontwerp worden geviseerd, hun standpunt naar voor hebben kunnen brengen. Ik zal bij dit standpunt vandaag niet blijven stil staan. Ik verwijs de geïnteresseerden naar het verslag dat belangrijke informatie bevat in verband met ervaringen in het buitenland inzake de liberalisering van de openingsuren van winkels.

De discussie heeft de minister niet van gedachten doen veranderen. De diverse amendementen werden dan ook verworpen en het door de Kamer overgezonden wetsontwerp werd ongewijzigd goedgekeurd.

Mijnheer de voorzitter, sta mij toe vervolgens het standpunt van de VLD over dit wetsontwerp toe te lichten.

Een van de belangrijkste redenen die naar voor wordt geschoven om de invoering van een wettelijk kader te verantwoorden, is immers niet, zoals men zou kunnen verwachten, de regularisatie van een bestaande onwettige toestand, want dat zou even goed kunnen gebeuren door een grotere bewegingsvrijheid aan te bieden. Het gaat zogezegd om het beschermen van de sociale verworvenheden van de handelaars. Ik kan mij toch moeilijk voorstellen dat een grotere openheid ten opzichte van de nachtwinkels de sociale verworvenheden van de handelaars in het gedrang zou brengen. Bovendien worden de sociale verworvenheden van de consument wel aan banden gelegd. Ik vraag mij bijgevolg af aan welke noodzaak dit wetsontwerp tegemoetkomt.

Concreet bestaan er in ons land 360 nachtwinkels op een totaal van meer dan 40 000 kleinhandelszaken, of minder dan 1 % van het aantal vergelijkbare winkels. In termen van zakencijfers vertegenwoordigen de nachtwinkels bovendien een nog veel kleiner percentage. Het is dus moeilijk denkbaar dat meer faciliteiten voor nachtwinkels de sociale verworvenheden van de zelfstandige winkeliers in gevaar zouden brengen.

Het denkbeeldig karakter van dit gevaar wordt naar mijn gevoel nog duidelijker als men rekening houdt met de reeds bestaande wettelijke reglementering die toelaat dat winkels in totaal 91 uur per week open blijven, terwijl de gemiddelde openingsduur in de praktijk slechts 53 uur per week bedraagt. De betrokken handelaars hebben voor zichzelf dus blijkbaar vastgesteld dat zij het met minder openingsuren kunnen stellen. Er zou dus maar een probleem rijzen, indien iedereen het maximum aantal uren zou openhouden.

De werkelijke reden waarom het ontwerp is ingediend, wordt niet openlijk uitgesproken. Een bepaalde middenstandsorganisatie is vragende partij omdat ze, al dan niet terecht, de nachtwinkels, die vaak door buitenlanders worden uitgebaat, als concurrenten voor haar eigen leden beschouwt. Het ontwerp moet ervoor zorgen dat deze concurrentie wegvalt.

Nochtans zijn in het buitenland voldoende studies gemaakt over de reglementering op nachtwinkels. Het meest verregaand op dat vlak is Zweden, dat moeilijk als een ultra-liberaal land met volledige marktvrijheid kan worden aanzien. Sinds 1971 bestaat in Zweden geen enkele beperking op de openingsuren meer. In 1988, 17 jaar later, werd een studie gemaakt over de effecten van de liberalisering op de ontwikkelingen in de distributiesector. Men kwam tot de vaststelling dat de liberalisering positieve resultaten met zich had gebracht. De omzet was in reële cijfers gestegen. Per procent verruiming van de openingstijd steeg hij met ongeveer 0,15 %. Aangezien de verruiming van de openingstijd meer dan 20 % bedroeg, gaat het om een omzetstijging van meer dan 3 %. Tevens werden een stijging van de tewerkstelling en een beperkte prijsdaling vastgesteld. Bovendien werd geconstateerd dat het aantal winkels in de distributiesector, ook wat de kleinhandel betreft, was toegenomen.

Bij de discussies terzake in Nederland in 1994, is gebleken dat naarmate de reglementering inzake de openingsuren stringenter is, het aantal winkels kleiner wordt. Het heeft dan ook geen nut om de openingsuren te beperken, noch voor de maatschappij, noch voor de consument, noch voor de betrokken winkeliers, die uiteindelijk niets verliezen. Veel aankopen in nachtwinkels zijn trouwens impulsaankopen die niet knagen aan de omzet die overdag wordt gemaakt. Als de winkels niet open zijn, worden dergelijke aankopen immers niet uitgesteld, maar vinden gewoon niet plaats.

De vrees van het NCMV voor de nachtwinkels is bijgevolg totaal ongegrond. De minister moet nagaan of de gevraagde regeling aan een reëel gevaar beantwoordt. Of, gaat het erom zich voor de volgende parlementsverkiezingen te profileren ?

In Nederland werd in 1994 het maximum aantal openingsuren van 55 naar 75 opgetrokken. Alleen in Duitsland is de regeling nog strenger dan bij ons en is het aantal openingsuren beperkt tot 66,5. Er is daar echter geen discussie op gang gekomen om deze openingstijden te verruimen. In Frankrijk daarentegen bestaat geen enkele beperking. De evolutie in de ons omringende landen gaat dus in tegen wat in het voorliggend wetsontwerp wordt voorgesteld.

De vraag rijst bovendien of de nachtwinkels onder deze strenge voorwaarden nog kunnen overleven met de omzet die zij realiseren tussen 18 uur 's avonds en 7 uur 's morgens. In de praktijk zullen die winkels waarschijnlijk verdwijnen en worden vervangen door automaten. Dit zal weer negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in die sector.

De minister gebruikt het wetsontwerp niet alleen om een omwettige toestand op te heffen, hij maakt tevens van de gelegenheid gebruik om een heleboel beperkingen in te voeren. Hij hamert voortdurend op de noodzaak om het sociale en culturele leven van de betrokkenen te vrijwaren. Dit blijkt echter niet op te gaan voor wasserettes en videotheken, die om duistere redenen wel 24 uur op 24 mogen open blijven. We vragen ons af wat hier achter zit.

Een ander probleem is dat van de tankstations. Aangezien het uitsluitend verkopen van brandstof in ons land niet langer rendabel is, zijn de uitbaters begonnen met de verkoop van allerhande producten om op die manier hun zaak leefbaar te houden. Het ontwerp bepaalt dat deze zaken mogen blijven bestaan op voorwaarde dat ze langs een autoweg zijn gelegen. De uitbaters van shops van elders gelegen tankstations zullen moeten kiezen voor het dag- dan wel voor het nachtwinkelregime. Dat is verregaande betutteling, die aan geen enkele reële nood beantwoordt en de rendabiliteit van deze zaken in het gedrang brengt.

Met dit ontwerp negeert de minister de maatschappelijke evolutie sedert het ontstaan van deze wet in 1973. De maatschappij heeft sedert 1973 fundamentele wijzigingen ondergaan. Het consumptiepatroon is op een ingrijpende manier veranderd. De consument is veeleisender geworden. Sinds de invoering van het sluitingsuur van winkels in het begin van de jaren 70 is er tevens een grote waaier van werktijden en van deeltijdse en flexibele arbeid ontstaan. Ook de samenstelling van het gezin is veranderd. Enerzijds zijn er meer werkende alleenstaanden, maar anderzijds neemt ook het aantal tweeverdienersgezinnen toe. Het huidige rigide stelsel van verplichte sluitingsuren past niet meer bij deze verscheidenheid aan gezins-, werk- en consumptiepatronen. « De » consument bestaat niet meer. Er zijn vele soorten consumenten, die 's avonds, 's nachts en in het weekend willen kunnen winkelen, ook al gaat het hierbij meestal om ontspanning.

Er zijn dus redenen genoeg om de wetgeving aan te passen aan de maatschappelijke realiteit en een verregaande liberalisering toe passen. We hebben in de commissie dan ook gepleit voor een systeem waarbij de handelaar zijn openingsuren zelf kan kiezen met een maximum van 12 tot 15 uur per dag. Uit de verschillende uiteenzettingen in de Kamer en in de Senaat leid ik af dat ook andere partijen meer en meer in dezelfde richting beginnen te denken, maar nog niet de moed hebben dat openlijk toe te geven.

Ondanks het wettelijk verbod zijn er enkele honderden avond- en nachtwinkels ontstaan. Dit bewijst dat de wettelijke regeling van 1973 niet meer overeenstemt met de maatschappelijke realiteit. Er bestaat duidelijk een behoefte aan avondlijk winkelen, ook buiten de sector van de voedingswaren. De kleinhandel moet de kans krijgen op deze nieuwe trends en behoeften in te spelen. De huidige wetgeving laat zulks niet toe. We stellen daarom voor de handelaar zelf zijn openingsuren te laten bepalen binnen een wettelijk vastgesteld maximum. Deze liberalisering geeft de handelaar de mogelijkheid zijn uren te diversifiëren, zodat kan worden ingespeeld op de specifieke behoeften van bepaalde consumenten en marktniches kunnen worden opgevuld, zonder dat het nodig is langer open te blijven. Op die manier worden de sociale en culturele behoeften van deze zelfstandigen gevrijwaard.

Internationale ervaring leert ons bovendien dat liberalisering positieve effecten genereert, zowel op de prijzen, als op het verbruik, de omzet en de werkgelegenheid.

De liberalisering van de openingsuren zal het opduiken van de volautomatische muurwinkels afremmen. Ik verwijs in dit verband naar de evolutie in de banksector. De bankautomaten zijn ontstaan omdat het bankpersoneel niet bereid was in te spelen op de vraag van de cliënten naar flexibele openingstijden. Die bankautomaten betekenen een enorme stap achteruit voor de werkgelegenheid in de sector. Met andere woorden, deze maatschappelijke evolutie heeft geen positieve effecten teweeggebracht voor de werkgelegenheid.

Of men het nu wil of niet, men zit de facto in een vorm van 24-uren economie. Terwijl de handelaars allerlei beperkingen worden opgelegd, mogen automatische muurwinkels wel 24 uur op 24 open zijn. Kleinhandelaars strijden hier met ongelijke wapens. Met ons voorstel is iedereen gelijk. We voeren geen aparte regeling in vanuit het oogpunt van het algemeen belang en willen geen uitzonderingen of vrijgeleide voor de automatische muurwinkels. Aldus lossen we ook het probleem van de winkels verbonden aan tankstations op. Voor de uitbaters zijn deze een levensbelangrijke bron van inkomsten. Een groot deel van de omzet en dus van de winst wordt pas na 22 uur gerealiseerd. In het wetsontwerp van de minister mogen enkel tankstations gelegen langs autowegen hun winkel 24 uur op 24 openhouden. De andere moeten hun winkel vóór 20 uur sluiten of pas na 20 uur openen in het regime van de nachtwinkel. In dit geval, missen ze het deel van hun clientèle dat overdag inkopen doet. Om deze winkels rendabel te maken, moeten de openingsuren vrij kunnen worden gekozen, binnen een bepaald maximaal aantal uren.

Wij vragen één algemene regeling waarbij alle soorten winkeliers hun eigen openingsuren mogen kiezen. Het is geen pleidooi voor een onbeperkte 24-uren economie. Het is een pleidooi voor meer vrijheid, voor minder betutteling en voor meer aandacht voor de wensen en behoeften van zowel de handelaars als de consumenten.

Daarom hebben we ons amendementen die we in de commissie reeds hebben verdedigd, opnieuw ingediend. We zullen ze opnieuw verdedigen, want we kunnen geenszins akkoord gaan met het voorliggend wetsontwerp. Als het ontwerp niet wordt geamendeerd, zal de VLD-fractie tegen stemmen.

M. le président. ­ La parole est à M. Philippe Charlier.

M. Ph. Charlier (PSC). ­ Monsieur le président, la loi du 24 juillet 1973 interdit l'accès de la clientèle aux magasins, la vente directe aux consommateurs et les livraisons à domicile pendant les heures de fermeture qui se situent entre 21 heures, les week-ends et jours fériés; 20 heures les autres jours et cinq heures du matin.

Il est important de préciser que cette loi de 1973, issue d'une initiative parlementaire, avait pour objet de donner au commerçant, tout en évitant une concurrence dommageable, des moments de répit et de lui permettre ainsi de se consacrer à sa vie familiale, de participer à la vie sociale et culturelle, de perfectionner éventuellement sa formation professionnelle. Des exceptions et des dérogations sont prévues logiquement pour toute une série de services et de commerces qui justifient un traitement particulier. C'est pourquoi des dérogations à l'obligation de fermeture sont prévues par produits ­ par exemple, les journaux et périodiques ­, par secteurs ­ les entreprises de pompes funèbres, les fleuristes, Horeca, etc. ­, ou encore pour des endroits bien précis comme les gares, les aéroports et les zones portuaires. La loi prévoit également que le Roi peut permettre des dérogations pour des communes touristiques, des stations balnéaires ou climatiques. Il est également prévu que le collège des bourgmestre et échevins peut accorder des dérogations pour des périodes de quinze jours maximum dans des circonstances telles que les fêtes de Noël ou les foires commerciales.

Cependant, au cours de ces dernières années, on a assisté à un changement des comportements. Ainsi, dans les grandes agglomérations, se sont ouverts de plus en plus de magasins de nuit pour répondre en fait à des besoins nouveaux de consommation, à des besoins exceptionnels et urgents de première nécessité.

La loi de 1973 n'avait rien prévu pour ces derniers, il s'agit donc ici de donner une base légale à ces magasins de nuit, assortie de normes strictes, afin de rester fidèle aux principes fondamentaux et aux acquis garantis par la loi du 24 juillet 1973.

Pour ce faire, le projet en discussion définit les magasins de nuit qui se voient imposer des heures de fermeture obligatoire, entre sept heures du matin et 18 heures. En outre, pour pouvoir exercer une activité de type nocturne, les commerces doivent répondre à toute une série de conditions bien définies et, entre autres, avoir une superficie de vente inférieure à 250 mètres carrés, être repris au registre de commerce sous la catégorie « vente de produits alimentaires et ménagers ».

Il est clair que ces dispositions permettent d'éviter que n'importe quelle activité commerciale puisse être poursuivie la nuit. Il aurait été en effet impensable de permettre à des grandes surfaces de rester ouvertes la nuit.

Une enquête réalisée par l'administration de la politique PME, qui figure en annexe du rapport de la Chambre, nous indique clairement que dans la majorité des cas, les produits vendus dans ce genre d'établissement commercial relèvent d'une nécessité de dernière minute et de première nécessité. Ce type de restriction relative à la nature de l'activité commerciale qui peut s'y faire répond donc bien, semble-t-il, aux besoins des consommateurs.

Profitant de cette réforme, le gouvernement a décidé d'inclure dans le texte en projet des exceptions pour les vidéoclubs et les laveries, mais également pour les magasins liés aux stations-service sises le long des autoroutes, ces trois catégories bénéficiant d'une exception au principe et pouvant dès lors rester ouvertes 24 heures sur 24.

J'estime que jamais un gouvernement de centre-gauche n'a pris autant d'initiatives en faveur des indépendants et des PME, parce que la majorité sait qu'il s'agit d'un secteur en développement créateur d'emplois et qui mérite toute l'attention du législateur, quand il le faut ­ je vous rappelle à ce sujet le projet pour la promotion de l'entreprise indépendante. Je crois qu'en matière de magasins de nuit, il fallait légiférer parce qu'il s'agit aujourd'hui, d'un besoin nouveau, qui n'existait pas en 1973. Il est bon de bien définir les activités des magasins de nuit et, finalement, des magasins de jour afin d'éviter la concurrence entre les deux. Il est évident qu'un magasin ouvert 24 heures sur 24 constitue une atteinte à la concurrence, pour un magasin qui ne peut pas ouvrir. Néanmoins, la recherche de l'équilibre entre les deux n'est manifestement pas chose facile.

Aussi, lors de nos débats en commission des Finances et des Affaires économiques, j'avais émis l'idée qu'au lieu de faire un projet de loi afin de légaliser les night-shops , on aurait pu entreprendre une approche plus globale et voir dans quelle mesure on pouvait laisser plus de liberté aux indépendants qui, aujourd'hui, ont beaucoup de mal à subsister, particulièrement dans le secteur alimentaire. Il aurait peut-être fallu permettre à ces magasins une plus grande flexibilité dans leur choix d'heures d'ouverture. Il aurait peut-être fallu se pencher sur ce problème de la fixation des heures d'ouverture et voir dans quelle mesure, tout en maintenant l'équilibre, on aurait pu favoriser l'autonomie des activités parce que, parfois, les petits magasins font le maximum de leur chiffre d'affaires au moment où les grandes surfaces sont fermées. On pourrait même dire que certains d'entre eux ne subsistent que grâce à cela !

Cependant, compte tenu du cadre étroit dans lequel s'est inscrit ce projet, c'est-à-dire sans autres réformes ­ notamment sociales ­, il aurait été difficile d'introduire une nouvelle disposition permettant à chacun de définir lui-même ses heures d'ouverture avec un maximum fixé par jour.

Quoi qu'il en soit, je reste persuadé, vu l'évolution de notre société qui est en constante mutation et exige une flexibilité accrue en termes de durée de travail, que cette législation aurait dû être approfondie.

Cependant, compte tenu des risques sociaux concomitants à une telle réforme, mais également du fait que des résultats économiques en termes de volume et de prix en faveur des consommateurs n'ont pu être démontrés, il était impossible de réaliser cette réforme immédiatement.

En outre, le gouvernement en votre personne, monsieur le ministre, nous a assurés qu'une évaluation de la nouvelle législation sera effectuée. Des modifications législatives seront éventuellement prises ultérieurement. Nous y resterons particulièrement attentifs.

Un autre point délicat dans le projet de loi est la problématique des stations-service. La question qui se pose est de savoir si en permettant aux magasins liés aux stations-service le long des autoroutes de déroger à l'obligation de fermeture, on ne porte pas atteinte à la concurrence. N'y a-t-il pas un risque qu'un jour, ce secteur introduise un recours près la Cour d'arbitrage ou à l'échelon européen en estimant qu'il y a atteinte à la concurrence ?

Votre réponse à nos inquiétudes, monsieur le ministre, a été claire et précise et, dès lors, notre groupe a pu se résoudre à voir cette disposition subsister.

À la suite des auditions de différents représentants du secteur de la vente de carburants, il est clairement apparu que les principales critiques portaient plus sur les faibles marges bénéficiaires que les grands distributeurs laissent aux revendeurs de carburant, que sur la problématique des heures d'ouverture. En effet, de ces faibles marges bénéficiaires découle directement le nécessaire besoin de diversification des revendeurs de carburants vers d'autres secteurs, notamment celui de l'alimentation, afin de préserver un minimum de rentabilité. L'exception a donc été maintenue. On peut également arguer que faire bénéficier l'ensemble des magasins liés à des stations-service donnerait aussi lieu à une discrimination pour les autres commerces qui se trouveraient dans leur voisinage.

Par ailleurs, des exceptions par lieux bien précis existent déjà en ce qui concerne les aéroports et les gares. Pourquoi ne pas les étendre aux stations-service situées le long des autoroutes ?

Nous approuvons donc ce projet de loi et nous espérons ainsi lui donner une chance de faire ses preuves. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, toen de verplichte avondsluiting werd ingevoerd bij wet van 24 juli 1973, werd de noodzaak ervan beklemtoond met het argument dat de aanstormende supermarkten moesten worden beteugeld. Sindsdien werden er op die wet een hele reeks uitzonderingen toegestaan : de vrijdagavondopening, de zondagwinkels, de toelating om enkele keren per jaar op een sluitings- of op een feestdag te openen, de sperperiode voor de koopjes. Al die uitzonderingen werden aanvaard omdat de maatschappelijke ontwikkelingen de wetgever voorbijholden.

Vandaag hebben we het over winkels bij benzinestations en over nachtwinkels. Deze twee fenomenen waren in 1973 nog niet gekend. De uitzondering voor wasserijen en videotheken om 24 uur per dag open te blijven, zal binnenkort ongetwiijfeld ook worden aangevraagd door de aanbieders van de snelle hap. Naar Amerikaans model willen ook zij hun producten 24 uur op 24 kunnen aanbieden. Met deze uurregeling zal er geen einde worden gemaakt aan het fenomeen van de muurwinkels, van het internet-winkelen, van het verkleuterende tele-shoppen dat met een aan debiliteit grenzende argumentatie woekerwinsten tracht te maken, noch aan de bankautomaten. In de Verenigde Staten zijn nagenoeg alle winkels 24 uur op 24 open en nergens ter wereld zijn er zo veel geld- en bankautomaten. Collega's die dit voorbeeld inroepen, roepen een slecht voorbeeld in.

De grootste werkverschaffers in ons land, de KMO's, vrezen dat deze uitzonderingen slechts de proloog vormen voor een volledige vrijlating van de openingsuren en voor de feitelijke verplichting om met het oog op commerciële leefbaarheid elk gezinsleven op te geven en 24 uur op 24 open te blijven. De middenstandsorganisatie, waarbij de minister zijn oor wel eens iets nadrukkelijker te luisteren legt dan bij andere organisaties uit de christelijke zuil, kwam tijdens de hoorzitting in regelrechte aanvaring met het VKW, het Verbond van christelijke werkgevers, dat er in dezelfde zuil een totaal tegenovergestelde mening op nahoudt.

Tegenover de uitzonderingen en tegenover de KMO's staat de verbruiker die niet begrijpt waarom hij niet mag kopen wat hij wil en wanneer hij dat wil. In die chaos wil de wetgever ordenend optreden. Eerlijk gezegd heb ik er mijn grootste twijfels bij of hij daartoe in staat zal zijn. Ik denk dat wij gedoemd zijn om achter de feiten aan te hollen.

Wel ben ik voorstander van een logische regelgeving. Om bedrijfseconomische redenen is het volkomen aanvaardbaar dat uitbaters van winkels bij benzinestations hun personeel niet alleen willen laten wachten op de klant die zijn tankbeurt komt afrekenen, maar dat personeel ook wil inzetten voor de verkoop van andere waren.

De wetgever die anderzijds dronkenschap wil beteugelen, vooral bij automobilisten, staat toe dat in die winkels dranken worden verkocht met een maximum van 6 % volume alcohol. Alsof 20 pinten bier minder dronken maken dan één glas cognac.

De wetgever mag geen tegenstrijdigheden in de wetgeving inbouwen. Wanneer winkels bij benzinestations uitzonderlijke openingsuren krijgen omdat hun cliënteel dag en nacht mobiel is en bijvoorbeeld dag en nacht voeding moet kunnen kopen, moet diezelfde argumentatie van mobiliteit eveneens gelden om verkoop van alcoholhoudende dranken aan automobilisten in diezelfde winkels te verbieden.

Wat de nachtwinkels betreft, gaat de wetgever ook voorbij aan de werkelijkheid. Het aantal van deze winkels kende de voorbije jaren, zelfs maanden, een explosieve stijging. Een wandeling door de Antwerpse straten is voldoende om dit vast te stellen. Ik vrees dat de cijfers van de heer Coene lichtjes gedateerd zijn.

Politiebronnen wijzen erop dat in een groot aantal van deze nachtwinkels illegalen worden tewerkgesteld. Handelsregister, BTW, sociale verplichtingen zijn voor vele uitbaters loze begrippen. Verschillende nachtwinkels werden al betrapt op drugsverkoop en het witwassen van crimineel geld.

De ware opdracht van de overheid bestaat erin malafide praktijken te ontmoedigen, eventueel via een tienvoudige controle. Betrapten mogen niet de kans krijgen de volgende dag opnieuw te beginnen in hetzelfde of in een ander pand. De overheid mag sluikwerkende illegalen niet, wat ik zou noemen, een bevel tot opnieuw onderduiken in de illegaliteit afleveren. Ze moet ze integendeel van het grondgebied verwijderen. Wat pater Leman hiervan vindt, is niet de zorg van de overheid. Indien de regering consequent zou willen optreden, zouden de KMO's niet verontrust moeten zijn. Enkel op die wijze blijven de bonafide handelaars over.

Het Vlaams Blok zal dit wetsontwerp niet goedkeuren omdat de overheid de feiten achterna holt en weigert een einde te maken aan de zichtbare misbruiken, aan de vastgestelde en vaststelbare overtredingen. Zolang winkeliers beboet worden omdat zij amper één dag te vroeg hun koopjes aanbieden, terwijl vreemde handelaars de winkelwetten manifest overtreden, heeft de overheid niet het recht betuttelende en misplaatste wetten uit te vaardigen. Zij vlucht zo voor haar verantwoordelijkheid om orde voor te schrijven.

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten. We gaan nu over tot de bespreking van de artikelen waarop amendementen werden ingediend.

Plus personne ne demandant la parole la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles auxquels des amendements ont été déposés.

De heren Coene en Hatry stellen voor een artikel 1bis (nieuw) in te voegen luidend :

« Art. 1bis. In het opschrift van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening, de woorden « verplichte avondsluiting » vervangen door de woorden « maximale openingsduur. »

« Art. 1er bis. Dans l'intitulé de la loi du 24 juillet 1973 instaurant la fermeture obligatoire du soir dans le commerce, l'artisanat et les services, remplacer les mots « la fermeture obligatoire du soir » par les mots « la durée maximale d'ouverture. »

Het woord is aan de heer Coene.

De heer Coene (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, aangezien we in plenaire vergadering dezelfde amendementen hebben ingediend als in de commissie, verwijs ik voor de verantwoording naar het commissieverslag.

De voorzitter. ­ De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Le vote sur l'amendement est réservé.

L'article 2 est ainsi rédigé :

Art. 2. L'article 2 de la loi du 24 juillet 1973 instaurant la fermeture obligatoire du soir dans le commerce, l'artisanat et les services est complété par un c) , rédigé comme suit :

« c) avant 18 heures et après 7 heures pour les magasins de nuit visés à l'article 4bis , § 1er . »

Art. 2. Artikel 2 van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening wordt aangevuld met een c) luidend als volgt :

« c) vóór 18 uur en na 7 uur voor nachtwinkels bedoeld in artikel 4bis , § 1. »

De heren Coene en Hatry stellen voor dit artikel te doen vervallen.

MM. Coene et Hatry proposent la suppression de cet article.

De heren Coene en Hatry stellen volgend subsidiair amendement voor :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 2 van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening wordt vervangen door volgende bepaling :

« Art. 2. De maximaal toegelaten openingsduur bedraagt vijftien uur per dag. Binnen deze maximale openingsduur staat het de handelaar vrij zijn openingsuren te bepalen. »

« Remplacer cet article par ce qui suit :

« L'article 2 de la loi du 24 juillet 1973 instaurant la fermeture obligatoire du soir dans le commerce, l'artisanat et les services est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 2. La durée maximale d'ouverture autorisée est de quinze heures par jour. Le commerçant peut fixer librement ses heures d'ouverture dans les limites de cette durée maximale. »

De heren Coene en Hatry stellen volgend tweede subsidiair amendement voor :

« In het punt c) de woorden « 18 uur » en « 7 uur » vervangen door respectievelijk de woorden « 16 uur » en « 9 uur. »

« Au point c), remplacer les mots « 18 heures » et « 7 heures », respectivement, par les mots « 16 heures » et « 9 heures. »

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Le vote sur les amendements est réservé.

L'article 3 est ainsi rédigé :

Art. 3. L'article 4, § 1er , de la même loi, modifié par l'arrêté royal du 1er octobre 1976, est modifié comme suit :

1º le point a) est remplacé par la disposition suivante :

« a) aux hôtels, motels, terrains de camping, restaurants, services proposés par des traiteurs, des friteries, des salons de consommation et des débits de boissons ainsi qu'aux entreprises spécialisées suivantes : les entreprises de vente au détail de carburant et d'huile pour véhicules automobiles ou chauffage domestique, les entreprises de pompes funèbres, les magasins d'appareils médicaux et chirurgicaux, les magasins de fleurs, les magasins destinés à la location et à la vente de films vidéo, les laveries et les magasins de tabac; »;

2º il est ajouté un point f), rédigé comme suit :

« f) la vente de produits d'alimentation générale et d'articles ménagers, à l'exclusion de boissons alcoolisées distillées et de boissons fermentées, d'une teneur en volume d'alcool de plus de 6 %, lorsque la vente a lieu dans des stations-service situées le long des autoroutes ou dans des magasins situés sur le domaine des autoroutes et à condition que la surface nette de vente, c'est-à-dire la superficie destinée à la vente et accessible au public, n'excède pas les 250 m2 . »

Art. 3. Artikel 4, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 1976, wordt gewijzigd als volgt :

1º het punt a) wordt vervangen door de volgende bepaling :

« a) hotels, motels, kampeerterreinen, restaurants, diensten verleend door traiteurs, frituren, verbruikzalen, drankslijterijen, alsmede de volgende speciaalzaken : ondernemingen die brandstof en olie voor autovoertuigen of woningverwarming in het klein verkopen, begrafenisondernemingen, winkels van genees- en heelkundige toestellen, bloemenwinkels, winkels voor de verhuur en de verkoop van videofilms, wasserijen en tabakswinkels; »;

2º een punt f) wordt toegevoegd, luidend als volgt :

« f) de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen, met uitsluiting van gedistilleerde alcoholische dranken en gegiste dranken met een gehalte van meer dan 6 % volume alcohol, wanneer deze verkoop plaatsvindt in tankstations langs de autosnelweg of in winkelruimten gelegen op het domein ervan en als de netto-verkoopoppervlakte, dit is de oppervlakte dienstig voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek, niet meer bedraagt dan 250 m2 . »

De heren Coene en Hatry stellen volgend amendement voor :

« In de bepaling onder 1º, in het voorgestelde punt a) tussen het woord « drankslijterijen, » en de woorden « alsmede de volgende speciaalzaken » het woord « kruidenierswinkels, » invoegen. »

« Dans le a), proposé au 1º de cet article, remplacer les mots « et des débits de boissons » par les mots « , des débits de boissons et des épiceries. »

De heren Coene en Hatry stellen volgend amendement voor :

« In de bepaling onder 2º, in het voorgestelde punt f), de volgende wijzigingen aanbrengen : A) de woorden « langs de autosnelweg » doen vervallen; B) de woorden « winkelruimten gelegen op het domein ervan » vervangen door de woorden « winkels verbonden aan tankstations. »

« Dans le f) proposé au 2º de cet article, apporter les modifications suivantes : A) supprimer les mots « le long des autoroutes »; B) remplacer les mots « magasins situés sur le domaines des autoroutes » par les mots « magasins rattachés à de stations-services. »

De heren Coene en Hatry stellen volgend amendement voor :

« Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :

« 3º een punt g) wordt toegevoegd, luidend als volgt :

« g) voor de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen, met uitsluiting van gedistilleerde alcoholische dranken en gegiste dranken, met een gehalte van meer dan 6 % volume alcohol, in tankstations die niet gelegen zijn langs de autosnelweg of in winkelruimten gelegen op het domein ervan, en waarbij de oppervlakte voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek, niet meer bedraagt dan 250 m2 , gelden de sluitingsuren van 0 uur tot 5 uur. »

« Compléter cet article par un 3º, rédigé comme suit :

« 3º il est ajouté un point g), rédigé comme suit :

« g) à la vente de produits d'alimentation générale et d'articles ménagers, à l'exclusion des boissons alcoolisées distillées et des boissons fermentées, d'une teneur en volume d'alcool de plus de 6 %, lorsque la vente a lieu dans des stations-service non situées le long de l'autoroute ou dans des magasins situés sur leur domaine et que la superficie destinée à la vente et accessible au public n'excède pas 250 m2 , les heures de fermeture étant fixées dans ce cas de 0 à 5 heures. »

De heren Coene en Hatry stellen volgend subsidiair amendement op het vorige amendement voor :

« Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :

« 3º een punt g) wordt toegevoegd, luidend als volgt :

« g) voor de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen, met uitsluiting van gedistilleerde alcoholische dranken en gegiste dranken, met een gehalte van meer dan 6 % volume alcohol, in tankstations die niet gelegen zijn langs de autosnelweg of in winkelruimten gelegen op het domein ervan, en waarbij de oppervlakte voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek, niet meer bedraagt dan 250 m2 , gelden de sluitingsuren van 22 uur tot 5 uur. »

« Compléter cet article par un 3º, rédigé comme suit :

« 3º il est ajouté un point g), rédigé comme suit :

« g) à la vente de produits d'alimentation générale et d'articles ménagers, à l'exclusion des boissons alcoolisées distillées et des boissons fermentées, d'une teneur en volume d'alcool de plus de 6 %, lorsque la vente a lieu dans des stations-service non situées le long de l'autoroute ou dans des magasins situés sur leur domaine et que la superficie destinée à la vente et accessible au public n'excède pas 250 m2 , les heures de fermeture étant fixées dans ce cas de 22 à 5 heures. »

MM. Hatry et Coene proposent un deuxième amendement subsidiaire à l'amendement précédent, rédigé comme suit :

« Compléter cet article par un 3º, rédigé comme suit :

« 3º il est ajouté un point g), rédigé comme suit :

« g) aux magasins annexés aux stations-services en dehors des autoroutes, qui peuvent rester ouverts de 5 heures à 22 heures en semaine et jusqu'à minuit les vendredis, samedis et veilles de jours fériés légaux. »

« Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :

« 3º er wordt een punt g) toegevoegd, luidende :

g) winkels die deel uitmaken van een tankstation dat niet langs de autoweg gelegen is, die open kunnen blijven van 5 uur tot 22 uur op weekdagen en tot 24 uur op vrijdag, op zaterdag en op werkdagen die een wettelijke feestdag voorafgaan. »

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Le vote sur les amendements est réservé.

L'article 4 est ainsi rédigé :

Art. 4. La même loi est complétée par un article 4bis , rédigé comme suit :

« Art. 4bis . § 1er . Les magasins de nuit doivent répondre aux conditions suivantes :

1º être inscrits au registre du commerce exclusivement sous la rubrique « vente de produits d'alimentation générale et d'articles ménagers », telle qu'elle est définie au § 7, 1º, de l'annexe de l'arrêté royal du 31 août 1964 fixant la nomenclature des activités commerciales à mentionner au registre du commerce;

2º n'y exercer aucune autre activité commerciale que celle visée au 1º;

3º avoir une surface nette de vente maximale de 150 m2 ;

4º afficher d'une manière apparente et permanente la mention « magasin de nuit ».

§ 2. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, imposer aux magasins de nuit des conditions d'exploitation supplémentaires. »

Art. 4. Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 4bis , luidend als volgt :

« Art. 4bis . § 1. Nachtwinkels moeten aan volgende voorwaarden voldoen :

1º ingeschreven zijn in het handelsregister uitsluitend onder de rubriek « verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen » zoals deze omschreven is in § 7, 1º, van de bijlage van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden;

2º geen andere handelsactiviteiten uitoefenen dan dan die bedoeld in het 1º;

3º een maximale netto-verkoopoppervlakte hebben van 150 m2 ;

4º op duidelijke en permanente manier de vermelding « nachtwinkel » dragen.

§ 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nachtwinkels bijkomende uitbatingsvoorwaarden opleggen. »

De heren Coene en Hatry stellen voor dit artikel te doen vervallen.

MM. Coene et Hatry proposent la suppression de cet article.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Le vote sur l'amendement est réservé.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het geheel van het wetsontwerp hebben later plaats.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu'au vote sur l'ensemble du projet de loi.