1-224

1-224

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 26 NOVEMBRE 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 26 NOVEMBER 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER HOSTEKINT AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN OVER « DE PARTICULIERE SLACHTINGEN EN DE ILLEGALE VLEESHANDEL IN ONS LAND »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. HOSTEKINT AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE ET DES PENSIONS SUR « LES ABATTAGES PAR LES PARTICULIERS ET LE COMMERCE ILLICITE DE VIANDE DANS NOTRE PAYS »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Hostekint.

Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben geen lobbyist, ik verdedig niet de belangen van één of andere organisatie, maar ik moet u wel eerlijk bekennen dat deze keer de Landsbond van beenhouwers en spekslagers, een eerbiedwaardige instelling, mij gevraagd heeft deze vraag over de particuliere slachtingen te stellen. We mogen de beenhouwers en spekslagers niet verwarren met de hormonenmaffia, met de malafide vleeshandelaars, hormonenspuiters en veeartsen. Dat is een totaal ander milieu. In de hele hormonenkwestie zijn naast de gebruikers ook de beenhouwers de grootste slachtoffers. Sinds de praktijken van de hormonenmaffia algemeen bekend zijn ­ zij slepen al jaren aan ­ stelt men vast dat het vleesverbruik daalt. Ik weet dat de minister en zijn voorganger, de heer Santkin, die hier aanwezig is, reeds jaren inspanningen doen om paal en perk te stellen aan de praktijken van de hormonenmaffia. Er werden reeds resultaten geboekt, ook op wetgevend vlak, de hormonenmaffia wordt strenger aangepakt, maar op dit terrein zijn wetenschap en maffia de politiek telkens weer te snel af. Bovendien vergt de strijd tegen de maffia niet alleen een nationale aanpak, maar moet hij ook op Europees niveau en op wereldvlak worden gevoerd. Het is niet mijn bedoeling van dit thema een politiek probleem te maken. Aanvankelijk wilde ik vandaag ook een vraag over de hormonenmaffia stellen, maar dit zou ons te ver leiden en ik zal mij dan ook strikt beperken tot de problematiek van de particuliere slachtingen.

Het is een publiek geheim dat de diepvriezer van heel wat Belgische huishoudens wordt gevuld met vlees dat niet uit het legale handelscircuit afkomstig is. Aan de basis van deze parallelle vleesmarkt ligt een niet-waterdichte wetgeving op de particuliere slachtingen. Dat is althans de mening van de Landsbond. Deze mensen kunnen dat ook met cijfers bewijzen. Zij hebben heel wat studies uitgevoerd die erop wijzen dat in ons land heel wat vlees wordt verhandeld door mensen die daarvoor geen vergunning hebben.

Op het ogenblik mag nog steeds elke particulier bepaalde dieren slachten of laten slachten, al dan niet ten huize, zelfs wanneer ze niet door de betrokkene zelf werden gekweekt. Door het koninklijk besluit van november 1982 kunnen particuliere slachtingen beter en efficiënter worden gecontroleerd, zowel op het vlak van volksgezondheid als op economisch en fiscaal vlak, maar misbruiken blijven bestaan. Dat weet de minister ongetwijfeld. Het probleem blijft dat een aanzienlijk deel van de particuliere slachtingen nog altijd bestemd is voor de parallelle vleesmarkt en dat de controle hierop nagenoeg onbestaande is.

Het koninklijk besluit van november 1982 voorzag in een meer doeltreffende en strengere controle, maar dat heeft de clandestiene vleeshandel niet helemaal kunnen beletten. In de praktijk blijkt het immers onmogelijk om op een efficiënte wijze te controleren.

Ik heb er niets op tegen dat mensen zelf dieren kweken. Voor sommigen is het zelfs een hobby, maar dan moeten de dieren wel bestemd zijn voor eigen gebruik, voor familie of vrienden. Zij mogen geen handel opzetten.

Volgens de statistieken van het Instituut voor veterinaire keuring waren er in de periode 1992 tot 1996 in bepaalde keurkringen bijna evenwel particuliere slachtingen als slachtingen voor de gewone handel. Ze bedroeg voor de keurkring Eeklo in 1992 het percentage particuliere slachtingen 40, 43 % en in 1996 44,80 %. In de keurkring Gent waren er in 1992 15,51 % particuliere slachtingen; in 1995 60,05 % en in 1996 57,05 %.

De concurrentie tussen de gevestigde en streng gecontroleerde vleeshandel enerzijds en de vleeshandelaars uit het illegale circuit anderzijds wordt bovendien ook scheef getrokken door het feit dat de illegale slachtingen ontsnappen aan de voorgeschreven sanitaire verplichtingen en hygiënische normen waaraan de reguliere vleeshandel is onderworpen.

De illegale vleeshandelaars ontsnappen daarenboven aan fiscale en sociale voorschriften, waardoor de overheid jaarlijks aanzienlijke inkomsten derft. Deze concurrentievervalsende elementen werker bijzonder demotiverend voor eerlijke beenhouwers en spekslagers.

Het is zeker niet mijn bedoeling de problematiek van de particuliere slachtingen te dramatiseren, maar het is begrijpelijk dat de streng gecontroleerde legale vleeshandelaars bepaalde oneerlijke praktijken van een illegaal circuit aanklagen.

Ik wens de minister in dit verband twee vragen te stellen. Een derde vraag over de hormonenmaffia die ik aanvankelijk wou stellen, heb ik laten vallen, want die zou ons te ver leiden.

Beschikt de minister over concrete cijfers over de particuliere slachtingen en over de grootte van het illegale vleescircuit in ons land ? Anders gezegd, bevestigt de minister de cijfers die het IVK in zijn jaarverslagen vermeldt ?

Welke maatregelen denkt de minister te nemen om de illegale vleesverkoop aan banden te leggen die uit de particuliere slachtingen voortvloeit ? Is de aanpassing van het koninklijk besluit van november 1982 een van die maatregelen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats moet ik erop wijzen dat de particuliere slachtingen op zich niet illegaal zijn, dat wil zeggen zolang die gebeuren in overeenstemming met de wettelijke regels. Die lopen voor de verschillende diersoorten vrij sterk uiteen. Voor runderen moet de particuliere slachting bijvoorbeeld in de slachthuizen gebeuren, wat niet het geval is voor varkens, schapen of geiten. Dit is begrijpelijk : een boer die zelf een varken wil slachten moet daartoe de mogelijkheid hebben.

Als gevolg van de wettelijke bepalingen beschik ik alleen over gegevens over particuliere slachtingen in de slachthuizen. Het aantal daarvan blijft enigszins stabiel. In 1992 werden er in het totaal in al onze slachthuizen 66 467 dergelijke slachtingen uitgevoerd. Het gaat hier over alle diersoorten, zowel over kalveren, varkens als geiten enzovoorts. In 1997 was dit gedaald tot 62 992. Dat is een eerste vaststelling.

Verder wijs ik erop dat particuliere slachtingen zijn toegestaan indien zij bestemd zijn voor het eigen verbruik, « voor de behoeften van het eigen gezin », zegt de wettekst. Ook moet er voorafgaandelijk aangifte worden gedaan bij de gemeenteontvanger. Ten slotte moet het vlees van de in de slachthuizen geslachte dieren een speciale ruitvormige stempel krijgen, zodat het kan worden herkend wanneer het toch illegaal op de markt wordt gebracht.

Op de vragen of de huidige maatregelen afdoende zijn en hoe omvangrijk het zwart circuit is, kan ik het volgende antwoorden. Een veel voorkomende praktijk is dat een boer een varken thuis slacht of een rund in een slachthuis laat slachten voor eigen gebruik, maar slechts één kwartier voor zichzelf houdt en drie kwartieren uitdeelt aan familie en kennissen. Ik denk dat we dat niet kunnen definiëren als een uitgebreid illegaal circuit. Om dit soort circuits op te sporen zouden wij in elk gezin een controleur naast de frigo moeten plaatsen, wat uiteraard onmogelijk is.

De Landsbond van beenhouwers en spekslagers ­ ik vind dit altijd opnieuw een wat archaïsche maar zeer appetijtelijke benaming ­ heeft inderdaad gewezen op mogelijke concurrentievervalsing. Ik heb het IVK reeds meermaals gevraagd dat te onderzoeken.

De gegevens van dat comité wijzen niet op een uitgebreid zwart commercieel circuit. Slachtingen in het zwart kunnen niet worden genegeerd, maar ze blijven vrij beperkt. De heer Hostekint beweert terecht dat de cijfers van de particuliere slachtingen verschillen volgens de keurkringen. Eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat sommige slachthuizen, vooral de kleinere graag particuliere slachtingen aanmoedigen omdat die voor hen vrij lucratief zijn. Er gebeuren inderdaad meer particuliere slachtingen in kleinere slachthuizen.

Hoe kunnen we de controle op deze illegale praktijken verhogen ? We kunnen ten eerste een beroep doen op de beenhouwers en spekslagers. Zij kunnen vlees afkomstig van illegale slachtingen herkennen. Als het gaat om dieren die thuis geslacht zijn, ontbreekt vanzelfsprekend de stempel van het slachthuis. Dieren van particulieren die in het slachthuis worden geslacht, dragen een ruitvormige stempel. Ik ben bereid om een communicatiekanaal te openen zodat de beenhouwers en spekslagers aan de inspectiediensten illegale slachtingen kunnen melden.

Ik zou ten tweede de gemeenten kunnen vragen de slachtingen, die vooraf moeten worden gemeld, efficiënter en frequenter te controleren. Dat zou voor mij een gemakkelijke oplossing zijn. Ik zou er mij met een omzendbrief aan de gemeenteontvangers vanaf kunnen maken zonder mij iets te moeten aantrekken van de wijze waarop die controles in de praktijk moeten worden gerealiseerd.

Ten derde is er de definitie van particuliere slachtingen. We zouden dit begrip nog kunnen verengen door te bepalen dat men alleen dieren die men zelf heeft vetgemest particulier kan slachten om te vermijden dat er een winstgevend handeltje ontstaat.

Ten vierde kunnen de verhoogde controles en de fraudebestrijdingsmechanismen die voor het rundsvlees bestaan, ook worden aangewend om de particuliere slachtingen binnen bepaalde perken te houden.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, zoals ik in mijn vraag al zei mag het probleem van de particuliere slachtingen zeker niet overdreven worden. Volgens de minister kunnen beenhouwers en spekslagers zelf de vastgestelde misbruiken signaleren aan het ministerie van Volksgezondheid. Hij suggereert ook een efficiëntere controle door de gemeenten, maar de gemeenten zullen daarop ongetwijfeld onmiddellijk reageren en zeggen dat dit onmogelijk is omdat zij van de overheid de voorbije jaren al te veel nieuwe taken toegewezen kregen.

De minister heeft gewezen op de noodzaak van een betere communicatie tussen de Landsbond van beenhouwers en spekslagers enerzijds en de instanties van Volksgezondheid anderzijds. Ik stel dan ook voor dat het kabinet van de minister zo spoedig mogelijk werk maakt van een overleg met de landsbond om samen te zoeken naar maatregelen en oplossingen voor het probleem van de particuliere slachtingen. Deze slachtingen zijn op zich niet illegaal, maar het is wel illegaal om particulier geslachte dieren in het commercieel circuit te brengen. Zodoende ontstaat er immers oneerlijke concurrentie voor de beenhouwers. Bovendien is er minder controle vanwege het ministerie van Volksgezondheid, hetgeen mogelijke gevaren voor de volksgezondheid met zich brengt.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.