1-213

1-213

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 15 OCTOBRE 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 15 OKTOBER 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE FATALE AFLOOP VAN DE UITWIJZING VAN SÉMIRA ADAMU »

VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW LIZIN AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE EUROPEANISERING VAN HET MIGRANTEN- EN ASIELBELEID »

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER VERREYCKEN AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE GEVOLGEN VAN HET OVERLIJDEN VAN SÉMIRA ADAMU »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « L'ISSUE FATALE DE L'EXPULSION DE SÉMIRA ADAMU »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE MME LIZIN AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « L'EUROPÉANISATION DE LA POLITIQUE DE MIGRATION ET D'ASILE »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. VERREYCKEN AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LES CONSÉQUENCES DU DÉCÈS DE SÉMIRA ADAMU »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux.

Ik stel voor de vragen om uitleg van de heer Verreycken en mevrouw Lizin eraan toe te voegen.

L'ordre du jour appelle la demande d'explications de M. Anciaux.

Je propose d'y joindre les demandes d'explications de M. Verreycken et de Mme Lizin.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, op 23 september heb ik een vraag om uitleg gericht tot de vorige vice-eerste minister over de fatale afloop van de uitwijziging van Sémira Adamu. Ik beschik vandaag over de nota van de vice-eerste minister en stel vast dat op vele van mijn vragen reeds een antwoord is gekomen. Eén van mijn vragen was of de vice-eerste minister een onderzoek ging instellen naar de fatale afloop van die uitwijziging. Ik neem aan dat hij dat al heeft gedaan. Een andere vraag was of de vice-eerste minister bereid was om de video-opnames van het incident ter beschikking te stellen van de commissie voor de Binnenlandse en de Administratieve Aangelegenheden. Hij heeft in de commissie reeds geantwoord dat dit perfect mogelijk is nadat het gerechtelijk onderzoek is afgerond en op voorwaarde dat er enige discretie aan de dag wordt gelegd. De vice-eerste minister is reeds tegemoetgekomen aan de eis dat er een einde moest komen aan een aantal medisch onverantwoorde methodes. Met name het gebruik van het kussentje wordt in de beleidsnota van de vice-eerste minister afgeschaft.

Ik neem aan dat dit debat meer senatoren interesseert dan de zes collega's die hier aanwezig zijn. Ik wil het vooral over de actualiteit hebben. De vice-eerste minister heeft een nota opgesteld, waarover wij in de commissie reeds uitvoerig hebben gedebatteerd. Ik heb daar gezegd dat deze nota positieve punten bevat. Er wordt een aanzet gegeven om de procedure voor een deel te vermenselijken. Er worden een aantal impliciete toegevingen gedaan. Er werd toegegeven dat het asielbeleid op een aantal aspecten fout zat.

Het echte debat hebben wij echter nog niet kunnen voeren. Dat gaat volgens mij niet over de vraag of de grenzen open of dicht moeten zijn. Ik pleit niet voor het openstellen van de grenzen, maar wel voor het herdenken van het asielbeleid in het licht van de gewijzigde mondiale situatie. Wij moeten rekening houden met het feit dat in België vele tienduizenden illegalen verblijven. Deze personen hebben een aanvraag ingediend, maar zijn na hun uitwijzing terug het land binnengekomen of zijn in de anonimiteit verdwenen zonder een uitspraak af te wachten. Tijdens het debat heb ik financiële argumenten horen opwerpen. Een collega van de VLD opperde op een bepaald moment dat het asielbeleid de samenleving reeds twaalf miljard kost. Hij vroeg zich af of deze kost nog kon vermeerderen. Ik hoor echter nergens openlijke vragen naar de kost van de illegaliteit. Indien een deel van de arbeid die in de illegaliteit wordt verricht, in het legale circuit zou gebeuren, dan zou dit de samenleving heel wat geld opbrengen.

Ik wens een open debat over welke categorieën van vluchtelingen asiel moeten krijgen. Verenigingen die reeds een hele tijd voor de rechten van vluchtelingen opkomen, hebben in dit verband een aantal voorstellen gedaan. Ik heb het in dit verband niet over het Collectief tegen de Uitwijzingen, dat vrij recent is. Deze verenigingen hebben nuttige suggesties gedaan rond de regulariseringen en het B-statuut. Ik meen dat wij in een open debat naar elkaar moeten luisteren. Wij moeten opteren voor een vorm van regularisering. De vice-eerste minister heeft hiertoe een zeer beperkte aanzet gegeven. Het is zeer goed mogelijk dat er in dit halfrond en bij de publieke opinie geen meerderheid te vinden is voor een meer omvangrijke regularisering.

Toch pleit ik hiervoor, ook al weet ik dat dit standpunt niet zo populair is bij de publieke opinie. Ik ben er immers van overtuigd dat wij op die manier een betere samenleving kunnen creëren, waardoor de veiligheid zal verhogen en het verantwoordelijkheidsgevoel zal toenemen. Ten aanzien van mensen die illegaal zijn en dus officieel niet bestaan kan immers geen beleid worden gevoerd. Ons asielbeleid moet meer op de realiteit worden gericht.

Ik pleit voor de toepassing van het B-statuut op landen waar zich een oorlogssituatie of een andere bedreiging voordoet. Ik verwijs in dit verband naar het statuut van de Bosnische vluchtelingen. Op het ogenblik bestaat er in Kosovo een onveilige situatie. Ik hoop dat er in de loop van de volgende weken een vreedzame oplossing zal worden gevonden voor de problemen in deze regio. Zekerheid bestaat er hierover echter nog steeds niet. Is het niet logisch dat mensen die een oorlogssituatie ontvluchten een B-statuut krijgen ? Sommigen beweren dat er dienaangaande een beslissing in Europees verband moet worden genomen. Ik ben mij er uiteraard van bewust dat wij ook op dit vlak moeten streven naar een optimale samenwerking met de landen van de Europese Unie. Het zou onaanvaardbaar zijn dat wij een beleid voeren dat totaal verschilt van dat in de andere EU-landen. Ik heb er in de commissie op gewezen dat onze realiteit niet altijd een Europese realiteit is. Hiermee bedoel ik dat sommige landen worden geconfronteerd met specifieke problemen. Zo zijn er in België vrijwel geen Afghaanse vluchtelingen, terwijl zij massaal toestromen in Nederland. Hiermee wil ik aantonen dat het B-statuut niet noodzakelijkerwijze op Europees niveau moet worden geregeld. Ook op nationaal niveau kan worden vastgelegd welke nationaliteit voor een B-statuut in aanmerking komt.

Ik dring eveneens aan op een meer efficiënte aanpak van de netwerken die zich bezighouden met mensenhandel en in het bijzonder met vrouwenhandel. Onlangs heeft de procureur des Konings van Brugge een noodkreet geuit omdat geen enkele politicus wakker ligt van de mensenhandel. Eigenlijk hebben wij dus te maken met een hypocriete bedoening.

Ik wil uiteraard niemand beschuldigen, maar ik kan niet nalaten de aandacht te vestigen op de mogelijke betrokkenheid van de Antwerpse politiediensten bij de netwerken rond vrouwenhandel. Ik heb deze informatie uit goed ingelichte bron en heb de vorige ministers van Binnenlandse Zaken op de hoogte gebracht van deze verdenking. Wij hebben herhaaldelijk moeten vaststellen dat vrouwen die illegaal in ons land verbleven en als prostituee werkten, vlak voor het proces tegen de vrouwenhandelaars werden uitgewezen zodat ze geen getuigenis meer konden afleggen.

Ik ben het niet helemaal eens met de manier van werken van de dienst Vreemdelingenzaken. De vice-eerste minister heeft een uitbreiding van deze dienst op het vlak van manschappen en middelen aangekondigd. Ik geef toe dat de dienst thans in zeer moeilijke omstandigheden moet werken en met alle zonden van Israël wordt beladen. Ik raad iedereen aan om eens te trachten contact op te nemen met de DVZ en te trachten een logica te ontdekken in het systeem dat wordt toegepast bij de toekenning van visa. Soms geeft de dienst Vreemdelingenzaken bewust verkeerde informatie door, die later kan worden gebruikt tegen de persoon die een visum heeft aangevraagd. Sommige personen, die naar ons land willen komen om te huwen en de ambassade in hun land hiervan op de hoogte brengen, krijgen van de dienst Vreemdelingenzaken het advies een toeristenvisum voor drie maanden aan te vragen. Als zij ons land met een toeristenvisum binnenkomen, worden zij door de dienst Vreemdelingenzaken aangepakt. Deze stelt dan vast dat de betrokkenen liegen, dat zij hier geen drie maanden vakantie willen doorbrengen, maar hier willen trouwen, waarop de betrokkenen het land worden uitgezet.

Omwille van dramatische familiale omstandigheden doet mijn partijvoorzitter een beroep op een meisje uit Zuid-Afrika om op zijn kinderen te passen. De dienst Vreemdelingenzaken weigert al maanden dit dossier positief te behandelen. Bovendien geeft hij het advies een toeristenvisum aan te vragen, goed wetende dat het meisje onmiddellijk zal worden teruggestuurd omdat ze hier niet als toerist verblijft.

Dergelijke praktijken kunnen niet door de beugel en zullen moeten worden weggewerkt.

Ik heb er ook problemen mee dat het asielbeleid te weinig wordt beschouwd als een onderdeel van ons buitenlands beleid. Ik heb er al vaak op gewezen dat onze ambassades over onvoldoende middelen en personeel beschikken voor de visauitreiking. Ze zijn echter de kop van Jut omdat de betrokkenen steeds naar de ambassade worden doorverwezen.

Waarom de ambassades niet versterken ? Waarom ze geen preventieve taak geven ? Waarom zou de asielverlening niet voor een deel worden voorbereid door de ambassades ter plaatse ? Hierdoor zouden een deel van de aanvragers kunnen worden geweerd die absoluut niet voor asiel in aanmerking komen. Uiteraard moeten de ambassades hiervoor over gespecialiseerd personeel beschikken.

Nu moeten rijkswachters vaak een oordeel vellen. Met het beleid van de vice-eerste minister zal het niet anders zijn, aangezien rijkswachters naar de betrokken landen zullen worden gestuurd. Uiteraard zullen ze een opleiding genieten. De vraag is echter of een rijkswachter daarvoor gekwalificeerd is.

Misschien zouden we de ambassades ook kunnen inzetten voor het begeleiden van de afgewezen asielzoekers die ons land niet vrijwillig verlaten. 40 % van het ontwikkelingsgeld dat door de Kamer jaarlijks wordt goedgekeurd, wordt niet gebruikt. Het streefdoel van 0,7 % van de socialisten en de Volksunie is dus nog lang niet bereikt.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ En van de CVP.

De heer Anciaux (VU). ­ Inderdaad ook van de progressieve christen-democraten, die wel hoe langer hoe zeldzamer zijn.

Waarom het ontwikkelingsgeld niet benutten om de afgewezen asielzoekers te begeleiden en kansen te geven ?

Ik blijf er hoe dan ook bij dat men de samenleving een rad voor de ogen draait. Zo lang de dualiteit in de wereld blijft toenemen, zullen we worden geconfronteerd met mensen die de armoede van de derde wereld ontvluchten en naar het rijke westen komen.

Ik besef goed dat wij niet in staat zijn alle problemen van de wereld op te lossen. Door een te groot hart te tonen, kunnen we ook geen asielbeleid meer voeren en kunnen we niet instaan voor een behoorlijke opvang. Daarom is selectiviteit een absolute vereiste, maar dit moet samengaan met het economisch en buitenlands beleid. Dat debat zou ik heel graag voeren naar aanleiding van een hernieuwde visie op het asielbeleid. Dan heb ik het nog niet gehad over de rol die de rijkswacht daarin moet spelen. De rijkswacht is vaak de kop van Jut, omdat ze ook taken moet uitvoeren die weliswaar tot haar bevoegdheid behoren, maar helemaal niet prettig zijn.

Het kan natuurlijk niet door de beugel dat in de schoot van de rijkswacht een aantal groepen, om niet te spreken van bendes, bestaan die zich onttrekken aan het gezag van de politieke verantwoordelijken in het algemeen en aan het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken meer in het bijzonder, die denken dat ze boven de wet staan en onaanvaardbare praktijken toepassen. We moeten deze groepen goed in het oog houden, want ook zij kunnen doorwegen op het al dan niet slagen van een goed asielbeleid. Ik heb daarover trouwens reeds een meer specifieke vraag ingediend.

Mijnheer de voorzitter, ik geef toe dat het gemakkelijk is hierover een aantal bedenkingen ten beste te geven, maar ik ben bezorgd en vind dat er over deze problematiek te weinig echt van gedachten wordt gewisseld. De politieke partijen trachten zich rond het asielbeleid te profileren en bezondigen zich hierbij vaak aan politiek opbod, wat een verantwoord sociaal asielbeleid uiteraard niet ten goede komt.

M. le président. ­ La parole est à Mme Lizin.

Mme Lizin (PS). ­ Monsieur le président, je ne reviendrai plus sur ce qui vient d'être dit. Vous savez que nous avons demandé à la commission de l'Intérieur de vérifier une série d'éléments ­ et nous ne sommes pas à une semaine près ­ : la cassette, la chaîne de commandement et le rôle exact non pas seulement des gendarmes mais de celui qui leur a intimé l'ordre à titre principal. Nous reviendrons, en commission, sur ces différents points.

Je souhaiterais aujourd'hui vous demander un certain nombre d'explications sur le volet européen de la politique d'immigration et d'asile.

La présidence autrichienne avait préparé un document complet de stratégie le 1er juillet 1998, sur lequel les États membres devaient se prononcer pour le mois de septembre. Il était alors prévu de réviser le texte dans le groupe « migration » du Conseil. Un Conseil spécial est d'ailleurs toujours prévu. En raison des événements, ce document est plus contesté qu'il n'aurait dû l'être initialement. En prévision du prochain Conseil, il est intéressant de connaître les points sur lesquels va se définir la position belge.

Sans qu'il soit spécifiquement fait référence à l'ancien document de la présidence autrichienne, je souhaiterais savoir comment vous définirez la position de la Belgique sur un certain nombre de points.

Envisage-t-on réellement une modification profonde, une révision, voire comme cela a été dit, un remplacement de la Convention de Genève que l'on estime inadaptée ? Sur ce point, le document autrichien était extrêmement fort sinon brutal. Quelle position adoptera votre ministère sur cette question d'une importance majeure sur le plan international ?

Serait-ce l'adoption d'un statut B qu'on appellerait une modification de la Convention de Genève ? Ces questions ont été posées par M. Anciaux. Je suis persuadée que l'adoption d'un statut B au niveau européen est vraiment nécessaire. Mais il n'est peut-être pas besoin d'attendre le niveau européen pour l'adopter nous-mêmes. Ce serait une bonne orientation.

Dans le document autrichien, on trouve une affirmation particulière, celle d'une politique de « tolérance zéro » à l'égard des immigrés clandestins. Si ces derniers sont aussi nombreux que nous le pensons, il est un peu incroyable de parler de « tolérance zéro », ou alors il faut dire que la « tolérance zéro » s'exerce à partir d'aujourd'hui. Mais comment l'appliquer ? Que signifie ce concept de tolérance zéro ? La Belgique a-t-elle défini une position à cet égard ?

Dans cette note, il est aussi envisagé de réunir des éléments à l'effet de créer « une équipe permanente d'intervention d'urgence mobilisable en cas de problème aigu d'immigration ».

Pourrait-on en arriver à avoir une équipe constituée, par exemple, de forces de police belge, allemande et italienne qui viendraient contrôler les arrivées sur le territoire ? Pourrait-on imaginer que, sur la base de cette politique européenne, les frontières belge ou allemande soient un jour gérées par des équipes qui ne seraient pas uniquement nationales ? Est-on allé aussi loin ? Que veut dire « constituer une équipe permanente d'intervention d'urgence mobilisable quand il y a un problème aigu d'immigration » ? Veut-on y ajouter l'armée, par exemple ? Cette possibilité a-t-elle déjà été évoquée à ce stade ?

Toujours dans le cadre de cette attitude un peu particulière, la note affirme qu'il faut absolument définir une politique commune à l'égard du HCR. Or, le HCR est une instance des Nations unies. Il existe donc une politique de chaque pays à son égard, puisque tout le monde en est membre.

Alors pourquoi vouloir définir une politique européenne, visiblement négative, à l'égard du HCR ? Avez-vous été plus loin sur cette question ou avez-vous réagi ?

« Conclusion » ­ dit aussi cette note ­ « d'un ensemble imperméable d'accords d'éloignement. » Que signifie le terme « imperméable » au vu de ce que nous savons désormais de la perméabilité des choses ? En ce qui me concerne, je pense qu'un « ensemble imperméable », c'est bien. Toutefois, je me demande comment il pourrait être mis en oeuvre et quelle serait, de ce point de vue, l'harmonisation recherchée.

En outre, la note européenne comporte deux carences, indépendamment d'un gigantesque point d'interrogation à propos de la Convention de Genève. Tout d'abord, elle ne parle à aucun moment de la situation des familles, des femmes ou des mineurs d'âge. Ensuite, elle persiste à faire systématiquement référence à la situation des Bosniaques tout en restant muette quant aux Kosovars. Or, les pays du centre de l'Europe sont à présent confrontés à un afflux de réfugiés en provenance du Kosovo alors que la question des Bosniaques est pratiquement réglée. Une fois encore, la façon de traiter les dossiers me paraît anormale. Il semblerait qu'après avoir travaillé au problème bosniaque, ils ne peuvent plus s'empêcher d'y faire référence. Il conviendrait plutôt de s'attacher à la réalité de l'immigration qui, actuellement, est surtout yougoslave et non plus bosniaque. Par ailleurs, il faudrait aussi prendre en considération les phénomènes auxquels M. Anciaux a fait allusion, notamment en ce qui concerne le ministère des Affaires étrangères, lequel continue à tenir un discours presque favorable au gouvernement de Belgrade qui met sur les routes les réfugiés dont il est question.

Dans ce débat, je ne demande pas que l'on s'efforce de comprendre les migrations africaines mais que l'on essaie au moins de se pencher sur cette migration simple qui arrive chez nous, par un certain nombre de circuits, en moins de deux heures d'avion. Je crois qu'il serait relativement facile de trouver des solutions à ce problème. Il est quand même fou de constater que, finalement, les États-Unis sont les seuls à formuler des propositions à cet égard alors qu'il est établi depuis longtemps qu'il serait nécessaire de mettre en oeuvre des solutions à l'échelon européen.

Monsieur le vice-premier ministre, je suis dubitative mais j'espère néanmoins que vous serez en mesure de proposer des solutions efficaces lors de la prochaine réunion du Conseil, à moins que la présidence autrichienne ne décide d'annuler aussi cette réunion, compte tenu des difficultés.

Quelles sont, à cet égard, monsieur le vice-premier ministre, les perspectives ? La Belgique, forte de son expérience en la matière, va-t-elle déposer un document définissant sa perception d'une politique européenne à la dimension des enjeux d'un monde global où, quel que soit le système, nous ne réussirons pas à imposer l'« imperméabilité » ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, in tegenstelling tot de heer Anciaux zal ik mij wel bij het aangekondigde onderwerp houden, omdat ik het belangrijk genoeg vind. Intussen gebeurde het reeds enkele weken geleden, maar het is duidelijk dat het dramatische gevolg van de uitwijzing van de uitgeprocedeerde Sémira Adamu niemand onberoerd laat. Ik heb in de Senaat reeds enkele malen verklaard dat geen enkele denkwijze, geen enkel idee, geen enkel product van de geest ook maar één mensenleven waard is. Ik blijf erbij dat mijn pleidooien voor de absoluutheid van het recht op leven niet afhankelijk zijn van iemands ras, afkomst, filosofische of politieke overtuiging.

Onmiddellijk na het drama heeft de regering een reeks maatregelen aangekondigd die zouden tegemoetkomen aan de aanbevelingen van de Senaatscommissie inzake het asielbeleid. Dat is eigenaardig, want niet het asielbeleid, maar wel het uitwijzingsbeleid moest worden geëvalueerd. Volgens de regeringsnota van 3 oktober wordt dat uitwijzingsbeleid ­ met een zeer sterk germanisme ­ niet « in vraag gesteld ». Dat uitwijzingsbeleid zal steeds uitvoerders nodig hebben, die het vertrouwen moeten kunnen blijven genieten van de mensen die de richtlijnen en opdrachten geven en de belangrijkste schakel daarin is, volgens mij, de vice-eerste minister.

Wat kan de vice-eerste minister doen om de rijkswacht te steunen bij het vervullen van de taken die onder meer hij haar heeft opgelegd voor het uitwijzen van uitgeprocedeerde asielzoekers ? Zal de vice-eerste minister de rijkswacht verdedigen, ook wanneer zij in dit kader opdrachten uitvoert die minder populair zijn ? Uit het antwoord op de vraag om uitleg in verband met de wapens heb ik reeds geleerd dat ik hiermee eigenlijk naar de bekende weg vraag. Ik kan alleen maar vaststellen dat de vice-eerste minister de uitvoerders helemaal niet in de steek wil laten, maar wel degelijk de intentie heeft achter zijn mensen te blijven staan. Dat siert hem.

In de marge van deze vraag kreeg ik ook graag een kleine verduidelijking bij de reeds aangehaalde regeringsnota. Daarin staat : « Het rijkswachtdetachement wordt kwalitatief versterkt. » Daarop volgt de mededeling dat hiervoor « bijkomende personeelsleden » worden toegekend. Ofwel is de versterking kwantitatief, ofwel is ze kwalitatief. Graag kreeg ik op dit punt verduidelijking, want het is in ieders belang dat een nota zo klaar mogelijk is.

Na het overlijden van Sémira Adamu werden wij geconfronteerd met een minister van Binnenlandse Zaken die zich tegenover de pers van zijn meest emotionele zijde toonde. Kort daarna gaf hij zijn opdracht terug aan de Koning, maar eerst had hij nog wel de deuren van 127bis opengezet. Blijkbaar gebeurde dit onder het motto : « Duik maar onder, mensen, mijn opvolger zal het wel oplossen. » Bij de tijdelijke sluiting van 127bis werden immers mensen op straat gezet met enkel maar een bevel tot het verlaten van het grondgebied of een opdracht zich opnieuw aan te melden. De vice-eerste minister weet dat dit de facto neerkomt op een « bevel tot onderduiken in de illegaliteit ». Zal de vice-eerste minister ervoor zorgen dat de uitvoering van een bevel tot verlaten van het grondgebied, niet meer wordt overgelaten aan de inspiratie van de betrokkenen ? Is het niet beter de mensen die een dergelijk bevel moeten krijgen, in groepsvluchten van het grondgebied te verwijderen ?

Tijdens de commissievergadering die plaatshad onmiddellijk na het overlijden wees ik de vorige minister reeds op de verantwoordelijkheid van externe ophitsers, in casu het reeds vernoemde Collectief. Iedereen weet dat dit een PVDA-mantelorganisatie is en dat het Collectief ook verantwoordelijk was voor de inbraak in 127bis en voor het nagenoeg slopen van het nieuwe opvangcentrum in Vottem. Men weet ook dat het Collectief tijdens de speciale commissievergadering manifesteerde in de neutrale zone en zelfs tot in de gangen van het Parlement geraakte, vergezeld van een groep « nuttige idioten », zoals Lenin het uitdrukt, die helemaal niet wisten dat ze gemanipuleerd werden. Mag ik erop wijzen dat ik een tweetal jaar geleden een poging heb ondernomen om bloemen neer te leggen aan de ingang van het Parlement en acht uur in de rijkswachtcel heb doorgebracht ? Ik vraag mij af hoeveel mensen die hier in de gangen van het Parlement hebben gemanifesteerd, kennis hebben gemaakt met een rijkswachtcel en hoe lang ze er moesten blijven.

Ik denk dat er hier met twee maten en twee gewichten wordt gemeten, naargelang men emoties bespeelt of niet.

Ondertussen werden mijn opmerkingen over ophitsing vanuit onverdachte hoek bevestigd, met name door almoezenier Boon. Hij verklaarde dat de « goedlachse en luisterbereide » Sémira zich pas afsloot voor elke redelijkheid als zij onder invloed kwam van het Collectief.

Wat werd reeds ondernomen om het Collectief ter verantwoording te roepen ? Welke maatregelen zullen worden getroffen om het optreden van deze ophitsers onmogelijk te maken ? Zij zijn ongetwijfeld de hoofdoorzaak van het verzet van uitgeprocedeerden tegen legale uitwijzingen.

Bij de incidenten te Vottem werd door het Collectief en de manipulerende PTB-ers gedurende twee uur slag geleverd met de rijkswacht. Nogal wat media schreven en beweerden dat « de rijkswacht geweld gebruikt tegen de manifestanten ». Uit de gegevens bleek evenwel dat de manifestanten stenen en stukken metaal als projectielen gebruikten. Geen enkele manifestant werd gekwetst. Achtentwintig rijkswachters werden gewond, waarvan drie ernstig. Wie gebruikte geweld tegen wie ? Ik verkies een waterkanon boven stenen en stukken metaal. De verantwoordelijkheid moet worden vastgelegd.

Zal de schade aan het centrum in Vottem worden verhaald op de aanstokende PTB-ers ? Zullen de gekwetste rijkswachters door hun minister worden gesteund bij hun vraag om de PTB-ers ter verantwoording te roepen ?

De Vlaams Blok-voorstellen tot het organiseren van afzonderlijke groepsvluchten naar de landen van herkomst van uitgeprocedeerden of naar veilige cultuurverwante buurlanden werden steevast als onmenselijk, barbaars en strijdig met de mensenrechten bestempeld. Mijn voorstel van enkele jaren geleden om een lijst aan te leggen met veilige landen werd in de Senaat afgewezen, meer zelfs, het beleid werd als alleen zaligmakend voorgesteld. Nochtans was het dit beleid, en niet onze voorstellen, dat tot de dood van Sémira Adamu en tot het op straat zetten van hele gezinnen leidde, als betrof het « groot huisvuil ».

Zal de vice-eerste minister de voorstellen tot het organiseren van groepsvluchten overwegen waarbij verzet zinloos zal zijn omdat « dure passagiers » zich niet meer kunnen ergeren waardoor uitwijzing onmogelijk wordt ?

Een laatste opmerking betreft de situatie van de gesloten centra. Uit een opiniepeiling in Le Soir bleek dat 61 % van de Walen pleiten voor een wijziging van het « inhumane beleid ». Slechts 44 % van de Vlamingen was dezelfde mening toegedaan. Walen zouden dus veel meer « hart » voor de opvang van asielzoekers hebben. Ik neem aan dat zij dat « hart » ook zullen laten spreken bij de oprichting van nieuwe centra. Zij kunnen alvast de 840 bijkomende plaatsen waarvan sprake is in de regeringsnota opeisen voor Wallonië. Het zal dan niet meer nodig zijn dat Waalse PTB-ers betogen van Brugge tot Merksplas en Steenokkerzeel. Nu wordt de opvang enkel en alleen in Vlaanderen georganiseerd, in datzelfde Vlaanderen dat volgens de opiniepeiling in Le Soir als harteloos wordt bestempeld. Tenzij de Waalse « verdraagzaamheid » vertaald moet worden als « schijnheiligheid », kan de vice-eerste minister er dan voor zorgen dat in Vlaanderen twee centra worden gesloten en in Wallonië, naast Vottem, twee nieuwe centra worden opgericht.

Zo kan de vice-eerste minister zich, na zijn overstap naar de federale regering, opnieuw inschrijven in het federale pariteitsdenken. Als hij deze laatste suggestie uitvoert kan elke gemeenschap haar eigen groot hart laten zien.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Van den Bossche.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, in het geheel van het asielbeleid is de problematiek van de illegaliteit zonder twijfel een heel belangrijk element. Over de oorzaak hiervan wil ik mij hier niet moe maken, het een zal allicht wel tegelijk oorzaak en gevolg zijn van het andere. Feit is dat deze illegaliteit ondertussen, zonder een exact cijfer te kunnen noemen, toch meerdere duizenden betreft en dat zij heel vaak gepaard gaat met, in het beste geval, illegale tewerkstellingscircuits en in het slechtste geval, een zekere mate van criminaliteit. De aanwezigheid van een grote groep illegalen is daarom zonder twijfel negatief voor het functioneren van de maatschappij. Op dit punt ben ik het volkomen eens met de heer Anciaux.

Een tweede vraag betreft het effect van het overheidsoptreden in deze kwestie. Bij een niet-optreden, een langdurig niet-optreden of een niet snel genoeg optreden, zal de overheid vroeg of laat de gevolgen van haar eigen fouten onder ogen moeten zien. Dat lijkt mij onbetwistbaar. Daarom moeten de gevolgen van de wet der traagheid, die in deze materie tot 1993 gold, vandaag worden weggewerkt door een regularisatiemogelijkheid, zoals in de nota wordt beschreven. Ik heb begrepen dat de heer Anciaux niet pleit voor een algemene regularisatie. Ook daarover zijn we het dus blijkbaar eens. Wij moeten inderdaad opletten wat men doet met een regularisatiebeleid. In de wereld van de asielzoekers gaan de berichten nu eenmaal zeer snel, te meer daar er heel vaak filières in het spel zijn. Wanneer verscherpte controles worden uitgeoefend in de haven van Oostende, dan wordt de aanvoer snel verschoven naar andere havens, naar Duinkerke, Zeebrugge of waar elders.

Met een uitgebreid regularisatiebeleid mag men bijna zeker zijn dat er heel snel een hausse volgt van mensen die hier soelaas zoeken. Dat is een vicieuze cirkel. Ik ben het met de heer Anciaux in grote mate eens dat wij over dit alles een debat moeten voeren, maar voor mij staat vast dat we daarin een evenwicht moeten zoeken tussen enerzijds het erkennen van de economische grondslag van de migratiebeweging ­ we zijn het er allicht ook over eens dat die ligt in de economische ongelijkheid ­ en anderzijds het zich realiseren dat wij die economische problematiek niet oplossen door iedereen binnen te nemen. Dat is de vreselijke kwadratuur van de cirkel. Vanuit een menselijke benadering en een begrip voor de economische grondslag zouden wij een grote migratie kunnen aanvaarden, maar dit zou dan weer tot gevolg hebben dat wij met zo'n grote getallen worden geconfronteerd dat dit weer niet meer aanvaardbaar is, zowel omwille van de beperktheid van ons grondgebied als van het grote aantal asielzoekers dat zich dan zal aanbieden.

Het beleid moet tussen de twee in laveren. Dat moet daarom noodzakelijk in zekere mate ook restrictief zijn. De heer Verreycken heeft natuurlijk gelijk dat er af en toe neen moet worden gezegd en dat die neen ook moet worden ten uitvoer gebracht. Hierbij kan soms een beroep gedaan worden op de sterke arm der wet en kan een zekere mate van geweld soms nodig zijn. Het asielbeleid fundamenteel veranderen lijkt mij niet mogelijk. Ik maak mij sterk dat de nota in een debat daarover in grote mate overeind zal blijven, wat niet belet dat ik een groot voorstander ben van een debat, al was het alleen maar om alles nog eens netjes op een rij te zetten. In het verhaal zijn er ceux qui ont du coeur et les autres . Ik zal dan wel tot les autres behoren, maar dat is niet de essentie van de zaak. Het is goed dat het Parlement daarover op geregelde tijdstippen kan discussiëren.

Ik heb in de commissie gezegd, en ik blijf erbij, dat ik niet wacht op een Europees akkoord om iets te doen voor het B-statuut. Ook voor de Bosniërs bestond er destijds geen Europees akkoord. Er was alleen een overeenkomst tussen enkele landen. Voor de Kosovaren wil ik op dezelfde manier tewerkgaan. Ik moet wel een aantal landen achter mij krijgen want alleen is het onbegonnen werk. Voor een B-statuut is het aangewezen in Europees verband te werken.

Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat er een verscherpt onderzoek moet komen teneinde uit te maken wie er echt Kosovaar is. Ik stel vast dat een niet-onaardig aantal Albaniërs of Macedoniërs even in de huid van een Kosovaar kruipen omdat dit op het ogenblik goed uitkomt.

Ik ben het volledig eens met de opmerkingen betreffende netwerken in mensenhandel en vrouwenhandel. Wat mij van in het begin geschokt heeft en wat mij meer en meer schokt naarmate er meer details naar boven komen, is dat men in de zaak Sémira Adamu de daden van bepaalde personen onmiddellijk als misdrijven kwalificeert alhoewel het onderzoek daarvoor niet voldoende gevorderd is, maar vooral dat niemand zich heeft afgevraagd of er hier geen sprake is van een vorm van mensenhandel.

Volgens de gegevens waarover ik nu beschik meen ik te mogen zeggen dat de commissaris-generaal gelijk heeft wanneer hij zegt dat het verhaal van Sémira niet geloofwaardig was. De heer Boon heeft dat trouwens bevestigd. Alles wijst erop dat er hier geen sprake was van een gedwongen huwelijk, maar dat het ging om een slachtoffer van mensenhandel.

Na het overlijden van Sémira doken er verwanten op uit Italië die geen echt naaste verwanten waren zoals ze beweerden, maar die wel hetzelfde verhaal vertelden als Sémira. Het blijkt nu dat die personen bekend staan omwille van misdrijven die ze hebben gepleegd die in verband kunnen worden gebracht met drugshandel en prostitutie. Dit bewijst dat mensenhandel een van de essentiële elementen is.

Mensenhandel steunt op miserie. Dat is vreselijk. In vele gevallen drijven de dramatische economische toestanden in een land de mensen ertoe hun laatste jeton in te zetten en hun geluk elders te gaan zoeken. Daarmee geld verdienen, is een van de meest verwerpelijke vormen van uitbuiting. Ik kan hierin de verontwaardiging van de procureur des Konings van Brugge volgen, alleen durf ik mij niet uitspreken over woorden die ik hem niet heb horen uitspreken. Ik ken hem als een voorzichtig man en ik kan bijgevolg nauwelijks geloven dat hij zou gezegd hebben dat er bij de overheid niemand wakker ligt van mensenhandel.

Er worden telkens nieuwe initiatieven genomen en er zijn al heel wat filières opgerold. Onlangs heb ik er in een gesprek, waarover ik nu nog niet veel kan zeggen, nog op aangedrongen om een bepaalde actie op een andere manier te voeren zodat ook daar filières kunnen worden onderkend. Misschien moeten in de toekomst andere klemtonen worden gelegd. Wij hebben hier te maken met een slingerbeweging. Op een bepaald ogenblik waren de filières erg en vogue , daarna kwam er de individuele aanpak in de hele asielkwestie. Er werden allerlei maatregelen genomen die inspeelden op de individualiteit en op de snelheid van het afhandelen van de asielaanvraag, maar die het zoeken naar filières een beetje op de achtergrond hebben geduwd.

Ook ik heb gelezen over de gevallen in Antwerpen waarnaar werd verwezen. Ik wil hierover graag concrete gegevens. Dan pas kan ik een beslissing nemen. Ik sluit niet uit dat dergelijke zaken zijn gebeurd. We hebben immers te maken met een korps van 18 000 manschappen en een korps van 19 000 manschappen. In totaal gaat het dus om 37 000 man. Elk groot bedrijf weet dat er onder het personeel 5 % rotte appelen zijn. In dit geval gaat het dan natuurlijk wel om 1 850 personen, hetgeen toch wel veel is. Bovendien worden deze mensen bij zeer gevoelige acties ingezet en springen zij daardoor meer in het oog. Wanneer iemand van dergelijke zaken weet heeft, moet hij die onmiddellijk signaleren. Ik nodig de senatoren dan ook uit om mij de concrete gegevens waarover zij beschikken te overhandigen zodat ik werk kan maken van een onderzoek en een eventuele klacht. Tegenover dergelijke voorvallen mogen wij geen slappe houding aannemen. Wanneer dergelijke uitwassen worden ontdekt, moeten meerderheid zowel als oppositie, de handen in elkaar slaan en streng optreden. Zulke zaken wakkeren de immigratie en de mensenhandel immers alleen maar aan.

Wat de DVZ betreft wil ik de heer Verreycken erop wijzen dat er in de nota wel degelijk moest staan « kwantitatief en kwalitatief ». De DVZ moet meer manschappen en middelen krijgen. Bovendien meen ik dat de dienst nood heeft aan een beter management. Het valt mij op dat de dienst te zeer wordt geleid vanuit de filosofie dat men wenst te spreken over de karakteristieken van elke boom, maar dat men niet moet vragen hoe het bos er uitziet. In het management volstaat het snoeien van alle bomen niet om een mooi bos te krijgen. Om een mooi bos te krijgen moet men in de eerste plaats « bosdenken » en moet men een globaal concept hebben. Eens dat het geval is, zullen anderen wel voor de bomen zorgen.

Dat is nu juist het probleem van de DVZ. Daarom meen ik dat de bijzondere commissaris die zal worden aangesteld, zich specifiek met het management zal moeten bezighouden. Ondertussen zal ik volgende week een initiatief nemen teneinde ervoor te zorgen dat binnen vier of vijf weken een firma kan worden aangeduid die eindelijk de informatica-architectuur van die dienst kan bepalen. Er wordt immers nog middeleeuws gewerkt. Er staan weliswaar verschillende computers, maar er is geen architectuur van de informatica. Er is niets ergers dan computers naast mekaar te zetten zonder dat ze in een globaal informaticasysteem worden ingepast.

De senatoren hebben gelijk wanneer zij beweren dat er meer landenfiches moeten worden gebruikt. Er is te weinig gebruik gemaakt van de informatie waarover het ministerie van Buitenlandse Zaken kan of moet beschikken.

Ik neem het niet dat personen inlichtingen worden verschaft of op het verkeerde been worden gezet. Ik nodig de senatoren uit mij ook hierover informatie te verstrekken. Mijn lange carrière als advocaat heeft mij echter ook één ding geleerd : de eerste persoon aan wie men geen geloof moet hechten, is de eigen cliënt. Alleen als hiervan wordt uitgegaan, kan hij goed worden verdedigd. Ik heb dikwijls meegemaakt hoe ik met veel overtuiging werd voorgelogen. Dit kon mij feitelijk weinig schelen, maar wie niet wantrouwig is, is een zeer slecht advocaat. Ik huiver bij de evolutie waarbij de pers alles overneemt wat door iemand wordt beweerd, het liefst als deze persoon nogal onbeduidend is. Ik denk altijd cui prodest crimen . Als er enige mogelijkheid is dat er iemand beter wordt door te liegen, dan ben ik dubbel zo wantrouwig.

De migratieambtenaren zijn een ander probleem. Zij gaan enkel mee om aan de trap van het vliegtuig de papieren te controleren. Zij halen de personen zonder of met valse papieren er uit. Dit is een zuiver technische controle.

Deze werkwijze heeft uiteraard enkel een invloed op het aantal asielzoekers dat ons land via Zaventem binnenkomt. Het aantal personen dat uit West-Afrika komt is relatief gering.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Beschikken over de juiste documenten is geen absolute vereiste voor het bekomen van het statuut van politiek vluchteling.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Daarmee ben ik het eens. Dit is het enige zwakke element in deze regeling, die voor de rest vele voordelen biedt. Ik wil deze uitspraak echter nuanceren. Een politiek vluchteling vertrekt waarschijnlijk niet vanuit de luchthaven van zijn eigen land.

Wij moeten toegeven dat er een beroep wordt gedaan op de rijkswacht wanneer men wordt geconfronteerd met moeilijke omstandigheden. Ik heb twee uitvoerige gesprekken gevoerd met de mensen die in Zaventem instaan voor het werk. Ik durf niet beweren dat wij hier te maken hebben met mensen die zich onttrekken aan het gezag.

De vertaling van het begrip « geweld » als « contrainte » in plaats van als « violence » sluit niet uit dat het noodzakelijke gebruik van geweld bij het uitvoeren van een bevel altijd een zeer precair middel is. Op dit vlak zal bijkomende vorming worden verstrekt. De principes en de praktijk moeten in deze aangelegenheid met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Wij mogen echter geenszins de illusie koesteren dat geweld in alle omstandigheden kan worden vermeden.

J'en viens à la demande d'explications de Mme Lizin. La présidence autrichienne a effectivement émis une note sur la politique d'asile et la presse en a abondamment parlé. Les réactions négatives furent très nombreuses à l'égard de ce document.

Le 14 septembre, les directeurs des différents pays se sont réunis et ont largement relayé ces critiques, à l'exception du Luxembourg. Pour sa part, la Belgique faisait partie des pays ayant le plus vivement critiqué la position de l'Autriche. Cette dernière a alors retiré sa note. Celle-ci contenait tellement d'éléments inacceptables qu'une discussion était presque impossible. Sa philosophie ne correspondait ni à la mienne ni à celle de la Belgique.

Un Conseil informel est prévu les 29 et 30 octobre à Vienne. Il n'est pas exclu que d'ici là, la présidence autrichienne rédige une nouvelle note et l'inscrive à l'ordre du jour du Conseil. Mais si l'Autriche ne revoit pas sa position, je ne la suivrai pas.

De rijkswacht geeft soms de indruk dat de politieke wereld het kind met het badwater weggooit. Als er fouten gebeuren, moeten ze worden gesanctioneerd. Daarvoor zullen wij het strafonderzoek afwachten.

Toch moeten wij ook aan damage -controle doen. De politieke verantwoordelijken moeten durven toe te geven hoeveel fouten er gebeuren op het aantal inzetten, waaronder bijzonder precaire. De performance van de rijkswacht is als korps tot op heden meer dan behoorlijk, wat evenwel niet betekent dat ik elke daad goedkeur.

Wanneer ik echter elke daad ga afkeuren komen wij in een onmogelijke situatie terecht, waarbij rijkswachters niet meer durven op te treden. Niets is moeilijker dan koelbloedig blijven in precaire omstandigheden, terwijl de reactie op een aantal daden is gekend. Het verlies van zelfvertrouwen brengt de facto mee dat slechter wordt gepresteerd, al is het door het niet-stellen van een noodzakelijke daad, wat op zijn beurt zware gevolgen kan hebben. Bijgevolg moeten we onze woorden wikken en wegen. Ik betreur het dan ook dat vaak al te gemakkelijk wordt gesproken over een Staat in een Staat. Dit klinkt weliswaar mooi en komt goed over bij de pers, maar politici moeten hun verantwoordelijkheid op zich nemen en zich genuanceerd uitlaten.

Wat in de week na het overlijden van Sémira Adamu is gebeurd namelijk het openzetten van 127bis betreur ik en vind ik niet onmiddellijk het juiste signaal. Men mag echter niet vergeten dat de bevoegde minister op dat ogenblik ontslagnemend was. Ik verschil in die zaak van mening met mijn kabinet dat nog grotendeels dit van mijn voorganger is, maar alleszins ben ik van oordeel dat paniek te veel op de beslissing heeft gewogen.

Tot op heden heb ik geen beslissing genomen met betrekking tot groepsvluchten. Technisch hebben dergelijke vluchten trouwens weinig nut, want de grote groep afgewezen asielzoekers, voornamelijk uit Oost-Europa, gaat vrijwillig terug. Het probleem doet zich eerder voor met een kleiner aantal asielzoekers uit verschillende Afrikaanse landen.

Essentieel is de vraag of wij ervoor kunnen zorgen dat degene die het land moet verlaten dat ook effectief doet. Dit verdient een grondig onderzoek. Het volstaat immers niet mensen het bevel te geven het land te verlaten als dit achteraf niet wordt opgevolgd, wat uiteraard sterk verband houdt met het probleem van de illegaliteit. Hieraan moet dan ook bijzondere aandacht worden besteed.

Wat het zogenaamde Collectief betreft, werden in het verleden reeds maatregelen genomen. De personen, aangehouden bij een actie op 21 juli 1998, worden vervolgd, evenals de personen betrokken bij een overvalactie op een wagen van de Dienst vreemdelingenzaken.

Wat Vottem betreft, heeft de rijkswacht geen geweld gebruikt. De journalist die het tegendeel schrijft, liegt.

Enkele dagen voordien was er een speciaal overleg tussen de rijkswacht en mijzelf over de te volgen gedragslijn. Er werd overigens ook verschillende keren van gedachten gewisseld met de burgemeester van Luik. Van het begin af aan heb ik aangedrongen op een defensieve aanpak, ook al was dat in de gegeven situatie bijzonder moeilijk. De beveiliging van het gesloten centrum te Vottem is immers opgevat om te beletten dat wie zich binnen bevindt, buitengeraakt. Op de omgekeerde beweging is het centrum niet voorzien. Vandaar werden Friese ruiters rond het gehele complex opgesteld. Deze defensieve strategie had echter een belangrijk nadeel : de rijkswachters raakten makkelijker gekwetst. Twee à drie rijkswachters hebben ernstige kwetsuren opgelopen, een aantal anderen raakten licht gewond. De opstelling was dus volkomen defensief en wie het omgekeerde vertelt, spreekt de waarheid niet.

Zondagavond werden beelden van de incidenten uitgezonden. Als er beelden zijn, is het ook mogelijk om personen te identificeren. Ik heb de rijkswacht de opdracht gegeven om, als er identificatie mogelijk was, ook vervolging in te stellen. Ik weet niet hoe ver het inmiddels met de analyse van de beelden staat, maar de minister van Justitie en de rijkswacht wachten nu op mijn kabinet om verslag uit te brengen over de stand van zaken. Samen met de minister van Justitie wil ik de rijkswacht de nodige garanties geven dat er gevolg zal worden gegeven aan de processen-verbaal die zij met behulp van de beelden zullen opstellen, en dat er vervolging zal worden ingesteld. Als de vervolging het mogelijk maakt personen in beschuldiging te stellen en vervolgens te veroordelen, dan kunnen de Staat en de rijkswacht zich burgerlijk partij stellen en schadevergoedingen vorderen.

Zeker na de acties waartoe sommige mensen gisteravond hun toevlucht hebben genomen, ben ik van oordeel dat het hier niet langer gaat om het beoefenen van de vrije meningsuiting, maar wel om het bewust aanrichten van vernielingen. Wie een elektriciteitscabine misschien niet saboteert, maar toch ernstig beschadigt, speelt met vuur. De gevolgen hiervan zijn niet te overzien, niet alleen voor het betrokken centrum, maar ook ver daarbuiten. Wanneer in een volledig bezet centrum paniek zou ontstaan, is een drama immers niet denkbeeldig.

Ik zal niet langer dulden dat de rijkswacht zich bij het aanzien van dergelijke daden defensief opstelt met waterkanonnen. Zo mild als ik wil zijn voor wie de vrijheid van meningsuiting verdedigt, zo weinig mild wil ik zijn voor de daders van dergelijke daden. Zoals ik aan de rijkswacht heb meegedeeld, moeten die wandaden justitieel kunnen worden vervolgd.

Het is uiteraard moeilijk om mensen uit te zetten op een lijnvlucht. Ik zou ze echter geen dure passagiers willen noemen, dat is wat te gemakkelijk. Als de vraagsteller morgen naar Afrika afreist, zal hij ook een ticket moeten kopen en dat is nu eenmaal niet zo goedkoop. Uitgewezen personen zitten wel op de laatste rij en dat is nu niet bepaald de eerste klas of de business class .

Problemen kunnen uiteraard rijzen, wanneer de uitgewezene naast gewone burgers plaatsneemt, die niet weten wat er gaande is en dus makkelijk verontwaardigd zijn. Dat is logisch. Verder bevindt de uitgewezene zich vaak in het gezelschap van landgenoten en dan ontstaat er wel eens een vanuit menselijk oogpunt begrijpelijke solidariteit, die de situatie moeilijk beheersbaar maakt.

Sinds het Collectief tegen de uitwijzingen een scherpere rol is gaan spelen ­ en daarin kan ik de vraagsteller volkomen bijtreden ­ worden uitgewezenen meer dan voordien aangezet weerstand te bieden tot in het vliegtuig. Hierdoor is de problematiek alleen maar moeilijker geworden.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, gewoonlijk is het bedanken van een minister voor zijn antwoord een loutere formaliteit. Deze keer is mijn dank aan de vice-eerste minister echter geen formaliteit. Mijn dank is oprecht, want ik heb op de meeste van mijn vragen een antwoord gekregen dat rechtstreeks aansluit bij wat ik bedoelde en helemaal niet strijdig is met mijn intenties.

Ik wil nog één vraag hernemen, die ook door collega Anciaux werd gesteld, namelijk over de samenwerking met het departement van Buitenlandse Zaken. De vice-eerste minister heeft zelf verwezen naar netwerken. Intussen is gebleken dat onder andere mevrouw Adamu maanden in Lagos heeft verbleven, om van daaruit naar de Togolese hoofdstad Lomé te gaan en daar rustig het vliegtuig naar België te nemen. Hier heeft ze dan politiek asiel gevraagd. Nogal wat mensen vermoeden dat Lagos-Lomé-Brussel een van de filières is. Aangezien het kabinet van Binnenlandse Zaken in Lagos of Lomé geen inspecties kan uitvoeren, vraag ik me af of het niet aangewezen is een intense samenwerking met Buitenlandse Zaken te organiseren. Misschien kunnen consuls, ereconsuls of anderen ter plaatse de zaken inspecteren en eventueel ingrijpen als er sprake is van netwerken. Dergelijke netwerken zijn immers zeer storend voor hen die echt om politieke redenen asiel zoeken, en moeten daarom worden vernietigd. Dat kan het best gebeuren aan de bron, in een samenwerking tussen degenen die de mensen ontvangen en het misdrijf vaststellen, en degenen die de situatie ter plaatse kennen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Van den Bossche.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, dit probleem heeft juist ten grondslag gelegen aan de beslissing om de heen- en terugreis van migratie-ambtenaren zo veel mogelijk met hetzelfde vliegtuig te laten gebeuren. Indien dat niet kan, wordt hun verblijf in het land thans zo sterk mogelijk beperkt. Wij hebben deze beslissing genomen omdat corruptie in een aantal landen zowat tot een nationale deugd is verheven. Bovendien schrikken bendes die zich schuldig maken aan mensenhandel, er niet voor terug geweld te gebruiken tegen al wie die mensenhandel probeert te verhinderen. Niet zo lang geleden is er op die manier een Duits slachtoffer gevallen, brutaal vermoord door een bende. Het zou natuurlijk ideaal zijn consuls ter plaatse in te schakelen, maar ik geef eerlijk toe dat ik hen daarmee niet durf te belasten, want de dag dat ze deze taak ernstig beginnen uit te voeren, hebben ze geen twee maanden meer te leven. Ook hiermee moeten we dus rekening houden.

Vanuit eenzelfde bezorgdheid werd trouwens bepaald dat de migratie-ambtenaar onderaan de trap van het vliegtuig zijn controle moet uitvoeren. Dit zijn zeer moeilijke werkomstandigheden, maar op die manier bevindt hij zich op internationaal gebied en staat hij niet bloot aan duidelijk corrumperende elementen die in het luchthavengebouw aanwezig zijn.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.