1-213

1-213

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 15 OCTOBRE 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 15 OKTOBER 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN MEVROUW THIJS AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « HET TRANSFERVERDRAG MET MAROKKO »

QUESTION ORALE DE MME THIJS AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « LES CONVENTIONS DE TRANSFÈREMENT AVEC LE MAROC »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van mevrouw Thijs.

Minister Colla antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, op 23 april van dit jaar ondervroeg ik minister Derycke ook al over het transferverdrag met Marokko. Vandaag wil ik graag vernemen hoever het nu met dit dossier staat.

Door dit bilateraal akkoord kunnen veroordeelden die in Marokko een straf hebben opgelopen een deel van de gevangenisstraf in eigen land uitzitten. De overeenkomst zou reeds door beide verdragspartijen ondertekend zijn, maar nog niet ter ratificering ingediend bij het Parlement. Intussen hopen de 22 Belgen die in een Marokkaanse gevangenis hun straf uitzitten wegens drugssmokkel op een snelle ratificering.

De toestand in de Marokkaanse gevangenisssen werd in het verleden reeds herhaaldelijk aangeklaagd, niet alleen in België, maar ook in Nederland. Ook België heeft vorig jaar extra inspanningen in die zin geleverd en Marokkaanse gevangenissen bezocht. De diplomaten ter plaatse houden toezicht, er wordt alle mogelijke humanitaire hulp geboden en sinds kort stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn eigen koerierdienst ter beschikking om hulppaketten aan de dure douanering te laten ontsnappen.

Dit alles neemt toch niet weg dat het gebrek aan hygiëne, aan voeding en vooral aan geneesmiddelen in de Marokkaanse gevangenissen de gezondheidstoestand van onze veroordeelde landgenoten bedreigt. Daarom kreeg ik van de minister graag antwoord op volgende vragen.

Werd het ontwerp van het verdrag van 7 juli 1997 over de overbrenging van gevonniste landgenoten, gesloten tussen Marokko en België, reeds bij het Parlement ingediend ? Heeft de Raad van State reeds advies uitgebracht ? Indien ja, wat is de inhoud ervan ? Is er bij de Marokkaanse autoriteiten aangedrongen om het verdrag te ratificeren ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, het verdrag waarover mevrouw Thijs mij ondervraagt, werd door de ministers van Justitie van België en Marokko ondertekend op 7 juli 1997.

Hoewel mevrouw Thijs de ratificeringsprocedure ongetwijfeld zeer goed kent, wil ik die samen met haar even overlopen. Het dossier werd op 21 januari 1998 door het ministerie van Buitenlandse Zaken bezorgd aan dat van Justitie en in de daaropvolgende weken aangevuld met de nog ontbrekende stukken. Op 29 januari werd ook de minister van Begroting om zijn akkoord gevraagd. Die heeft zijn instemming pas na een vrij lange periode van stilte gegeven op 15 september. De Ministerraad heeft het hele dossier behandeld en goedgekeurd op 2 oktober en doorgezonden naar de Raad van State met de vraag om binnen de 30 dagen hierover advies uit te brengen. Zodra dit aangekomen is, zal het dossier onverwijld bij het Parlement worden ingediend.

De minister van Buitenlandse Zaken hoopt dat Kamer en Senaat er door een goede samenwerking in slagen de ratificering nog dit jaar af te ronden. Hij voegt er nog aan toe dat ook Marokko dit verdrag nog niet heeft geratificeerd, ondanks het feit dat hij hierop herhaaldelijk heeft aangedrongen bij de bevoegde instanties.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Thijs voor een repliek.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat de Ministerraad dit verdrag reeds op 2 oktober heeft besproken. Ik hoop dan ook dat de Senaat het nog in de maand november zal kunnen behandelen. Er zijn immers heel wat landgenoten die ginds in mensonwaardige omstandigheden worden vastgehouden.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.