1-179 | 1-179 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 23 AVRIL 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 APRIL 1998 |
De voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.
Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de voorzitter, in artikel 26bis , paragraaf 2, van de nieuwe gemeentewet wordt één van de plichten van de gemeentesecretaris als volgt omschreven : « Onder het gezag van het College van burgemeester en schepenen leidt en coördineert hij de gemeentelijke diensten en is hij, behoudens de uitzonderingen waarin de wet voorziet, hoofd van het personeel. »
Uit een onderzoek in 196 Vlaamse gemeenten, uitgevoerd door de heren Christophe Leemans en Yves Plees, blijkt dat dit artikel voor vele burgemeesters en schepenen niet bestaat. Schepenen blijven in de praktijk nog altijd rechtstreeks de leiding nemen van de diensten, waarvoor ze bevoegd zijn. Op deze wijze wordt het gezag van de secretaris ondermijnd en worden afspraken met de diensten geregeld geherformuleerd omdat de schepen wil dat het anders gebeurt.
Van de vice-eerste minister had ik graag vernomen hoe hij artikel 26bis , paragraaf 2, van de nieuwe gemeentewet interpreteert en in welke sancties is voorzien bij niet-naleving van dit artikel.
De voorzitter. Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de voorzitter, het antwoord op het laatste deel van de vraag is eenvoudig : er is niet in een sanctie voorzien. Hoogstens zou de toezichthoudende overheid kunnen optreden, al zie ik niet goed in op welke gronden. De gouverneur zou enkel een waarschuwende vinger kunnen opsteken naar een schepen die het te ver drijft. Alleen wanneer het optreden van een schepen volstrekt onaanvaardbaar zou zijn, kan de toezichthoudende overheid sancties overwegen.
Het basisbeginsel van het gemeentelijk management is zeer eenvoudig : het schepencollege voert het gezag en neemt de beslissingen, de gemeentesecretaris voert de beslissingen uit en heeft daartoe de leiding over het gemeentepersoneel. Mevrouw Thijs klaagt in haar nota aan dat afspraken van de gemeentesecretaris met zijn personeel eenzijdig door een schepen worden gewijzigd. Als het schepencollege de hervorming voorstaat, dan moet ze worden gerealiseerd. De gemeentesecretaris kan geen afspraken maken die ingaan tegen de beslissingen van het schepencollege.
Wanneer het gaat om de voorkeur van één schepen alleen, ligt de zaak iets anders. Een schepen kan bij de voorbereiding van een dossier voor het college de opdracht geven aan de gemeentesecretaris om die voorbereiding op een welbepaalde manier op te vatten. De gemeentesecretaris moet zich dan naar de wensen van de schepen schikken, want hij staat onder het gezag van de schepen.
Het is algemeen gekend dat in vele gemeenten een strijd woedt tussen de gemeentesecretaris als grote manager en de schepenen, de politiek als de grote kenners van het volk. Ze vechten als het ware om de baas te zijn over het hoenderhok. Men zal mij deze oneerbiedige uitdrukking willen vergeven, maar in vele gemeenten is de gemeentesecretaris jarenlang de facto burgemeester geweest. Daarin is onlangs wat verandering gekomen, maar dergelijke situaties bestaan nog steeds.
Persoonlijk zie ik het probleem als volgt. Enerzijds zijn er burgemeesters en schepenen die niets van management willen weten en dus veel te rechtstreeks handelen, anderzijds verstaan sommige gemeentesecretarissen onder management dat zij kunnen beslissen waarover het schepencollege zich nog mag uitspreken.
De wet kan uiteraard principes voorschrijven. Deze principes werden in de nieuwe wet klaarder geformuleerd, maar het is de vraag of dit volstaat om samenwerkingsproblemen op te lossen; Ik durf betwijfelen of de mooi geformuleerde principes in de praktijk veel hebben veranderd. Principes en menselijke relaties zijn vaak twee.
Deze principes verhinderen de schepenen niet om de administratie rechtstreeks te contacteren. Ik kan mij niet voorstellen dat de schepen van openbare werken de uitvoerende diensten enkel via de gemeentesecretaris zou kunnen contacteren. Deze werkwijze zou hem volledig vleugellam maken. Vervelend is wel wanneer belangrijke zaken gebeuren buiten het weten van de gemeentesecretaris om. De gemeentesecretaris dient zo volledig mogelijk te worden ingelicht en wanneer hij het oneens is met de zienswijze van een schepen, kan hij dat voor het college brengen. In voorkomend geval beslist noch de individuele schepen, noch de gemeentesecretaris, maar wel het schepencollege. Dat is de wettelijk voorgeschreven gang van zaken.
Ik heb wel de ervaring dat dergelijke conflicten zeer zelden bij het college aanhangig worden gemaakt. Waarschijnlijk omdat betrokkenen zich ervan bewust zijn dat zij het gelijk niet onverdeeld aan hun kant hebben en niet graag worden geconfronteerd met de andere schepenen om over het gegeven van gedachten te wisselen. Ze geven er de voorkeur aan om hun gelijk via pseudo guerilla-activiteiten na te streven.
De wet laat er echter geen twijfel over bestaan dat het schepencollege het gezag voert over de gemeentesecretaris. Wanneer er een conflict onstaat tussen de gemeentesecretaris en een schepen, dan moet één van beiden de moed hebben om de zaak voor het college te brengen dat uiteindelijk beslist. Dat is de juiste gang van zaken.
De voorzitter. Het woord is aan mevrouw Thijs.
De heer Thijs (CVP). Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat dit volgens de vice-eerste minister de juiste gang van zaken is.
Ondanks alle voorgeschreven of nagestreefde gedragscodes blijft het politiek dienstbetoon echter welig tieren. Ik ken persoonlijk heel wat schepenen die gewoonweg aan hun administratie rechtstreeks opdracht geven om deze of gene zaak uit te voeren, zonder dat daaraan enige beslissing van het schepencollege is voorafgegaan. De vice-eerste minister beklemtoont terecht dat iemand de moed moet hebben om een en ander op het college bespreekbaar te maken, maar een ambtenaar zal zoiets niet meteen ondernemen en een politicus wil niet te kijk staan omdat hij voor iemand in de bres is gesprongen. Het onderzoek toont duidelijk aan dat er onder de gemeentesecretarissen wrevel bestaat en ik vraag me dan ook af hoe dit het best kan worden opgelost. De vice-eerste minister zegt terecht dat hij niets te maken heeft met de toezichthoudende overheid en verwijst naar de gouverneur.
De heer Moens, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op
Als gemeenteraadslid weet ik echter dat een klacht bij de deputatie zelden of nooit een gevolg heeft. Dat blijkt dus ook geen oplossing te zijn.
De voorzitter. Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de voorzitter, ik wil hieraan kort het volgende toevoegen. Eigenlijk bevindt de gemeentesecretaris zich in een vrij comfortabele positie om dergelijke zaken op het college te doen bespreken. Laten we eerlijk zijn, eigenlijk kan niemand hem iets maken. Wat kan men in dat geval doen ? Hij heeft een vlakke loopbaan en wordt redelijk, om niet te zeggen goed betaald. Dat een ambtenaar die directeur is van een dienst niet zo gemakkelijk over de problemen zal praten, kan ik nog begrijpen, maar een secretaris moet dat wel kunnen.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.