1-81

1-81

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 19 DÉCEMBRE 1996

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 DECEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIEN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « DE VERKOOP VAN OVERHEIDSINFORMATIE AAN PRIVE-FIRMA'S DOOR HOGE AMBTENAREN »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « LA VENTE D'INFORMATIONS À CARACTÈRE PUBLIC À DES FIRMES PRIVÉES PAR DES FONCTIONNAIRES SUPÉRIEURS »

De Voorzitter . ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel over « de verkoop van overheidsinformatie aan privé-firma's door hoge ambtenaren ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, is de Vice-Eerste minister op de hoogte van het feit dat hoge ambtenaren van het ministerie van Financiën informatie in verband met de Commentaren van het Wetboek verkopen aan de firma CED-Samson ? Is het normaal dat hoge ambtenaren tijd besteden aan de verkoop van hun know how ? Is de Vice-Eerste minister op de hoogte van het feit dat sommige hoge ambtenaren met deze verkoop per jaar een winst van 1 tot 2 miljoen maken ? Weet de Vice-Eerste minister dat CED-Samson deze informatie verwerkt en na één à twee jaar opnieuw in luxueuze boeken verkoopt aan de administratie voor gebruik door lagere ambtenaren ? Weet de Vice-Eerste minister met andere woorden dat nieuwe informatie omtrent de wetgeving door hoge ambtenaren niet aan lagere ambtenaren wordt doorgegeven, maar eerst wordt verkocht aan CED-Samson, zodat deze firma de informatie kan verwerken en ze na enkele jaren in luxueuze boeken aan de lagere ambtenaren van de administratie kan verkopen. Is de Vice-Eerste minister ervan op de hoogte dat sommige ambtenaren meer verdienen met het werk dat zij leveren aan deze firma dan met hun eigen werk waarvoor zij door de overheid worden betaald ? Loopt er een onderzoek naar deze mijns inziens toch wel dubieuze praktijken ? Wat is eventueel de verantwoordelijkheid van de Vice-Eerste minister ? Welke maatregelen overweegt de Vice-Eerste minister om aan deze praktijken een einde te maken ?

De Voorzitter . ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de Voorzitter, als antwoord op de vraag van de heer Anciaux verwijs ik allereerst naar mijn antwoord op de parlementaire vraag nummer 81 van 5 januari 1989 van senator Blanpain. Dit antwoord kan als volgt worden samengevat.

De rijksambtenaar die een bezoldigde of onbezoldigde cumulatieactiviteit wenst uit te oefenen, moet hiervoor vooraf schriftelijk en via de hiërarchische weg de toestemming vragen. De basisreglementering hiervoor is opgenomen in artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en het koninklijk besluit nummer 46 van 10 juni 1982 betreffende de cumulatie van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten.

Een groot aantal van de aanvragen tot cumulatiemachtiging waarover ik krachtens deze reglementering geregeld moet beslissen, heeft tot doel mee te werken aan fiscale publicaties zoals het opstellen van fiscale commentaren, een vademecum enzovoort.

Op deze aanvragen werd tot nu toe op advies van de directieraad steeds ingegaan, op voorwaarde dat de betrokkenen zich ertoe verbinden hun teksten pas aan de bedrijven waaraan ze hun medewerking verlenen, te geven nadat de gelijkaardige teksten van de administratie officieel gepubliceerd zijn en op voorwaarde dat zij zich houden aan de theoretische aspecten van het onderwerp.

Begin 1993 heeft de secretaris-generaal elke administratie uitdrukkelijk verzocht de nodige maatregelen te treffen om jaarlijks na te gaan of de cumulaties effectief binnen de perken van de toegestane machtiging blijven en erover te waken dat de betrokken ambtenaren niet te veel tijd en inspanning aan hun cumulatieactiviteiten besteden en deze verenigbaar blijven met de goede werking van de dienst.

Aangaande het belastingstelsel van de inkomsten die ambtenaren halen uit hun geregelde medewerking aan sommige fiscale publicaties, wijs ik erop dat het in principe gaat om belastbare beroepsinkomsten.

Tot slot wens ik nog te beklemtonen dat een achttal ambtenaren van niveau 1 van de administratie van de BTW, Registratie en Domeinen sedert enige tijd full-time werken aan de publicatie van een eigen administratieve commentaar. Als dit werk zal zijn voltooid, zal het niet langer nodig zijn een beroep te doen op de fiscale publicaties van de privé-sector.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik heb geen enkele opmerking gemaakt over het fiscaal statuut van de betrokkenen. Ik dank de Vice-Eerste minister voor de bijkomende informatie die hij daarover heeft gegeven. Ik neem vanzelfsprekend aan dat deze topambtenaren van Financiën zich houden aan de fiscale wetgeving, dat zij niet in het zwart werken en dus normaal belast worden op deze inkomsten. Dit is evenwel niet de essentie van de zaak. De vraag is of topambtenaren van Financiën diensten kunnen verlenen aan de privé-sector door fiscale publicaties op te maken waarvoor zij rijkelijk worden betaald. Zo hebben sommige ambtenaren vorig jaar 1,8 miljoen frank netto verdiend.

Een gewone mens moet daar enorm hard voor werken. Bovendien moeten lagere ambtenaren bij de uitvoering van hun taak, bij de controle-opdracht die zij moeten uitoefenen in de strijd tegen de fiscale fraude, een beroep doen op de commentaren van CED-Samson, die slechts twee jaar nadat de topambtenaren de publicaties hebben opgesteld, worden verkocht aan de administratie.

Volgens de Vice-Eerste minister wordt er maar een cumulatiemachtiging afgeleverd indien de ambtenaren voorafgaandelijk de commentaren ter beschikking stellen van de eigen administratie. Dat is nu precies de clou van heel de zaak, want die informatie wordt niet ter beschikking gesteld. Topambtenaren maken de commentaren voor CED-Samson die deze twee jaar later aan de administratie verkoopt. Deze situatie kan volgens mij niet door de beugel en ik meen dan ook dat ze ernstig moet worden onderzocht.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Deze situatie geldt voor de administratie van de BTW, niet voor de administratie van de Directe Belastingen. Zodra de administratie van de BTW over eigen commentaar beschikt, zal het niet langer nodig zijn een beroep te doen op de fiscale publicaties van de privé-sector.

De heer Anciaux (VU). ­ Het gaat niet alleen over de administratie van de BTW, mijn informatie gaat ook over de administratie van de Directe Belastingen.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Bij de administratie van de Directe Belastingen is een eigen commentaar beschikbaar, nog voor de publicatie van de privé-sector.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.