(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De omzendbrief bepaalt dat personen die het milieu van de mensenhandel verlaten en zich richten tot een gespecialiseerde onthaaldienst een toelating afgeleverd wordt om gedurende 45 dagen in het land te verblijven. Aan slachtoffers die een verklaring afleggen wordt een verblijfsvergunning van drie maanden, onder de vorm van een aankomstverklaring, afgeleverd. Indien blijkt dat het wel degelijk om een geval van mensenhandel gaat dan moet aan het slachtoffer een inschrijving, gedurende zes maanden, in het bevolkingsregister afgeleverd worden. Een aanvraag voor een verblijfsvergunning van onbepaalde duur kan worden ingediend als de persoon tegen wie hij of zij klacht heeft ingediend voor de rechtbank wordt gedaagd.
Het belang van deze omzendbrief is zeer duidelijk. De slagkracht van de politiediensten en het gerecht wordt verhoogd. Maar in de realitiet bleken er problemen te zijn. De politiediensten, parketmagistraten en de inspecteurs van de sociale wetten of de sociale inspectie kenden de inhoud van de omzendbrief nauwelijks. Ook de mensen van het bureau C van de Dienst Vreemdelingenzaken bleken de bepalingen van de omzendbrief niet steeds te kennen. Hoe anders te verklaren dat de politiediensten, die inlichtingen wilden inwinnen indien er problemen waren met illegalen of verblijfsdocumenten, niet of nauwelijks werden ingelicht over de precieze inhoud van de omzendbrief ? De gevolgen zijn legio. Vreemdelingen komen er niet toe hun rechten te verdedigen, ook al hebben zij daartoe een uitgelezen kans. De toepassing van de omzendbrief verloopt daarentegen goed in die gevallen waarbij de sociale organisaties verblijfsdocumenten aanvragen voor slachtoffers die in begeleiding zijn. Op 9 november 1995 kwam « de Interdepartementale Coördinatiecel voor de Bestrijding van de Internationale Mensenhandel » voor het eerst samen. Binnen de cel werd een werkgroep opgericht die een oplossing moest bieden voor een betere verspreiding van de omzendbrief. Ook versterking van de samenwerking met de sociale organisaties was een van de aandachtspunten.
Graag had ik van de geachte minister vernomen of hij reeds voor de oprichting van de coördinatiecel op de hoogte was van de gebrekkige kennis van de inhoud van de omzendbrief. Zo ja, welke maatregelen heeft de geachte minister in die periode getroffen om de omzendbrief beter toe te laten passen ?
Graag had ik van de geachte minister vernomen hoe vaak de coördinatiecel én de werkgroep reeds samengekomen zijn.
Welke maatregelen werden er in de werkgroep genomen om de inhoud van de omzendbrief beter te verspreiden ?
Heeft de geachte minister concrete aanwijzingen dat de omzendbrief vandaag beter gekend is ?
Heeft de geachte minister concrete aanwijzingen dat bureau C van de Dienst Vreemdelingenzaken de politiediensten nu wel beter informeert over de mogelijkheden van de bepalingen van de omzendbrief ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid de volgende inlichtingen te verstrekken.
1. De oprichting van de coördinatiecel moet juist gezien worden als een gepaste reactie van de minister van Binnenlandse Zaken en anderen op de vaststelling van een onvoldoende kennis van de omzendbrief van 7 juli 1994 bij de betrokken diensten.
2. De interdepartementale coördinatiecel ter bestrijding van de internationale mensenhandel, opgericht bij het koninklijk besluit van 16 juni 1995, is in november 1995 voor de eerste keer bijeengekomen. In 1996 kwam zij tweemaal samen, meer bepaald in april en december. In 1997 had de cel haar eerste vergadering in juni. De reglementering voorziet dat dit orgaan tweemaal per jaar dient samen te komen.
Binnen deze coördinatiecel werd een werkgroep opgericht, belast met het opmaken van een aanvullende omzendbrief, teneinde de bestaande reglementering inzake de verblijfs- en arbeidsvergunningen aan vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel te verduidelijken. De werkgroep is sinds haar oprichting reeds vier keer samengekomen om deze doelstelling te concretiseren.
3. De belangrijkste realisatie van de werkgroep betreft de omzendbrief van 13 januari 1997 (Belgisch Staatsblad van 21 februari 1997) houdende richtlijnen aan de Dienst Vreemdelingenzaken, parketten, politiediensten, inspectie van de sociale wetten en de sociale inspectie omtrent de bijstand aan de slachtoffers van mensenhandel.
Deze omzendbrief verduidelijkt de reeds bestaande bronnen voor de personen en organen die zich in de praktijk met deze materie bezighouden. De inhoud ervan biedt een meer praktisch werkzaam instrument voor de betrokkenen in vergelijking met de veelal theoretisch blijvende basisomzendbrief van 7 juli 1994.
De werkgroep heeft naast de publicatie van deze bron in het Belgisch Staatsblad gezorgd voor een overzichtelijke brochure die de bestaande bronnen bundelt.
De ondertekenende ministers hebben zich geëngageerd om deze brochure te overhandigen aan alle diensten van hun administratie die een rol vervullen in deze materie.
4. De informatieve omzendbrief is nog te recent om de ware impact ervan te becijferen. De betrokken bureaus constateren echter een grotere respons van gemeentebesturen en politiediensten. Bepaalde politiediensten betrekken zelfs de gespecialiseerde centra bij hun acties in het prostitutiemilieu.
5. Het beleid verwoord in de relevante omzendbrieven bevestigt de essentiële functie van de politie- en inspectiediensten bij de toepassing van de reglementering betreffende de afgifte van verblijfs- en arbeidsvergunningen aan vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel.
Zij zullen op basis van de feiten de situatie analyseren en eventueel de nodige initiatieven nemen voor de opvang en de verblijfstoestand van de betrokkenen.
Het bureau C informeert desgevallend. Het administratief verslag dat door elke politiedienst dient ingevuld te worden bevat duidelijk vragen die toelaten om na te gaan of er een probleem van mensenhandel is. Tenslotte zijn ook de overige bureaus van de Dienst Vreemdelingenzaken in contact met de plaatselijke autoriteiten.
Daarnaast heeft het studiebureau van de Dienst Vreemdelingenzaken sinds kort een specifieke dienst die steeds gespecialiseerde informatie aan alle betrokkenen kan verlenen.