Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-44

29 APRIL 1997

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Volksgezondheid en Pensioenen (Volksgezondheid)

Vraag nr. 73 van de heer Olivier d.d. 10 januari 1997 (N.) :
Voorstel van de geachte minister om de inplanting van pacemakers te beperken.

Onlangs maakte de geachte minister zijn voornemen bekend om het aantal inplantingen van pacemakers te beperken. Uit een rapport « pacemaker registration Belgium » zou blijken dat in België tweemaal meer pacemakers worden ingeplant dan in de ons omringende landen.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Kan de geachte minister de exacte cijfers bekend maken over het aantal inplantingen in België en in de ons omringende landen ?

2. De geachte minister dringt er ook op aan de prijs van pacemakers terug te brengen tot een « correct niveau ». Wat zijn de prijzen van de pacemakers in België en in de ons omringende landen ? Wat verstaat de geachte minister onder een prijs van « correct niveau » ?

3. De geachte minister wenst de terugbetaling van pacemakers voor te behouden aan erkende centra. Kan de geachte minister mij een overzicht bezorgen van deze erkende centra ?


Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

1. Het aantal nieuw ingeplante pacemakers in België kan uit twee bronnen worden afgeleid. Volgens de RIZIV-statistieken werden in België sinds 1994 tussen 6 000 en 7 000 nieuwe inplantingen per jaar verricht, d.i. 6 à 7 per 10 000 inwoners. Volgens het European Pacemaker Registration System was dit in 1993 voor België 6, en voor Europa gemiddeld 3 per 10 000. Het verhoudingsgewijze zeer hoge cijfer voor België moet om twee redenen worden gerelativeerd : ten eerste omdat de Belgische registratie waarschijnlijk vollediger en betrouwbaarder is dan de registratiesystemen in de andere landen; ten tweede omdat in het Europese gemiddelde ook de voormalige Oostbloklanden opgenomen zijn. Zo lag het aantal in Duitsland en Frankrijk in 1993 rond 5, en in Polen en Joegoslavië rond 1 per 10 000.

2. De prijsbepaling is een bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, meer bepaald de Prijzencommissie, in overleg met het RIZIV.

3. Op dit ogenblik zijn geen specifieke erkenningsnormen in voege, en kan er dus ook nog geen sprake zijn van erkende centra. In de praktijk wordt de techniek toegepast in een 200-tal centra.