Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-43

15 APRIL 1997

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 242 van de heer Olivier d.d. 10 januari 1997 (N.) :
Bijzonder fonds tot hulp van de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. ­ Betaling van begrafeniskosten.

Op 18 september 1996 stelde ik u onder nr. 205 (bulletin van Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 31 van 5 november 1996, blz. 1500) de volgende vraag betreffende het in rand vermelde onderwerp :

« In afdeling II van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1985) werd een bijzonder fonds opgericht tot hulp van de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden.

In artikel 31, § 2, van deze wet wordt bepaald dat in geval het slachtoffer ten gevolge van een dergelijk ongelukkig toeval komt te overlijden, de nabestaanden die op dit ogenblik ten zijnen laste waren, een hulp ten laste van de Staat kunnen aanvragen, indien zij zich ingevolge van deze gewelddaad in een ernstige materiėle noodtoestand bevinden. In dit geval moet wel aan de in § 1, 1 tot 3, bepaalde wettelijke voorwaarden zijn voldaan (men moet van de dader geen schadevergoeding kunnen bekomen, op geen sociale-zekerheidsregeling kunnen terugvallen en zich ook burgerlijk partij hebben gesteld).

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Overweegt hij de wet in die zin aan te passen zodat aan de ouders wiens kinderen het slachtoffer zijn geworden van opzettelijke gewelddaden en aan de gevolgen van deze gewelddaden zijn overleden, uit dit fonds een vergoeding kan worden uitbetaald om de begrafeniskosten te dekken (en dit ongeacht de som die hen werd uitbetaald in het stelsel van de ziekte- en invaliditeitsverzekering en die amper enkele duizenden franken bedraagt) ?

2. Kan aan de ouders van kinderen, die in het verleden het slachtoffer zijn geworden van opzettelijke gewelddaden, in afwachting van deze wetswijziging met retro-actieve werking, toch nog een vergoeding uit dit fonds worden uitbetaald om de begrafeniskosten te dekken ? »

Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt ?


Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid mee te delen dat recentelijk wijzigingen aan afdeling II van de wet d.d. 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, in de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat werden goedgekeurd en gestemd.

Inzake uw eerste vraag kan ik u meedelen dat de gewijzigde § 2 van artikel 32 voorziet dat de nabestaanden van een overleden slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad een financiėle hulp kunnen vragen aan de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden voor begrafeniskosten. Het maximumbedrag van deze begrafeniskosten zal binnenkort vastgelegd worden bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Het subsidiariteitsbeginsel (dat wil zeggen dat de commissie maar kan tussenkomen indien de dader of een andere instantie de nabestaanden niet heeft vergoed) blijft behouden. Er dient echter vermeld te worden dat daar waar vroeger de nabestaanden van een overleden slachtoffer financieel dienden afhankelijk te zijn van de overledene om een hulp te krijgen van de commissie, heden deze vereiste niet meer weerhouden is in de nieuwe wet.

Bovendien vermeldt het vernieuwde artikel 36 dat een noodhulp (vroeger voorschot genaamd) kan gevraagd worden reeds vlak na de neerlegging van een klacht én wanneer elke vertraging bij de hulpverlening de verzoeker een aanzienlijk nadeel zou berokkenen.

Na neerlegging van een klacht kunnen de ouders van overleden kinderen, indien zij het financieel niet gemakkelijk hebben, de betaling van de begrafeniskosten vragen als vorm van noodhulp.

Ook betreffende uw tweede vraag is er een mogelijkheid voorzien in de nieuwe wettekst. Meer concreet is er heden bepaald dat de (nieuwe) wet van toepassing is op de geleden schade volgend uit opzettelijke gewelddaden na 6 augustus 1985 op nabestaanden van overleden slachtoffers wanneer het dossier reeds ingediend en afgesloten was door de commissie voor de inwerkingtreding van deze wet. Dit betekent dus dat de nieuwe wet een retro-actieve werking heeft voor nabestaanden van overleden slachtoffers en deze dus ook een verzoek tot het betalen van de begrafeniskosten aan de commissie kunnen richten.