(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Op 28 augustus 1996 stelde ik u onder nr. 112 (bulletin van Vragen en Antwoorden , Senaat, nr. 29 van 15 oktober 1996, blz. 1387) de volgende vraag betreffende het in rand vermelde onderwerp :
« Overeenkomstig artikel 8, § 2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, kan de bevolkingsinspectie van het ministerie van Binnenlandse Zaken iemand verplichtend van het bevolkingsregister van de ene gemeente naar een andere muteren en dit zelfs met terugwerkende kracht. Hierdoor kan een belastingplichtige tegen zijn wil in gedomicilieerd worden in een andere gemeente en dit zelfs vóór 1 januari van het aanslagjaar.
Een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging van deze administratieve beslissing kan worden ingesteld bij de Raad van State in afwachting van een uitspraak ten gronde. Onder voorbehoud van een schorsing blijft de administratieve beslissing van kracht, zolang zij door de Raad van State niet is geannuleerd.
Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :
1. Wordt voor het vestigen van de aanslag inzake personenbelasting en aanvullende belastingen het Rijksregister gevolgd (eventueel met terugwerkende kracht) ? In welke gemeente moet gemeentebelasting worden betaald en vanaf welk aanslagjaar in de gemeente waar men oorspronkelijk stond ingeschreven of deze waar men volgens de bevolkingsinspectie (met terugwerkende kracht) moet worden ingeschreven ?
2. Indien de fiscus zich baseert op het Rijksregister voor het vestigen van de aanslag en een belastingplichtige wordt na enkele jaren gezien de lange procedure door de Raad van State met terugwerkende kracht in het gelijk gesteld en opnieuw ingeschreven in de gemeente waar hij oorspronkelijk stond ingeschreven, wordt zijn toestand dan automatisch herzien of kan men nog rechtsgeldig een bezwaarschrift indienen om recht te bekomen ? Wanneer treedt hiervoor de wettelijke verjaring in ?
3. Is het raadzaam dat een belastingplichtige die in een dergelijke procedure verwikkeld is, telkens onmiddellijk na het ontvangen van het aanslagbiljet bezwaar indient bij de gewestelijke directeur om zijn rechten te vrijwaren en te beletten dat de wettelijke verjaring intreedt ? »
Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt ?
Antwoord : 1. De aanslag inzake personenbelasting en gemeentebelasting wordt gevestigd in de gemeente waar de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar zijn woonplaats of zetel van fortuin heeft gevestigd.
Op grond van artikel 3, § 2, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) wordt de vestiging van de woonplaats of van de zetel van fortuin in België naar de omstandigheden beoordeeld.
2 en 3. Een belastingplichtige die niet akkoord kan gaan met een te zijnen name gevestigde aanslag in de personenbelasting kan enkel een herziening daarvan bekomen door binnen de in het WIB 92 gestelde vormen en termijnen bij de bevoegde directeur een geldig bezwaarschrift in te dienen.