Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-36

14 JANUARI 1997

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 197 van de heer Olivier d.d. 6 december 1996 (N.) :
Vervallenverklaring mandaat gemeenteraadslid. ­ Beroep Raad van State. ­ Schorsend karakter.

Overeenkomstig artikel 10 van de gemeentewet kan een gemeenteraadslid van zijn mandaat vervallenverklaard worden door de bestendige deputatie. In de voorlaatste alinea van voornoemd artikel 10 is echter bepaald dat men tegen deze beslissing in beroep kan gaan bij de Raad van State.

Een gelijkaardige procedure is ook voorzien in artikel 21 van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 en in de laatste alinea hiervan wordt uitdrukkelijk bepaald dat het beroep dat in dergelijk geval wordt ingesteld « niet schorsend » is.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Zou het niet logisch zijn dat de bestendige deputatie in haar beslissing tot « vervallenverklaring » niet enkel melding maakt van de « beroepsprocedure » die hiertegen kan ingesteld worden, maar ook vermeld of dit beroep « al of niet schorsend » is (overeenkomstig artikel 7, alinea 1, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur). Bent u bereid om hierover aan dit rechtscollege duidelijke richtlijnen te verstrekken ?

2. Is het beroep dat wordt ingesteld bij de Raad van State tegen de beslissing tot vervallenverklaring van een mandaat van gemeenteraadslid al dan niet schorsend ?

3. In geval dit beroep schorsend is, kan het schepencollege dan de opvolger die hiertoe als eerste is aangewezen oproepen om de eed af te leggen en als nieuw gemeenteraadslid geïnstalleerd worden ? Moet het (voorlopig) vervallenverklaard raadslid nog worden uitgenodigd tot de eerstvolgende gemeenteraadszitting zodat hij kan vragen de installatie voorlopig niet te laten doorgaan totdat over een beroep is uitspraak gedaan of moet hij het schepencollege onmiddellijk inlichten over het ingestelde beroep ?

4. In geval het gemeentebestuur toch de opvolger installeert, welke juridische stappen kan het reeds vervallenverklaard raadslid hiertegen ondernemen (bij welke instantie en binnen welke termijnen) of is deze installatie van rechtswege nietig ?

5. In geval het beroep schorsend is en de reeds vervallenverklaarde burgemeester of schepen wordt achteraf in het gelijk gesteld wordt hij dan ambtshalve in zijn ambt hersteld of dient hij daartoe opnieuw te worden voorgedragen en (her)benoemd (artikel 13, alinea 1, van de gemeentewet), ofwel opnieuw worden voorgedragen en (her)verkozen (artikel 15, § 1, alinea 2, van de gemeentewet) ? Blijft in dit geval iemand zijn rangorde van schepen behouden (artikel 15, § 1, alinea 2, van de gemeentewet) of wordt deze aangepast, en zo ja, op welke wijze ?

6. Idem voor het vervallenverklaard raadslid; wordt dan zijn rangorde in de tabel van de raadsleden (artikel 17, alinea 2, van de gemeentewet) toch aangepast, en zo ja, op welke wijze ?

7. Overweegt u een wetsaanpassing om meer klaarheid te brengen in de praktische toepassing van deze materie ?