Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-8

16 JANUARI 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken

Vraag nr. 34 van de heer Olivier d.d. 20 november 1995 (N.) :
Rijksdienst voor kinderbijslag werknemers. ­ Uitbetaling achterstallen kinderbijslag.

Op 31 mei 1995 deelde het ministerie van Sociale Voorzorg mee dat de ouders van een geadopteerd kind aanspraak konden maken op kinderbijslag voor de periode 15 december 1982 tot 9 juli 1993.

Door de Rijksdienst voor kinderbijslag werknemers werd enkel de kinderbijslag voor de periode januari 1991 tot juli 1993 uitbetaald, de achterstallen voor de periode 15 december 1982 tot januari 1991 zouden zijn verjaard.

Nochtans dateert de eerste aanvraag voor het bekomen van kinderbijslag van 24 februari 1987. Deze vraag werd toen negatief beantwoord. Plots wordt positief geantwoord maar wordt de verjaring ingeroepen.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Werden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur hier niet geschonden ?

2. Kon in dit geval de verjaring worden ingeroepen gezien de eerdere aanvraag tot het bekomen van achterstallen kinderbijslag die negatief werd beantwoord ?


Antwoord : Bij toepassing van artikel 51, § 3, van de geordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers, bestaat er in hoofdzaak een recht op kinderbijslag ten behoeve van het kind dat een band van bloedverwantschap heeft met een mogelijke rechthebbende.

Voormelde wet geeft de minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, de mogelijkheid te bepalen dat een rechthebbende recht heeft op kinderbijslag ten behoeve van de kinderen die deel uitmaken van zijn gezin en die niet één van de voorwaarden vervullen die vermeld zijn in voornoemd artikel 51, § 3.

Bij het onderzoek van deze aanvragen om kinderbijslag dient rekening te worden gehouden met alle elementen in mijn bezit.

In het individueel geval dat het voorwerp uitmaakt van de vraag van het geachte lid werd een eerste aanvraag om kinderbijslag die dateert van 24 februari 1987 afgewezen ingevolge de beslissing medegedeeld op 30 juni 1987.

Met de brief van 3 februari 1994 werden mij nieuwe elementen medegedeeld, hoofdzakelijk het feit dat het kind door zijn ouders werd verlaten. Rekening houdend met deze feiten werd een nieuwe beslissing genomen waarbij de kinderbijslag wordt toegekend ten behoeve van dit kind.

De notificatie van 31 mei 1994 bepaalt dat er toepassing dient te worden gemaakt van artikel 120 van voormelde wetten. De toekenning van de kinderbijslag vanaf 1 januari 1991 is in dit geval in overeenstemming met de wettelijke bepalingen.