Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-28

24 SEPTEMBER 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Volksgezondheid en Pensioenen (Volksgezondheid)

Vraag nr. 32 van de heer Hatry d.d. 15 maart 1996 (Fr.) :
Ongerechtvaardigde en contra-produktieve Belgische reglementering in verband met de waterkwaliteit voor zwembaden.

Een van de belangrijke punten in verband met de werking van een zwembadinstallatie in België is de onberispelijke bacteriologische kwaliteit van het water. Die kwaliteit wordt in stand gehouden door het filteren en het steriliseren van het water. Normaal behoort dat tot de service die installateurs van de zwembaden na de verkoop verlenen om de kwaliteit van het water op peil te houden.

Twee koninklijke besluiten, respectievelijk van 5 juni 1975 en van 5 november 1991, regelen onder meer de verkoop en het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, waaronder de steriliseermiddelen voor zwembaden vallen. Bijgevolg moeten de produkten waarop deze koninklijke besluiten van toepassing zijn :

­ Van de minister van Volksgezondheid en Leefmilieu een vergunning krijgen voor het gebruik waarvoor zij bestemd zijn;

­ Volgens hun toxiciteit worden ingedeeld in categorieën.

De doeltreffende middelen voor de behandeling van zwembadwater vallen in categorie A (giftig) of B (schadelijk). De indeling in een van deze twee categorieën heeft tot gevolg dat alleen erkende verkopers die produkten mogen verkopen en dat alleen gebruikers die het gebruik van deze middelen voor beroepsdoeleinden kunnen verantwoorden, ze kunnen aankopen.

De vergunning voor de verkoop van de groep van produkten die over de hele wereld het meest worden gebruikt voor de behandeling van het water in privé-zwembaden is door het ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu (18 maanden na de indiening van de dossiers !) geweigerd, niet wegens de ondoeltreffendheid van het produkt maar omdat het residu bij de oxydatie niet aanvaardbaar zou kunnen zijn als additief in voedingswaren.

Deze chloorprodukten (di- en trichloroisocyanaten) zijn erkend voor de sterilisatie van het water in privé-zwembaden in alle Europese landen en in de Verenigde Staten (al bestaan er in sommige landen beperkingen op het gebruik in openbare zwembaden).

Diezelfde produkten worden reeds meer dan twintig jaar in België verkocht en, voor zover wij weten, viel er nooit enig ­ zelfs gering ­ schadegeval te betreuren.

Als de huidige reglementering letterlijk moet worden toegepast, staat deze sector het volgende te wachten :

­ Eigenaars van zwembaden (ongeveer 30 000 in België) zullen niet meer over een doeltreffend ontsmettingsmiddel beschikken. Bleekwater zal het enige wettelijke alternatief zijn.

­ Zelfs indien de hierboven bedoelde produkten erkend worden, kunnen ze niet door een particulier worden aangekocht !

­ De installateur van een zwembad moet eveneens erkend worden om de meeste ontsmettingsmiddelen te verkopen of te gebruiken. Om deze erkenning te krijgen, moet hij licentiaat in de scheikunde, agronomie of farmacie zijn !

Deze toestand is niet alleen aberrant en onmogelijk toe te passen maar dreigt bovendien de gezondheid van de gebruikers ernstig te schaden.

Is het dan ook niet wenselijk de geldende regels te wijzigen zodat de erkende installateurs van zwembaden de produkten die nodig zijn voor het verdere onderhoud van de geleverde installaties, kunnen verkopen of gebruiken door hun ­ op eenvoudig verzoek ­ de toestemming daarvoor te verlenen, in afwachting van een Europese harmonisering inzake bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik. Het is zelfs niet ondenkbaar dat tegen België een klacht wordt ingediend omdat het het vrije verkeer van goederen van in andere lidstaten van de Europese Unie toegelaten produkten belemmert.

Eens te meer blijkt dat wanneer ons land moet kiezen tussen enerzijds een moderne en anderzijds een restrictieve, anti-economische toepassing van een bepaling, België als enige opteert voor deze laatste keuze. Aan deze absurde situatie moet een einde worden gemaakt.


Antwoord : Ik kan aan het geachte lid het volgende antwoorden.

1. Ik kan bevestigen dat een aantal aanvragen zijn ingediend tot toelating van produkten op basis van gechloreerde isocyanuraten voor de ontsmetting van zwembadwater. Die aanvragen werden, conform de reglementering in het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, aan het advies van de Hoge Gezondheidsraad onderworpen die in eerste instantie een ongunstig advies verleende. Het motief voor dat advies was dat de zwemmers ongewild een hoeveelheid zwemwater inslikken en dat men daarom geen ontsmettingsmiddelen voor zwembadwater mag toelaten die de drinkbaarheid van het zwembadwater in het gedrang zouden brengen.

In het raam van de beroepsprocedure zijn de aanvragers, die hun bezwaar tegen de voorgenomen weigering lieten kennen, gehoord door de Hoge Gezondheidsraad. Dit leidde tot een nieuw onderzoek van de aanvragen in het licht van de aangevoerde argumenten. Een beslissing over een toelating zal maar kunnen genomen worden eens het onderzoek door de Hoge Gezondheidsraad tot een definitieve conclusie zal geleid hebben.

2. Sinds lang zijn in ons land de klassieke middelen op basis van hypochloriet toegelaten voor de ontsmetting van zwembadwater. Er zijn geen redenen om aan de doeltreffendheid van die produkten te twijfelen. Bij toevoeging in water geven zij, evengoed als de gechloreerde isocyanuraten, actief chloor vrij, maar zonder dat organische stoffen vrijkomen.

3. Ik begrijp heel goed dat het onontkoombaar zal zijn de regels inzake de verkoop en aflevering van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik aan te passen. Gezien de weerslag van de Europese richtlijnen inzake de indeling en de toelating van de biociden heb ik mijn diensten opgedragen voorrang te verlenen aan de werkzaamheden die moeten leiden tot een wijziging van de reglementering. Dit zal gebeuren conform de Europese regels inzake vrij handelsverkeer maar zullen de nodige waarborgen geboden worden bij het voorkomen van ongevallen bij verkopers en gebruikers door blootstelling aan produkten die toch gevaarlijke eigenschappen vertonen. Het kan immers niet dat giftige of corrosieve biociden zonder andere voorzorgen aan minderjarigen of aan onvoldoende geïnformeerde volwassenen zouden mogen afgeleverd worden door verkopers die zelf onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijke risico's.