(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Om in aanmerking te komen voor een lening van de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen mag het netto belastbaar inkomen van twee jaar vóór de aanvraag een bepaalde grens niet overschrijden.
Heel vaak is het formulier van de administratie dat als bewijs moet dienen van het netto belastbaar inkomen van twee jaar vóór de aanvraag niet voorhanden tijdens de eerste helft van het jaar. Daardoor kunnen kandidaat-ontleners de lening niet bekomen bij de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen.
Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :
1. Is de geachte minister op de hoogte van dit probleem ?
2. Welke oplossing stelt de geachte minister in het vooruitzicht voor dit probleem ? Kan een computersimulatie van het netto-belastbaar inkomen als tijdelijk bewijs worden gehanteerd in afwachting dat het formulier door de administratie wordt ter beschikking gesteld ?
Antwoord : Het geschetste probleem is bekend, maar het is niet mogelijk in te gaan op de suggestie van het geachte lid.
Inderdaad, de eigenlijke en essentiële opdracht van de administratie der Directe Belastingen bestaat in de vestiging en de invordering van de belastingen. Die vestiging van de belastingen kan, met betrekking tot geldige aangiften, krachtens artikel 359 van het Wetboek der inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), geschieden tot 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd. Voor de in het eerste lid van artikel 354 WIB 92 bedoelde gevallen, beschikt de administratie zelfs over een termijn van drie jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar, om een aanslag of een aanvullende aanslag te vestigen, onverminderd het recht van de administratie om in geval van fraude de aanslag te vestigen gedurende 5 jaar (art. 354, 2e lid, WIB 92).
Naast het vervullen van voormelde opdracht verleent de administratie ook haar medewerking aan andere overheidsdiensten door de mededeling van inlichtingen welke die diensten nodig hebben voor de door hen uit te voeren taken. Dergelijke mededelingen gebeuren zoveel mogelijk op geautomatiseerde wijze, zonder tussenkomst van de belastingplichtige, via inkomstengetuigschriften die worden opgesteld aan de hand van een bestand waarin de gevestigde aanslagen worden opgeslagen.
De administratie kan overigens slechts inkomstengetuigschriften uitreiken met betrekking tot inkomsten van aangiften die ten minste summier zijn geverifieerd.
De door het geachte lid voorgestelde oplossing zou de organisatie van de aanslagverrichtingen verstoren en bovendien bijkomende werkzaamheden voor de taxatiediensten tot gevolg hebben, hetgeen ten stelligste moet worden vermeden.
Ten slotte kan ik het geachte lid nog mededelen dat het de belastingplichtige, bij gebrek aan een aanslagbiljet of aan een inkomstengetuigschrift, steeds mogelijk is het bedrag van zijn inkomsten aan te tonen aan de hand van andere bewijskrachtige bescheiden zoals bezoldigingsfiches, fiches van vervangingsinkomsten, pensioenfiches, enz.