Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-13

26 MAART 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-Eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie (Economie)

Vraag nr. 22 van de heer Hostekint d.d. 31 oktober 1995 (N.) :
Berging van laag radioactief afval.

De Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS) maakt in april 1994 de namen bekend van de 49 gemeenten die in aanmerking kunnen komen voor de berging van laag radioactief afval. In het kleigebied van Ieper werden de gemeenten Alveringem, Houthulst, Langemark-Poelkapelle, Moorslede, Poperinge, Wervik, Ieper en Zonnebeke geselecteerd. De plannen van de NIRAS roepen echter heel wat weerstand op.

Het ministerie van Economische Zaken en de NIRAS beloofden in april van dit jaar rekening te houden met de mening van de gemeenten. Men garandeerde toen dat men geen politiek van het voldongen feit zou voeren.

Momenteel wordt het laag radioactief afval opgeslagen in Mol ­ de NIRAS is al een tijdje op zoek naar een definitieve site voor de oppervlakteberging van het kernafval. Een klassement van de geschikte bergplaatsen wordt binnenkort verwacht; daarna volgt een definitieve beslissing.

Ik had de geachte minister dan ook graag het volgende willen vragen :

1. Wat is de stand van zaken in het onderzoek van de NIRAS en wanneer kunnen we een beslissing verwachten in het dossier ?

2. Wat gebeurt er indien de gemeenten en hun inwoners weigeren in te gaan op de vraag van het ministerie en de NIRAS ?

3. Op welke manier stimuleert de Belgische regering het onderzoek naar alternatieve energiebronnen ?


Antwoord : 1. De stand van zaken met betrekking tot het dossier van NIRAS kan als volgt worden samengevat :

Het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van NIRAS met betrekking tot de oppervlakteberging van laag radioactief en kortlevend afval is nog volop aan de gang. De afgelopen jaren heeft NIRAS een reeks van werkzaamheden laten uitvoeren om de technische uitvoerbaarheid van een oppervlaktebergingsinstallatie te evalueren. De bevindingen van deze studies waren het voorwerp van het tussentijds rapport van april 1994, waarin tot de uitvoerbaarheid van oppervlakteberging werd besloten, de lijst met mogelijk gunstige zones werd opgemaakt, de aanvaardbare hoeveelheid radioactiviteit op deze zones werd berekend.

Het rapport raamt ook het percentage van het in België geproduceerde laagactieve afval en afval met korte halveringstijd, dat er geborgen zou kunnen worden.

De oppervlakteberging is echter slechts een optie en zoals duidelijk werd vermeld in de regeringsverklaring zal de definitieve keuze worden gemaakt op basis van onderzoek naar diverse alternatieven. Hierbij zal worden rekening gehouden met de veiligheid en de kostprijs van de verschillende opties.

2. Zoals reeds herhaalde malen werd verklaard, zal de beslissing niet worden genomen zonder overleg met de betrokken lokale en regionale overheden.

3. Er dient aan herinnerd te worden dat de bevordering van de hernieuwbare energieën sedert 1989 tot de uitsluitende bevoegdheid behoort van de Gewesten; bijgevolg, overeenkomstig artikel 6bis van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen, zijn de Gewesten bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het kader van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek in uitvoering van internationale en supranationale akkoorden of aktes.

Het doel van de bevordering van de hernieuwbare energieën wordt echter vermeld in het nationaal programma tot vermindering van de CO2 -emissies, dat het voornemen bevestigt van de overheden die dit programma onderschreven hebben om een inspanning tot bevordering van de hernieuwbare energieën voort te zetten. Wat de dialoog met de Gewesten betreft, deze heeft op permanente wijze plaats in de schoot van mijn departement (Groep ENOVER), zowel op het vlak van de hernieuwbare energieën als op dat van de andere geregionaliseerde energie-bevoegdheden.