(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De onmenselijke en vernederende toestanden binnen de internationale handel in vrouwen is een hedendaagse vorm van slavernij die door elk rechtschapen mens en door elke democratische rechtsstaat zwaar moet worden bestreden. Nochtans merken we dat dit niet steeds efficiënt gebeurt. De corruptie en omkoping van ambtenaren en politiemensen moet onder ogen gezien worden als een mogelijke realiteit. Deze mensenhandel is bovendien nauw verbonden met de prostitutie. In dit kader doen zich soms onaanvaardbare toestanden voor. Uit tal van informatie blijkt dat in de officiële sociale huisvestingsmaatschappij van de gemeente Sint-Joost-ten-Node, prostitutie-activiteiten op grote schaal worden toegelaten. Klaarblijkelijk wordt het aanzetten tot ontucht en het bevorderen van handel in illegaal verblijvende vrouwen hier op geen enkele wijze aangepakt.
Is de geachte minister op de hoogte van deze feiten ? Zal hij stappen ondernemen om deze zaak grondig te laten onderzoeken ? Zal hij onderzoeken of het plaatselijk politiekorps zich in deze schuldig maakt aan het passief gedogen van illegale praktijken ? Welke maatregelen zullen overwogen worden om de onaanvaardbare feiten van vrouwenhandel in deze huisvestingsmaatschappij aan banden te leggen ? Kan de geachte minister meedelen of er nog andere praktijken van vrouwenhandel binnen andere huisvestingsmaatschappijen kenbaar zijn ?
Antwoord : Als beleidsmaatregel tegen mogelijke omkoping van leden van de gemeentepolitie werd een dienst Intern Toezicht opgericht bij de politiekorpsen, en dit overeenkomstig de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie inzake mensenhandel. Het geachte lid vindt de modaliteiten inzake oprichting en uitbouw van deze diensten in de omzendbrief POL 48 van 6 juli 1994 betreffende de inrichting van een dienst Intern Toezicht bij de korpsen van gemeentepolitie (Belgisch Staatsblad van 7 juli 1994) + Erratum van 1 december 1994 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1994).
Het eventueel gedogen door de gemeentepolitie van aanzetten tot ontucht en bevorderen van handel in illegaal verblijvende vrouwen impliceert mogelijke gebreken inzake uitvoering van taken van gerechtelijke politie, hetgeen tot de bevoegdheid hoort van de minister van Justitie. Aangezien het hier ook ruimer kan gaan om tekorten op het vlak van een goede werking van het desbetreffende politiekorps, heb ik, naar aanleiding van de beweringen van het geachte lid, aan het Vast Comité van toezicht op de politiediensten gevraagd een onderzoek terzake in te stellen.
Hierbij wens ik evenwel te benadrukken dat ik geen bevoegdheid heb ten aanzien van gemeentelijke huisvestingsmaatschappijen, waarvoor het geachte lid zich in voorliggend geval moet wenden tot de voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Overigens ben ik mij inderdaad bewust van het bestaan van verschillende vormen van mensenhandel, waaronder de handel in illegaal verblijvende vrouwen, die verbonden is met de prostitutie, in het bijzonder. Bewijs hiervan zijn de vele maatregelen en initiatieven die op dit vlak reeds genomen werden. Zo werd binnen de dienst Vreemdelingenzaken overgegaan tot de oprichting van een administratief bureau der opsporingen. Dit opsporingsbureau onderhoudt zeer nauwe contacten met de centrale cel mensenhandel van de generale staf van de rijkswacht. Elke klacht in verband met mensenhandel wordt in dit bureau gecentraliseerd en behandeld waarbij men bijzondere aandacht besteed aan de drie klassieke kanalen die veel worden gebruikt bij het bedrijven van mensenhandel : de asielprocedure, de visumprocedure en de schijnhuwelijken of de misbruiken van de instellingen van het huwelijk.
De dienst Vreemdelingenzaken heeft ook meer mogelijkheden tot ingrijpen gekregen dankzij de volgende wettelijke instrumenten :
1. Overeenkomstig de omzendbrief van 7 juli 1994 betreffende de afgifte van verblijfs- en arbeidsvergunningen (arbeidskaarten) aan vreemdelingen, die de omzendbrief van 11 mei 1993 vervangt, is het mogelijk een aankomstverklaring af te leveren aan personen die het slachtoffer van mensenhandel zijn indien zij een klacht of een verklaring indienen bij de bevoegde diensten, mits begeleiding door een erkende organisatie wordt geaccepteerd en gewenst, of indien zij een klacht of een verklaring tegen hun uitbuiter indienen bij een politiedienst of bij het parket.
2. Overeenkomstig de wet van 1 juni 1993 betreffende de bestraffing van werkgevers omwille van tewerkstelling van illegaal in België verblijvende vreemdelingen, werden de in artikel 77, eerste en tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, voorziene geldboetes aanzienlijk verhoogd.
3. Overeenkomstig de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en de kinderpornografie werd een artikel 77bis in de voornoemde wet van 15 december 1980 ingevoegd. Dit artikel stelt strafbaar :
« Hij die, op welke manier ook, ertoe bijdraagt, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een vreemdeling het koninkrijk binnenkomt of er verblijft, wanneer hij daarbij :
1º Ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen, of enige vorm van dwang;
2º Of misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van een zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid. »
4. Overeenkomstig de wet van 8 maart 1995 tot wijziging van artikel 74/2 van en tot invoeging van een nieuw artikel 74/4bis in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de wijze van consignatie en van betaling van de administratieve geldboete bedoeld bij artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen worden onder meer administratieve geldboetes opgelegd aan de vervoerders die passagiers vervoeren naar België die niet in het bezit zijn van de vereiste stukken.