(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Op 16 oktober 1995 werd door de burgemeester van de gemeente Sint-Joost-ten-Node een samenscholingsverbod uitgevaardigd voor de periode van 18, 19 en 20 oktober 1995.
In zijn besluit schreef de burgemeester : « Overwegende dat een conferentie en een expositie m.b.t. bewapening (« l'armement ») zullen worden gehouden in een privé-gebouw op het gemeentelijk grondgebied op 18, 19 en 20 oktober. Vaststellende dat het houden van deze organisatie (« constatant que la tenue de cette organisation ») een gevaar voor de openbare orde inhoudt (« représente un danger pour l'ordre public ») en dat alles in het werk gesteld moet worden om te vermijden dat zich in Sint-Joost gelijkaardige gebeurtenissen voordoen als op 27 en 29 oktober 1993 en 19 en 20 oktober 1994... »
Kan de geachte minister het bestaan en de inhoud van dit samenscholingsverbod bevestigen ?
Kan de geachte minister mij meedelen hoe het komt dat een organisatie die volgens de burgemeester « een gevaar voor de openbare orde » inhoudt, niet door de burgemeester of door de minister verboden wordt ? Hoe kunnen personen die een inbreuk op dit samenscholingsverbod plegen gestraft worden met 1 tot 7 dagen gevangenisstraf, vermits ze gewoon protesteren tegen een organisatie die de openbare orde in gevaar brengt ?
Werden er op basis van dit samenscholingsverbod aanhoudingen uitgevoerd ? Welke maatregelen zal de geachte minister in de toekomst nemen om deze « voor de openbare orde » gevaarlijke organisatie te verbieden ?
Antwoord : Ik kan bevestigen dat de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node naar aanleiding van de AFCEA-wapenbeurs op 18, 19 en 20 oktober 1995 een politieverordening heeft getroffen op 16 oktober 1995. Ik deelde u dat reeds mee in antwoord op uw parlementaire vraag nr. 23 van 21 september 1995.
Die verordening hield in :
1º Dat de burgemeester betogingen op de voor het publiek toegankelijke verkeerswegen, inbegrepen de bermen en voetpaden, alsook in de voor het publiek toegankelijke plaatsen verbood;
2º Dat hij elke samenkomst verbood van meer dan drie personen;
3º Straffen op de inbreuken op de politieverordening.
De burgemeester heeft overwogen dat alles in het werk moest worden gesteld opdat zich geen gebeurtenissen gelijkaardig aan die van de twee voorgaande jaren, meer zouden voordoen.
Ik wil erop wijzen dat de burgemeester deze verordening trof in toepassing van de artikelen 134 en 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet. Het behoort inderdaad op de eerste plaats aan de lokale overheid om ten behoeve van de inwoners te voorzien in een goede politie, onder meer over de veiligheid op de openbare wegen en plaatsen.
De burgemeester beschikt daartoe over een discretionaire bevoegdheid. Wel moet hij die verordening onmiddellijk ter kennis brengen van de gemeenteraad die in zijn eerstvolgende zitting de verordening al of niet kan bekrachtigen. Daarna geldt het administratief toezicht vanwege het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ik wil er ook uw aandacht op vestigen dat de burgemeester de organisatie op zich niet kon verbieden. Het betrof immers een privé-organisatie in een privé-gebouw en dus besloten plaats, voor een beperkt publiek ook, en dergelijke organisaties kunnen op basis van artikel 26 van de gecoördineerde Grondwet niet aan een voorafgaand verlof worden onderworpen.
In ieder geval houdt de organisatie van een wapenbeurs geen enkel onwettig karakter op zich in, in zoverre de organisatoren zich volledig schikken naar de vigerende wetgeving op dat vlak en meer bepaald de wet van 30 januari 1991 tot wijziging van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie.
Om deze reden was het mij niet mogelijk deze organisatie te verbieden.
Tenslotte kan ik nog mededelen dat de politie van Sint-Joost-ten-Noode op basis van dit samenscholingsverbod overging tot 19 administratieve aanhoudingen waarvan proces-verbaal werd opgesteld.
Of deze personen voor hun inbreuk op het samenscholingsverbod ook worden gestraft, hangt uiteraard af van het gevolg dat het parket, eventueel nadien de strafrechter, aan deze zaak zal geven.