Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-73

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen

Vraag nr. 945 van de heer Olivier d.d. 17 maart 1998 (N.) :
VZW. ­ Bevoegd paritair comité.

Een VZW kan in het kader van haar doelstelling bijkomende commerciële activiteiten hebben die echter ondergeschikt moeten zijn aan het ideële doel. Zo kan een sportclub bijkomend een kantine uitbaten of een culturele vereniging een verkoopspunt hebben.

Een sportvereniging die een apart personeelslid tewerkstelt voor de uitbating van de kantine, ressorteert als werkgever onder het paritair comité voor de Horeca. Indien dezelfde werkgever tevens een afzonderlijk personeelslid voor de administratie van de sportvereniging in dienst heeft, dan valt de werkgever onder de bevoegdheden van twee paritaire comités, alhoewel hij slechts twee personeelsleden in dienst heeft (eventueel deeltijds) :

­ administratie van de sportvereniging : PC 329 voor de socio-culturele sector;

­ uitbating kantine : PC 302 voor de horeca.

Deze situatie doet zich eveneens voor bij een culturele vereniging die een verkoopspunt heeft en hiervoor een personeelslid aanwerft. De werkgever valt onder de bevoegdheid van het PC 201 voor de zelfstandige kleinhandel.

In hoeverre kunnen de paritaire comités voor de horeca/zelfstandige kleinhandel bevoegd zijn voor een VZW die slechts op bijkomstige wijze een commerciële activiteit kan hebben ? Met andere woorden hoe kan de nevenactiviteit (commercieel) bepalend zijn voor het bevoegde PC met betrekking tot een VZW die hoofdzakelijk niet-commercieel werkt ? Is hier geen tegenstrijdigheid aanwezig ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende antwoord op zijn vraag mee te delen.

Het criterium tot bepaling van het bevoegde paritair comité voor een onderneming is de door de onderneming zelf uitgeoefende activiteit. Deze ondernemingsactiviteit kan worden gedefinieerd als de activiteit die het bestaan van de onderneming of de organisaties rechtvaardigt en die niet kan worden afgestoten zonder de aard van de onderneming te wijzigen. Voor non-profit-organisaties is dit de activiteit die wordt uitgeoefend met het oog op het nastreven van het gestelde doel en in zoverre die overeenstemt met de werkelijk uitgeoefende activiteit.

Bij het bepalen van het bevoegde paritair comité voor een onderneming met twee of meer activiteiten past de rechterlijke macht en de administratie, wanneer de reglementering niets anders bepaalt, terzake het principe « de bijzaak volgt de hoofdzaak » toe en is de hoofdactiviteit van de onderneming hierbij doorslaggevend. De hoofdactiviteit is de ondernemingsactiviteit, bepaald volgens het criterium van de tewerkstelling of allocatie van het personeel.

Het algemeen toegepast principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt wordt door de wetgever genuanceerd. Het werd door de wetgever aanbevolen, maar de toepassing ervan is niet wettelijk verplicht en het is ook geen arbeidsrechtelijk principe.

Het ressorteren van een onderneming onder twee of meer comités is dan ook in bijzondere gevallen gerechtvaardigd, wanneer in die ondernemingen verschillende soorten werk zonder de minste onderlinge verwantschap worden verricht in afzonderlijke en van elkaar verwijderde lokalen met personeel dat uitsluitend voor ieder soort werk is aangewezen, of wanneer geldige argumenten kunnen worden aangevoerd.