Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-70

ZITTING 1997-1998

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Volksgezondheid en Pensioenen (Volksgezondheid)

Vraag nr. 885 van de heer Weyts d.d. 20 februari 1998 (N.) :
Tegenvoorstel van de Zeebrugse IVK-viskeurders inzake uurregeling.

Op 9 oktober 1997 liet het IVK aan zijn viskeurders weten dat een nieuwe regeling zou worden ingevoerd, waarbij het aantal keururen tot één vierde zou worden herleid. In Zeebrugge zou deze maatregel leiden tot het verdwijnen van de vier zelfstandige keurders. Zoals de procedure voorzag, maakten de Zeebrugse viskeurders in oktober een alternatief voorstel over aan het IVK. Ondanks diverse parlementaire tussenkomsten terzake staat de behandeling van dit tegenvoorstel midden februari 1998 nog nergens.

Daarom wens ik de geachte minister de volgende vragen te stellen :

1. Op 8 december 1997 verklaarde de minister in de kamercommissie van Volksgezondheid dat hij nog steeds niet in het bezit was van het tegenvoorstel van de Zeebrugse viskeurders. Nochtans hadden zij dit reeds op 15 oktober 1997 aan het hoofd van hun IVK-keurkring overgemaakt, nadat zij op 13 oktober de kennisgeving van de nieuwe regeling hadden ontvangen. Hiermee volgden zij de normale administratieve weg. Bovendien overhandigde een delegatie van de viskeurders op 21 oktober 1997 een nota met het tegenvoorstel aan de kabinetschef van de minister. De minister beloofde eerder de administratieve doorstroming van dit dossier te zullen onderzoeken. Wat zijn de resultaten van dit onderzoek ?

2. In zijn antwoord op een eerdere parlementaire vraag gaf de minister toe dat de vermindering van het aantal keururen nogal drastisch was, en gaf hij te kennen dat hij bereid was de alternatieve voorstellen te onderzoeken. Uit de gesprekken die tot nu toe hierover werden gevoerd is echter gebleken dat het IVK geenszins bereid is tot een compromis-regeling te komen en bijgevolg bij zijn eerste voorstel wenst te blijven. Is de geachte minister hiervan op de hoogte en is hij bereid hier iets aan te doen ?

3. In de vergadering van de kamercommissie van Volksgezondheid op 8 december 1997 verklaarde de minister dat de Oostendse keurders tweemaal zo snel zouden werken als de Zeebrugse, terwijl zij procentueel niet minder vis zouden afkeuren. In het jaarverslag 1996 van het IVK staat echter te lezen dat de hoeveelheid afgekeurde vis in Oostende 883 kg bedroeg, en in Zeebrugge 19 766 kg. Deze cijfers vertegenwoordigen respectievelijk 0,01 % van de totale hoeveelheid gekeurde vis in Oostende, en 0,14 % in Zeebrugge. De minister baseert zich bijgevolg op foutieve gegevens in zijn vergelijkende evaluatie van beide keurpunten. Wat is zijn reactie hierop ?

4. Ter verantwoording van de vermindering van het aantal keururen wordt verwezen naar het principe van de zelfbedruipende keuringssectoren, dat door een Europese richtlijn wordt opgelegd. Indien het principe tot op het niveau van de keurkringen wordt toegepast, kan dit voor Zeebrugge slechts gunstige gevolgen hebben, aangezien de viskeuring in de keurkring Brugge elk jaar aanzienlijke winstcijfers kan voorleggen : zo werd in 1996 een winst geboekt van 8,6 miljoen frank. Overigens heeft het IVK sinds zijn oprichting in 1986 eveneens belangrijke winsten gerealiseerd, waarvan reeds meer dan 1 miljard frank werd aangesproken ter financiering van andere diensten. Is het argument van de zelfbedruipendheid in het licht van deze gegevens volgens de geachte minister nog verdedigbaar ?

5. De viskeurders zijn het erover eens dat de voorgestelde IVK-uurregeling het onmogelijk maakt om de vis nog op een behoorlijke manier te keuren. Om representatieve stalen te kunnen nemen, is het namelijk noodzakelijk dat de keurders kunnen werken alvorens de vis in bakken wordt « afgeijsd ». Bij invoering van de nieuwe regeling zullen zij nog slechts de bovenaan gestapelde vis kunnen controleren, die vaak een flatterend beeld geeft van de betreffende visvoorraad. Hoe valt dit te rijmen met de belangen van de volksgezondheid ?